ECLI:NL:GHARL:2018:10674

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2018
Publicatiedatum
10 december 2018
Zaaknummer
21-006239-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in een hennepkwekerijzaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 6 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 2 november 2017. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een veroordeelde die betrokken was bij de teelt van hennep. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen de afwijzing van de vordering tot ontneming van het voordeel, dat was geschat op € 42.612,58. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft vastgesteld dat de veroordeelde uit de baten van een soortgelijk strafbaar feit financieel voordeel heeft genoten. Het hof heeft de opbrengst van de hennepkwekerij geschat op basis van de opbrengst per plant en de kosten die zijn gemaakt. De verdediging voerde aan dat er geen eerdere oogst was en dat de warmtemetingen andere oorzaken konden hebben. Het hof achtte de verklaring van de veroordeelde ongeloofwaardig en heeft de vordering tot ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel toegewezen. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 42.650,00.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006239-17
Uitspraak d.d.: 6 december 2018
TEGENSPRAAK
ONTNEMINGSZAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Overijssel van 2 november 2017 met parketnummer 08-730132-16 op de vordering ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, in de zaak tegen

[veroordeelde] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1969] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De officier van justitie heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 1 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens veroordeelde door zijn raadsvrouw, mr. M. Mulderij-Anker, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof verenigt zich niet met het vonnis waarvan beroep zodat dit behoort te worden vernietigd. Het hof doet daarom opnieuw recht.

Vordering

De inleidende schriftelijke vordering van de officier van justitie strekt tot schatting van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel op € 42.612,58 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag.
De rechtbank heeft in haar vonnis van 2 november 2017 de vordering van de officier van justitie afgewezen omdat het volgens de rechtbank onvoldoende aannemelijk is geworden dat er sprake is geweest van een eerdere oogst.
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat op € 42.612,58 en tot oplegging van de verplichting tot betaling aan de Staat van dit bedrag.
De verdediging heeft zich, op grond van de feiten en omstandigheden als genoemd in de pleitnota bij de rechtbank, op het standpunt gesteld dat de vordering dient te worden afgewezen omdat er geen aanwijzingen zijn voor een eerdere oogst.
Mocht het hof een eerdere oogst bewezen achten dan dient het bedrag dat veroordeelde aan Enexis moet betalen, te weten € 3.051,42 op de vordering in mindering te worden gebracht. Voorts dient ook de waarde van de in beslag genomen bedrijfswagen ad € 7.600 op de vordering in mindering te worden gebracht.

De vaststelling van het wederrechtelijk verkregen voordeel

De veroordeelde is bij onherroepelijk vonnis van 2 november 2017 van de rechtbank Overijssel (parketnummer 08/730132-16) ter zake van onder meer in de uitoefening van een beroep of bedrijf, opzettelijk telen, bereiden en bewerken van 471 hennepplanten in de periode van 2 december 2015 tot en met 3 februari 2016 veroordeeld tot een taakstraf en een voorwaardelijke gevangenisstraf.
Uit het strafdossier en bij de behandeling van de vordering ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat veroordeelde uit de baten van een soortgelijk strafbaar feit, gepleegd in de periode voorafgaande aan de even genoemde, financieel voordeel heeft genoten.
Bij het vaststellen van het door veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel neemt het hof als uitgangspunt het voornoemde vonnis en het proces-verbaal van de politie Eenheid Oost-Nederland. [1]
Op 19 november 2015 omstreeks 05:10 uur wordt op de woning aan de [adres] te [woonplaats] een warmtemeting uitgevoerd. Deze meting geeft een positieve uitslag. Ook op 22 januari 2016 geeft een warmtemeting een positieve uitslag [2]
Op 3 februari 2016 worden in de betreffende woning vier kweekruimtes met hennepplanten aangetroffen. In een ruimte, door de verbalisanten ruimte 1 genoemd, worden 204 planten aangetroffen en in ruimte genaamd ruimte 2 worden 50 planten aangetroffen, in ruimte 3 stonden 98 planten en in ruimte 4 stonden 199 planten. [3]
In ruimte 1 stonden 11 planten per m2.
In ruimte 2 stonden 10 planten per m2.
In ruimte 3 stonden 11 planten per m2.
In ruimte 4 stonden 12 planten per m2. [4]
De verbalisanten hebben in het proces-verbaal gerelateerd dat er aanwijzingen waren voor eerdere oogsten. Er werd geconstateerd dat er stof op de koolfilters aanwezig was. Er werden vervuilde knipscharen waarop zich hennepresten bevonden en slaolie aangetroffen. Ook bevond zich in de woning een vervuilde cannacutter. Voorts werden er bamboestokken die kunnen dienen ter ondersteuning van volgroeide hennepplanten, aangetroffen. [5]
De verdediging stelt zich op het standpunt dat er geen eerdere oogst is geweest. De verdediging voert daartoe onder meer aan dat de positieve warmtemetingen kunnen zijn veroorzaakt door een zonnebank of door het proefdraaien van assimilatielampen. De vervuiling op de koolstoffilters kan veroorzaakt zijn door de aangetroffen kweek en met de hennepschaartjes heeft veroordeelde wildgroei en blaadjes geknipt. De cannacutter is 2e hands aangeschaft hetgeen de vervuiling kan verklaren.
Het hof acht de verklaring van veroordeelde dat er geen eerdere oogst is geweest ongeloofwaardig. Zo is het wel erg toevallig dat net op het moment dat er een warmtemeting is gedaan veroordeelde op dat moment in de zeer vroege ochtend gebruik zou hebben gemaakt van de zonnebank of zou hebben proefgedraaid. In de woning van de veroordeelde is ook geen zonnebank aangetroffen. Noch heeft veroordeelde enig concreet of verifieerbaar bescheid laten zien die de aanwezigheid van een zonnebank in de woning kan onderbouwen.
Ook geven de verbalisanten aan dat de verkleuringen op de koolstoffilters minder sterk zijn ontwikkeld onder het bevestigingsmateriaal. Dit betekent dat de verkleuring is ontstaan na bevestiging van de filters in de kweekruimten van veroordeelde en niet op een andere locatie. Tevens is er slaolie aangetroffen, dat na het knippen van hennep wordt gebruikt om de snijvlakken van de scharen schoon te maken en de handen te wassen.
Veroordeelde heeft verklaard dat hij in augustus 2015 is begonnen met de voorbereiding van de kwekerij. De periode van augustus 2015 tot 3 februari 2016 bedraagt meer dan twintig weken. In die periode zijn uitgaande van een kweekcyclus van 10 weken twee oogsten mogelijk. De laatste oogst is door de verbalisanten aangetroffen en heeft dus niet tot een wederrechtelijk verkregen voordeel geleid. Het hof gaat daarom bij de berekening uit van één oogst.
Dat met de aanleg van de hennepkwekerij enkele weken gemoeid zijn, wil het hof wel geloven, maar een voorbereidingsperiode van augustus tot 2 december 2015, zoals de verdediging wil doen geloven, acht het hof niet aannemelijk.
Bij de schatting van het door de veroordeelde daarmee wederrechtelijk verkregen voordeel neemt het hof als uitgangspunt de standaardberekening en normen, zoals vastgelegd in het door het Functioneel Parket Afpakken van het openbaar ministerie (voorheen Bureau Ontneming Openbaar Ministerie (BOOM)) [6] uitgebrachte rapport met betrekking tot het wederrechtelijk verkregen voordeel van hennepkwekerijen bij binnenteelt onder kunstlicht, van 1 november 2010.
In dit rapport worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
- opbrengst hennep in grammen bij 10 planten per m2 30,5 gram per plant;
- opbrengst hennep in grammen bij 11 planten per m2: 30,0 gram per plant;
- opbrengst hennep in grammen bij 12 planten per m2: 29,6 gram per plant;
- opbrengst per gram hennep: € 3,28;
- de inkoopprijs per stek: € 2,85;
- de variabele kosten per stek: € 3,33;
- bij een hoeveelheid planten van 0-199 geldt een afschrijving van € 150,- per oogst en bij een hoeveelheid planten van 200-299 geldt een afschrijving van € 200.
Op grond van het hiervoor overwogene komt het hof tot de volgende schatting van de bruto opbrengst, de gemaakte kosten en de netto opbrengst.
Het totaal wederrechtelijk voordeel bedraagt:
ruimte 1 € 18.612,88
ruimte 2 € 4.532,50
ruimte 3 € 8.866,98
ruimte 4
€ 10.643,06+/+
totaal
€ 42.655,42
Anders dan door de verdediging bepleit, wordt de door de rechtbank in de hoofdzaak aan de benadeelde partij Enexis B.V. toegewezen vordering van € 3.421,89 niet in mindering gebracht op het wederrechtelijk verkregen voordeel nu deze vordering door veroordeelde in het geheel nog niet is betaald.
Ook de waarde van de verbeurd verklaarde bedrijfswagen wordt niet op de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering gebracht nu er tussen de bedrijfswagen en het met de hennepkwekerij behaalde wederrechtelijk verkregen voordeel geen directe relatie aannemelijk is geworden.

Schatting wederrechtelijk verkregen voordeel

Gelet op het bovenstaande komt het hof tot de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel in totaal op
€ 42.655,42.
Het hof stelt de verplichting tot betaling aan de Staat vast op afgerond
€ 42.650.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
Dit voorschrift is toegepast, zoals het gold ten tijde van de procedure.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van €
42.655,42 (tweeënveertigduizend zeshonderdvijfenvijftig euro en tweeënveertig cent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot
betaling aan de Staatter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van
€ 42.650,-- (tweeënveertigduizend zeshonderdvijftig euro).
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 6 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 6 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. J.B.H.M. Simmelink, advocaat-generaal,
mr. G.W. Jansink, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De veroordeelde is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.In de hierna te melden bewijsmiddelen wordt, tenzij anders vermeld, telkens verwezen naar dossierpagina’s of bijlagen, als opgenomen in het door [verbalisant] , hoofdagent, op 16 februari 2017 op ambtseed opgemaakt proces-verbaal van politie eenheid Oost-Nederland, proces-verbaalnummer [nummer] , alsmede de daarbij behorende bijlagen in de vorm van processen-verbaal en overige bescheiden.
2.Dossierpagina's 6, 11 en 12.
3.Dossierpagina 7.
4.Dossierpagina 7
5.Dossierpagina's 116 tot en met 121.
6.https://www.om.nl/@25044/wederrechtelijk/