ECLI:NL:GHARL:2018:10677

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
21-006351-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een strafzaak met betrekking tot drugshandel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 16 november 2017. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die eerder was veroordeeld voor overtredingen van de Opiumwet. De veroordeelde had hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank, die het wederrechtelijk verkregen voordeel had geschat op € 11.946,00. In hoger beroep heeft de advocaat-generaal de vordering verlaagd tot € 10.602, terwijl de verdediging stelde dat het bedrag op € 1.957,50 geschat moest worden.

Het hof heeft de zaak behandeld op de zitting van 1 november 2018, waar de veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Wormmeester, hun standpunten naar voren hebben gebracht. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde, die tussen 2016 en 2017 actief was in de drugshandel, financieel voordeel heeft genoten uit de verkoop van speed en XTC. Het hof heeft de verklaringen van de veroordeelde bij de politie als uitgangspunt genomen voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel.

Na een gedetailleerde berekening, waarbij de inkoop- en verkoopprijzen van de drugs zijn meegenomen, heeft het hof het wederrechtelijk verkregen voordeel vastgesteld op € 9.350,00. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling van dit bedrag aan de Staat. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier, mr. G.W. Jansink, en de advocaat-generaal, mr. J.B.H.M. Simmelink, en is openbaar uitgesproken.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006351-17
Uitspraak d.d.: 6 december 2018
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Noord-Nederland van 16 november 2017 met parketnummer 18-930104-16 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1995] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De veroordeelde heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door veroordeelde en zijn raadsvrouw, mr. M.H. Wormmeester, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd en opnieuw moet worden rechtgedaan.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 23.224,00 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag. De officier van justitie heeft ter terechtzitting de vordering verlaagd tot € 10.900.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 16 november 2017 het wederrechtelijk verkregen voordeel geschat op € 11.946,00 en aan veroordeelde de verplichting opgelegd dit bedrag aan de Staat te betalen.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 10.602.
De verdediging heeft zich, op grond van de feiten en omstandigheden als genoemd in de memorie van grieven van 11 oktober 2018, op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden geschat op € 1.957,50

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De veroordeelde is bij onherroepelijk vonnis van 16 november 2017 van de rechtbank Noord-Nederland (parketnummer 18.930104-16) ter zake van een overtredingen van de Opiumwet veroordeeld tot een taakstraf en een deels voorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit het bij voornoemd vonnis bewezen verklaarde handelen financieel voordeel heeft genoten.
Bij het vaststellen van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel neemt het hof als uitgangspunt het voornoemde vonnis en het proces-verbaal van de politie Eenheid Noord-Nederland. [1]
Veroordeelde heeft niet ontkend dat hij met de handel in speed en XTC geld heeft verdiend. Ter terechtzitting van de rechtbank heeft hij verklaard dat hij na carnaval in 2016 meer drugs is gaan verkopen tot eind april 2016. Carnaval 2016 was begin februari. Gelet hierop gaat het hof uit van een verkoop periode van 10 weken.
Het hof gaat bij de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel uit van de verklaringen van veroordeelde die hij heeft afgelegd bij de politie. De veroordeelde heeft hier tijdens de verhoren gedetailleerd en consistent verklaard. Anders dan de raadsvrouw stelt, acht het hof het niet geloofwaardig dat veroordeelde tijdens deze verhoren zijn aandeel in de verkoop van de drugs groter heeft gemaakt omdat hij zich stoer wilde voordoen. Ter terechtzitting bij hof kon veroordeelde desgevraagd ook niet aangeven waarom hij later op zijn eerdere bij de politie afgelegde verklaring is teruggekomen.
Verkoop speed
De veroordeelde heeft bij de politie verklaard dat hij tussen de 600 en 700 gram per week inkocht [2] . Daarvan gebruikte hij zelf 7 gram per dag. [3] Het hof gaat bij de berekening uit
650 - 49 = 601 gram verkochte speed per week.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij de speed inkocht voor € 1,60 per gram en verkocht voor € 3,30 per gram. [4]
Veroordeelde heeft aan de verkoop van speed het volgende verdiend:
Verkoop: 10 weken 601 gram à 3,30 per gram is € 19.833
Inkoop: 10 weken 601 gram à 1,60 per gram is
€ 9.616-/-

Bruto winst verkoop speed€ 10.217

Verkoop XTC
Veroordeelde heeft verklaard dat hij 50 tot 100 pillen XTC per week kocht waarvan 8 pillen voor eigen gebruik. [5]
Het hof gaat daarom uit van de verkoop van 75 - 8 = 67 pillen per week.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij de pillen inkocht voor € 2,25 tot € 3,50 per stuk. [6]
Het hof gaat uit van een inkoopprijs van € 2,88 per pil.
Veroordeelde heeft voorts verklaard de pillen te verkopen voor € 5 per stuk. [7]
Aan de verkoop van XTC heeft veroordeelde verdiend:
Verkoop: 10 x 67 x € 5 = € 3.350,00
Inkoop: 10 x 67 x € 2,88
= € 1.929,60-/-

Bruto winst= € 1.420,40

De totale bruto winst uit de verkoop van speed en XTC bedraagt:
€ 10.217 + € 1.420,40 =
€ 11.637,40
Kosten
Veroordeelde heeft verklaard dat hij veel kosten voor benzine heeft gehad voor de aflevering van de drugs. Veroordeelde heeft verklaard dat hij zo'n 200 tot 300 kilometer per dag reed. [8] Door de verdediging zijn deze kosten berekend op € 2.247,50 over een periode van tien weken. Het hof heeft geen reden om aan deze berekening te twijfelen. Het hof brengt daarom deze kosten in mindering op de bruto-opbrengst.

Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel

Gelet op het bovenstaande komt het hof tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel op € 11.637,40 - € 2.247,50 =
€ 9.389,90
Het hof stelt de verplichting tot betaling aan de Staat vast op afgerond
€ 9.350.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
9.389,90 (negenduizend driehonderdnegenentachtig euro en negentig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 9.350,-- (negenduizend driehonderdvijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 6 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. J.B.H.M. Simmelink, advocaat-generaal,
mr. G.W. Jansink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De veroordeelde is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s of bijlagen, als opgenomen in het door [verbalisant] , hoofdagent, op 27 juni 2016 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van politie eenheid Noord-Nederland, proces-verbaalnummer [nummer] , alsmede de daarbij behorende bijlagen in de vorm van processen-verbaal en overige bescheiden.
2.Dossierpagina 151, 5e alinea
3.Dossierpagina 147, 8e alinea
4.Dossierpagina 151, 5e alinea.
5.Dossierpagina 154, 7e alinea
6.Dossierpagina 171, 9e alinea
7.Dossierpagina 171, 10e alinea
8.Dossierpagina 173, 12e alinea