Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [woonplaats] ,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna: [verzoekster] ,
[verweerster],
gevestigd te [woonplaats] ,
in eerste aanleg: verweerster,
1.1. Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
- de vaststelling door de griffier van het hof bij brief van 20 januari 2017, na een aantal verzoeken tot aanhouding namens [verzoekster] , van een datum voor het getuigenverhoor aan de zijde van [verzoekster] op 12 april 2017;
- een e-mailbericht van 24 maart 2017 met bijlagen van mr. Buisman aan het hof;
- een brief van 27 maart 2017 van de griffier van het hof aan mrs. Buisman en Beijderwellen-Wittekoek;
- een akte ingedingbrenging producties, tevens nadere akte in het principaal en in het incidenteel appel van 28 maart 2017 namens [verzoekster] ;
- een brief van 30 maart 2017 van mr. Buisman aan het hof;
- een brief van 3 april 2017 van mr. Beijderwellen-Wittekoek aan het hof;
- de beslissing van de wrakingskamer van 13 juni 2017, waarin het verzoek namens [verzoekster] tot wraking van mrs. Knottnerus, Fikkers en Mulder is afgewezen;
- de nadere vaststelling door de griffier van het hof bij brief van 27 juni 2017 van de datum voor het getuigenverhoor aan de zijde van [verzoekster] op 18 september 2017;
- een brief van 8 september 2017 van mr. Buisman aan het hof;
- een brief van 13 september 2017 van de griffier van het hof aan mrs. Buisman en Beijderwellen-Wittekoek;
- het getuigenverhoor op 18 september 2017 aan de zijde [verzoekster] en het daarvan opgemaakte proces-verbaal;
10 oktober 2017 bij de informatiebalie in het Paleis van Justitie in Arnhem;
- een brief van 12 oktober 2017 van de griffier van het hof namens de voorzitter van de combinatie die de zaak behandelt aan mr. Buisman met afschrift aan mr. Beijderwellen-Wittekoek;
- een brief van 12 oktober 2017 van de griffier van het hof aan mr. Beijderwellen-Wittekoek met kopie aan mr. Buisman;
- een brief van 16 oktober 2017 van mr. Buisman met in 4-voud de USB-stick met de audio-opname, afgegeven op 17 oktober 2017 bij de informatiebalie in het Paleis van Justitie in Arnhem;
- een brief van 17 oktober 2017 van de griffier van het hof aan mr. Beijderwellen-Wittekoek (met kopie aan mr. Buisman) waarin de USB-stick en transcriptie wordt toegezonden;
- het schriftelijk bericht van 27 oktober 2017 namens [verweerster] .
2.De verdere beoordeling in hoger beroep
.Voor zover het de verzochte verhoging van de daadwerkelijk gemaakte proceskosten betreft is de vermeerdering van het verzoek en de overlegging van de bij dit verzoek behorende producties 8 tot en met 12 wel toelaatbaar.
De bewijsopdracht aan [verzoekster] heeft dan ook geen betrekking op de eventuele verplichting van [verzoekster] bij [verweerster] melding te maken van het seksueel contact tussen [x] en zijn pupil. In die zin is dan ook niet van belang of [verweerster] al op 20 november 2014 wist van het seksueel contact van [x] met zijn pupil. Die (eventuele) wetenschap behoefde [verweerster] niet met [verzoekster] te delen. Het hof benadrukt dat het in deze procedure gaat om eventueel ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] , niet van [verzoekster] .
“Het was de bedoeling op 21 november 2014 dat ik samen met mijn dochter een cadeautje voor de verjaardag van mijn kleinzoon zou gaan uitzoeken. Ik zou rond 14.00 uur bij mijn dochter aanwezig zijn. Zij belde mijn vrouw op een bepaald moment op en vertelde dat [y] [x] haar had gebeld en haar wilde spreken en dat [y] niet “leuk” klonk. Mijn vrouw en ik zijn toen wat eerder naar mijn dochter gegaan. Toen mijn vrouw en ik bij mijn dochter aankwamen troffen wij daar [y] [x] en haar kinderen aan en ook de kinderen van mijn dochter. Er werd behoorlijk gehuild. Als ik me goed herinner vroeg mijn vrouw toen wat er aan de hand was en toen vertelde [y] dat haar man seksueel contact had gehad met [zus pupil] , de zuster van [pupil] , die door [x] werd begeleid. Je weet in feite op zo’n moment niet hoe je moet reageren. Ik heb mij meer met mijn kleinkinderen bezig gehouden. Ook heb ik met de kinderen van [y] gepraat. Ik heb op een bepaald moment op de telefoon van [y] een appje gelezen van haar man, waarin hij schreef dat hij ook een seksuele relatie had met [pupil] . Als ik me goed herinner heeft mijn dochter ook dat appje gelezen, maar ik weet niet helemaal precies meer hoe het is gegaan. Wel weet ik dat op een bepaald moment de dochter van [y] de telefoon heeft gepakt, die haar moeder had weggesmeten. Kort daarvoor had [y] zelf in de kamer geschreeuwd dat haar man ook seks had gehad met [pupil] . Daar waren wij allemaal bij aanwezig. De dochter van [y] heet [kind 1] en de zoon van [y] heet [kind 2] . De zoon van [y] was woedend en liep de deur uit, waarna mijn dochter achter hem aan is gegaan. Mijn jongste dochter was ook gekomen en die heeft de kinderen van mijn dochter mee naar boven genomen. Op een bepaald moment kreeg [kind 1] berichtjes van haar vader waarin hij zijn spijt betuigde en waarin hij zei dat hij altijd een goede vader was geweest. Op grond van de toon van dat berichtje kreeg ik de indruk dat hij er een eind aan wilde maken. Mijn dochter was in alle staten en wilde naar [x] toe. Mijn vrouw heeft toen gezegd dat ik maar met haar mee moest gaan en toen zijn wij naar [plaatsnaam] , waar [x] woonde, gereden. Wij zagen toen dat zijn auto niet meer bij zijn huis stond. Toen zijn wij terug naar huis gereden. Op de terugweg naar het huis van mijn dochter is mijn dochter gaan appen met [getuige] , zij vertelde ook dat zij daar mee bezig was. Ik heb die appjes niet gelezen want ik was aan het rijden. Zij wilde het weekend namelijk niet werken, volgens mij was zij daar ook niet toe in staat. Op een bepaald moment hoorde ik dat [x] rond 19.00 uur bij mijn dochter thuis zou komen om tekst en uitleg te geven. Als ik mij goed herinner is dat geregeld via [y] , maar precies weet ik dat niet meer. Op een bepaald moment heeft [getuige] mijn dochter gebeld. Mijn dochter is toen naar buiten gelopen, omdat het nogal rumoerig binnen was. Ik heb niets gehoord van het gesprek tussen mijn dochter en [getuige] buiten. Op een bepaald moment heeft mijn dochter [y] gehaald, omdat [getuige] met [y] wilde spreken. Ook van dat gesprek heb ik niets gehoord, omdat het buiten plaatsvond. Op een bepaald moment kwam [y] weer naar binnen terug. Mijn vrouw en ik zijn toen naar buiten gegaan om een sigaretje te roken en daar was mijn dochter aan het bellen met [getuige] . Dat gesprek tussen [getuige] en mijn dochter heb ik gehoord. Ik hoorde toen dat mijn dochter, ik noem het maar het verhaal van de hele dag, aan [getuige] vertelde. Op de vraag van de raadsheer-commissaris om dit wat concreter te maken, antwoord ik dat mijn dochter vertelde dat ze niet kon werken vanwege alle toestanden rondom [x] en ik hoorde haar ook zeggen tegen [getuige] dat [x] seks had gehad met zowel [zus pupil] als [pupil] . Ik schat dat het gesprek tussen [getuige] en mijn dochter waarover ik net sprak, ongeveer 15 à 20 minuten heeft geduurd. Mijn vrouw en ik en mijn dochter stonden dicht bij elkaar, dus ik heb het gesprek goed gehoord.
“Het was de bedoeling op 21 november 2014 dat mijn man en mijn dochter een cadeautje voor onze kleinzoon zouden gaan kopen. Op een bepaald moment belde mijn dochter mij op en vertelde mij dat de vrouw van [x] ( [y] ) haar had opgebeld en nogal boos aan de telefoon had geklonken. Mijn dochter dacht dat het te maken had met een relatieadvies dat zij kort daarvoor aan de dochter van [x] had gegeven. Mijn dochter vroeg of ik en mijn man wilden komen, dat hebben we gedaan. Toen wij bij mijn dochter kwamen troffen wij daar [y] met haar twee kinderen ( [kind 1] en [kind 2] ) aan en iedereen was in tranen. Ik vroeg toen wat er aan de hand was en [y] gaf toen aan dat haar man een seksuele relatie met [zus pupil] had, [zus pupil] is de oudere zuster van de pupil van [x] , [pupil] . [y] vertelde dat haar man de dag daarvoor was weggestuurd van zijn werk en dat hij die ochtend, 21 november 2014, had bekend dat hij die seksuele affaire met [zus pupil] had gehad. Op een bepaald moment kreeg [y] een app en zij begon toen ongelooflijk te krijsen en te gillen. [y] had haar telefoon weggegooid en op een bepaald moment pakte haar dochter, [kind 1] , de telefoon. Ik stond daar bij en ik las, net als [kind 1] , de app die aan [y] was verstuurd. Volgens mij stond mijn dochter er ook bij. De app was afkomstig van [x] en in die app stond dat hij niet alleen een seksuele relatie met [zus pupil] had gehad, maar ook met [pupil] . Ik kan me niet meer herinneren of [y] heeft gezegd wat er in de app stond, het was chaotisch. De zoon van [y] liep naar buiten en mijn dochter is hem achterna gegaan. [kind 1] was aan het vloeken en aan het tieren en ook [kind 2] was enorm boos. Op een bepaald moment kwam er een appje bij [kind 1] of [kind 2] binnen, afkomstig van [x] , ik weet niet meer precies bij wie van de twee dit appje binnen kwam. Dit appje werd voorgelezen en daarin stond dat [x] spijt had, dat hij het niet altijd goed had gedaan en dat zij goed voor hun moeder moesten zorgen. Het leek een soort afscheidsappje. Mijn dochter was erg overstuur en wilde meteen in de auto stappen om naar [x] te gaan. Ik heb haar toen tegengehouden en tegen mijn man gezegd dat hij maar met haar mee moest gaan. Toen zijn mijn man en mijn dochter naar het huis van [x] gereden. Op een bepaald moment is er telefonisch contact geweest tussen [y] en [x] , ik weet niet meer wie wie heeft gebeld. Toen heb ik de suggestie gedaan dat [x] ’s avonds bij mijn dochter thuis zou komen zodat er met z’n allen verder gepraat zou kunnen worden. [y] heeft die suggestie overgenomen en dat tegen [x] gezegd. Uit dat telefoongesprek kwam ook naar voren dat [x] niet thuis was. Ik heb toen mijn dochter gebeld en dat tegen haar gezegd en aangegeven dat het beter was als ze weer naar huis zou komen. Dat is gebeurd. Op een bepaald moment kreeg mijn dochter telefoon, ik weet niet wie dat was, maar zij is toen naar buiten gelopen omdat het binnen zo rumoerig was. Op een bepaald moment heeft mijn dochter [y] gehaald en is [y] mee naar buiten gegaan om met degene die aan de telefoon was te bellen. Toen [y] weer terug naar binnen kwam, zijn mijn man en ik naar buiten gegaan om een sigaretje te roken. Toen hebben wij het telefoongesprek dat mijn dochter aan het voeren was, gehoord. Ik heb gedeelten van dat telefoongesprek gehoord. Ik heb mijn dochter horen zeggen dat zij niet in staat was te werken (op een nieuwe groep), omdat er zoveel gebeurd was thuis, dat [y] en de kinderen bij haar thuis waren en dat ze alle moeite deed om alles weer in het gareel te krijgen. Ik heb mijn dochter horen zeggen dat [y] een app van [x] had gekregen, waarin hij had laten weten dat hij zowel met [zus pupil] als met [pupil] seksueel contact had gehad. Ik leidde uit het telefoongesprek af dat mijn dochter met [getuige] aan het bellen was, maar het kan ook goed zijn dat toen [y] weer bij ons binnen kwam, zij vertelde dat [getuige] ( [getuige] ) aan de telefoon was. Ik schat dat het telefoongesprek ongeveer 10 à 15 minuten heeft geduurd. Waar het op neer kwam was dat mijn dochter vertelde wat er zoal was gebeurd vanaf het moment dat [y] bij haar thuis was gekomen, te weten de bekentenis van [x] van zijn seksuele relatie met [zus pupil] , de app van [x] aan [y] met betrekking tot [pupil] , de app van [x] aan zijn kinderen en het feit dat mijn dochter zelf erg van streek was en aangaf niet te kunnen werken. Toen [y] weer binnen kwam na haar telefoongesprek met [getuige] , heeft zij verteld dat zij zich had ziekgemeld.
“Op 21 november 2014 heb ik whatsappcontact gehad met [verzoekster] . Deze appjes zijn als productie VII37.1 overgelegd in de procedure. Het laatste appje van [verzoekster] dateert van 16.23 uur en daar heb ik niet meer op gereageerd. Ik heb om 17.40 uur [verzoekster] gebeld. Ik vond het niet gepast om nog verder te appen en het leek me goed dat ik telefonisch contact met haar had. Ik heb haar gebeld en heb haar gevraagd mij te vertellen wat er aan de hand was, waarom zij niet kon werken. Ik wilde met name weten waarom zij in haar app aan mij schreef “ik neem aan dat je begrijpt waarom”. [verzoekster] vertelde mij tijdens het telefoongesprek dat [y] en de kinderen bij haar thuis waren en dat [y] haar had verteld dat [x] op non-actief was gesteld in verband met seksueel contact met de zuster van de pupil van [x] en ander grensoverschrijdend gedrag. Ook heeft [verzoekster] mij tijdens het telefoongesprek verteld dat [x] berichten naar zijn kinderen had gestuurd waarbij het erop leek dat hij een einde aan zijn leven wilde maken. Ik kan mij niet herinneren dat [verzoekster] in dat telefoongesprek tegen mij iets heeft gezegd over seksuele contacten van [x] met zijn pupil, [pupil] . Desgevraagd verklaar ik nader dat daar zeker niet over is gesproken. Op een bepaald moment gaf [verzoekster] in het telefoongesprek aan dat [y] mij ook wilde spreken. Ik heb toen kort met [y] gesproken. [y] wilde met name weten hoe het verder zou gaan. Ik kon haar weinig mededelingen doen.
21 november 2014 om 16.07 uur aan [getuige] gevraagd of het mogelijk was om haar dat weekend uit de diensten te halen omdat zij het niet trok om bij [verweerster] te komen en er voor de kinderen te zijn, waarbij zij schrijft “ik neem aan dat je begrijpt waarom”. Het hof is van oordeel dat deze zinsnede niet als een melding aan [getuige] kan worden begrepen van seksueel contact tussen [x] en zijn pupil, temeer daar [getuige] als getuige heeft verklaard dat hij juist van [verzoekster] wilde weten waarom zij dit aan hem had geschreven. Als getuige heeft [verzoekster] slechts over een (eenmalige) melding aan [getuige] verklaard, maar die verklaring acht het hof, zoals hiervoor is overwogen, niet geloofwaardig.
25 november 2014 bij [verweerster] aan te geven dat zij er problemen mee had om in een team te moeten werken met een collega die volgens haar regelmatig naakt douchte met een pupil. Dat zij voorts kenbaar heeft gemaakt van [verweerster] te verwachten dat [verweerster] kort gezegd zou optreden in dergelijke situaties, valt eveneens te rechtvaardigen. Weliswaar kan de reactie van [verweerster] in het gesprek op 25 november 2014 dat [verzoekster] er eigenlijk niets van te vinden heeft dat ze met een bepaalde collega in een team gaat werken als niet heel tactvol en weinig genuanceerd worden bestempeld, maar het is in beginsel aan [verweerster] om haar teams samen te stellen (zie artikel 7:660 BW). Daarbij komt dat gesteld noch gebleken is dat tijdens het gesprek op 25 november 2014 hier al het laatste woord over was gezegd. De vraag of [verweerster] al dan niet (afdoende) maatregelen jegens genoemde medewerker heeft genomen, is een zaak tussen deze medewerker en [verweerster] , nog daargelaten dat [verzoekster] onvoldoende feiten of omstandigheden heeft gesteld die meebrengen dat [verweerster] op dit punt jegens haar te kort is geschoten. Ook ten aanzien van deze feiten en omstandigheden is geen sprake van ernstig verwijtbaar handelen of nalaten van [verweerster] .
betwist - valt, zonder nadere toelichting van [verzoekster] die ontbreekt, niet in te zien dat en zo ja op welke wijze dit in de arbeidsrechtelijke verhouding tussen [verzoekster] en [verweerster] als ernstig verwijtbaar handelen of nalaten jegens [verzoekster] kan worden gekwalificeerd.
3.De beslissing
wijst het verzoek van [verzoekster] tot toekenning van een billijke vergoeding af;