In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 november 2017. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die het wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat op € 11.946,00. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering verlaagd tot € 10.602, terwijl de verdediging stelde dat het bedrag op € 1.957,50 geschat moest worden.
Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 1 november 2018, waar de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Wormmeester, hun standpunten naar voren hebben gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die tussen 2016 en 2017 actief was in de drugshandel, financieel voordeel heeft genoten uit de verkoop van speed en XTC. Het hof heeft de verklaringen van de veroordeelde bij de politie als uitgangspunt genomen voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Na een gedetailleerde berekening, waarbij de inkoop- en verkoopprijzen van de drugs zijn meegenomen, heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.350,00. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. G.W. Jansink, en de advocaat-generaal, mr. J.B.H.M. Simmelink, en is openbaar uitgesproken.