Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[bedrijf appellant 1] B.V.,
[bedrijf appellant 2] B.V.,
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid[bedrijf verweerder 1] B.V.,
[bedrijf verweerder 2] B.V.,
[bedrijf verweerder 3] B.V.,
[verweerder 4],
[verweerster 5],
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
primair:
a. per jaar door [bedrijf verweerder 2] maximaal € 25.000 aan boetes kan worden verbeurd ongeacht het aantal overtredingen per jaar;
b. de boete enkel wordt verbeurd bij actief handelen door [verweerders] en niet bij handelen of nalaten van een derde waarop [verweerders] geen invloed hebben gehad voorafgaand aan deze handelingen;
c. de boete enkel wordt verbeurd na een adequate ingebrekestelling, waarbij [verweerders] een redelijke termijn wordt gesteld om alsnog na te komen en [verweerders] ook binnen die redelijke termijn toerekenbaar niet nakomt;
d. er op grond van de vaststellingsovereenkomst geen (inspannings)verplichting voor [verweerders] geldt om op te treden tegen derden die in strijd met de vaststellingsovereenkomst handelen;
e. het bepaalde in de vaststellingsovereenkomst uitsluitend betrekking heeft op opleidingen die zijn opgesomd in bijlage 1 en wel in de vorm waarin deze bestonden ten tijde van het aangaan van de overnameovereenkomst tussen [X] en Elsevier (ter verduidelijking: de opleidingen Security Awareness Luchtvracht, EHBO/BHV, VCA, BAL noch de algemene begrippen Logistiek, Logistieke opleidingen vallen hieronder);
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief 1 in het principaal appeldat in het geval van vermeldingen op websites en in publicaties van derden telkens een ingebrekestelling en/of sommatie noodzakelijk is om een boete te verbeuren. [verweerders] bestrijden met
grief 6 in het incidenteel appeldat de vaststellingsovereenkomst zover gaat dat daaronder ook het handelen van derden valt, ongeacht de vraag of [verweerders] bij dit handelen actief betrokken zijn geweest.
Grief 7 in het incidenteel appel, waarmee [verweerders] zich keren tegen de afwijzing van de door hen gevorderde verklaringen voor recht over deze geschilpunten, sluit daarop aan.
Voor zover de overtreding heeft plaatsgevonden, is correcte nakoming van de voortdurende verplichting tot het nalaten van de in de vaststellingsovereenkomst omschreven handelingen niet meer mogelijk. Een aanmaning of andere voorafgaande verklaring is dan niet vereist om de op de overtreding gestelde boete te kunnen vorderen. Op het moment van constatering van de overtreding is correcte nakoming voor de toekomst daarentegen nog wel mogelijk, waarschuwt een aanmaning of andere verklaring de mogelijke overtreder voor de aan zijn gedrag verbonden risico’s en stelt die hem in staat zijn gedrag voor de toekomst aan te passen. In zoverre is dus wel een aanmaning of andere voorafgaande verklaring nodig om de boete wegens het voortduren van de overtreding te kunnen vorderen.
per jaar.
- dat de boete een sanctie stelt op een potentieel diverse en omvangrijke groep van verschillende (mogelijke) overtredingen;
- dat aanspraak bestaat op boete ongeacht óf door een daadwerkelijke overtreding daadwerkelijk schade is geleden en - als schade is geleden - wat de hoogte van die schade is;
- dat de door [appellanten] voorgestane uitleg van de maximering het risico in het leven roept van in totaal verschuldigde boetes die in geen enkele reële verhouding staan tot daadwerkelijk geleden schade;
- dat dit risico slechts beperkt valt te ondervangen, omdat eventueel verschuldigde boetes slechts gematigd kunnen worden, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist;
- dat [appellanten] , indien de gemaakte afspraak bij de door [verweerders] voorgestane uitleg (toch) een ontoereikende prikkel voor nakoming zou bevatten, afdoende worden beschermd omdat zij (a) schadevergoeding kunnen vorderen, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist, en (b) een veroordeling kunnen vragen op straffe van een dwangsom zo daarvoor gronden zijn.
grief 4 in het principaal appeldat het gaat om een handelsnaamkwestie: het gaat in deze zaak niet om een inbreuk op een handelsnaam, maar om het niet nakomen van afspraken in de vaststellingsovereenkomst. [verweerders] keren zich met
grief 8 in het incidenteel appeltegen de afwijzing van hun vordering op dit punt. Zij stellen dat de vaststellingsovereenkomst uitsluitend betrekking heeft op de opleidingen die zijn opgesomd in bijlage 1 bij de overnameovereenkomst, met de benaming zoals daar vermeld. Volgens hen is er slechts strijd met de vaststellingsovereenkomst als een identieke opleiding zou worden gegeven onder een andere naam, uitsluitend om aan de vaststellingsovereenkomst te ontkomen. Zij willen dit vastgesteld zien met de gevorderde verklaring voor recht.
grieven 2, 3 en 4 in het incidenteel appelen
grief 6 in het principaal appelaan de orde worden gesteld. Het spreekt voor zich dat de bodemrechter hierover beslist los van de voorlopige voorzieningen die de voorzieningenrechter in de rechtbank en het hof hebben gegeven in de eerder gevoerde kort gedingen (artikel 257 Rv).
€ 10.500heeft verbeurd (€ 1.500 per overtreding en € 500 per dag dat de overtreding heeft voortgeduurd, over een periode van 18 dagen).
€ 1.500per overtreding verbeurd. Nu niet is gesteld of gebleken dat [appellanten] na de constatering van deze overtreding een aanmaning of andere voorafgaande verklaring hebben gestuurd, in elk geval niet voor het einde van 2012, kunnen zij echter geen boete vorderen wegens het voortduren van de overtreding in deze periode. De stelling van [appellanten] dat [bedrijf verweerder 2] de maximale boete van € 25.000 heeft verbeurd, wordt dus niet gevolgd.
€ 1.500per overtreding heeft verbeurd.
€ 1.500is verbeurd. Nu niet is gesteld of gebleken dat [appellanten] na constatering van deze overtreding een aanmaning of andere voorafgaande verklaring hebben gestuurd, kunnen [appellanten] echter geen boete vorderen wegens het voortduren van deze overtreding.
€ 1.500per overtreding verbeurd. Nu het hierbij om een eenmalige offerte gaat, is geen sprake van een voortdurende overtreding en is de daarop gestelde boete dus niet verbeurd. [appellanten] hebben verder nog gesteld dat op de website van [bedrijf verweerder 2] nog steeds BHV, VCA en luchtvrachtopleidingen worden aangeboden. Om de eerder in dit arrest genoemde redenen levert dit echter geen overtreding op, zodat daarvoor dus ook geen boete is verbeurd.
in totaal € 16.500aan boetes heeft verbeurd.
grief 6 in het principaal appelkomen [appellanten] verder op tegen de afwijzing door de rechtbank van de door hen gevorderde dwangsom. Zij voeren aan dat zij er, gelet op al hetgeen zij in deze procedure hebben aangevoerd, groot belang bij hebben dat [verweerders] de afspraken goed nakomen en geprikkeld worden en blijven tot nakoming van de vaststellingsovereenkomst. Volgens hen heeft de contractuele boete dat effect tot dusver nog niet gehad. In dat standpunt volgt het hof hen niet. Zoals volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, hebben [verweerders] in 2012 enkele overtredingen begaan en in 2016 nog één overtreding. Bij de overige door [appellanten] gestelde overtredingen blijkt veelal sprake te zijn van een te ruime uitleg van de verbodsbepalingen door [appellanten] , terwijl [verweerders] aan hun vordering ook niet ten grondslag leggen dat schade de verbeurde boetes overtreft. Voor het opleggen van een dwangsom, naast de contractuele boete die al op overtreding van de bepalingen van de vaststellingsovereenkomst is gesteld, ziet het hof onder deze omstandigheden geen aanleiding.
Grief 6 in het principaal appelis mede gericht tegen de beslissing van de rechtbank om [appellanten] te veroordelen in de proceskosten in reconventie. Ook deze grief faalt. De door [appellanten] gevorderde verklaring voor recht over de verbeurde boetes is immers slechts toewijsbaar voor het bedrag van € 16.500, waar [appellanten] in eerste aanleg € 1.071.000 en in hoger beroep zelfs € 1.132.500 hebben geclaimd. Dit is ruimschoots minder dan het bedrag dat [verweerders] al hebben betaald. De gevorderde dwangsom wordt niet toegewezen. [appellanten] zijn in reconventie dan ook terecht aangemerkt als de in het ongelijk gestelde partij, zodat zij de kosten daarvan moeten dragen.
grief 9 in het incidenteel appelkomen [verweerders] op tegen de afwijzing van hun vordering om [appellanten] te veroordelen in de kosten van de eerdere kort gedingprocedures. Het standpunt dat na een andersluidende uitkomst in een bodemgeschil de proceskosten in kort geding kunnen worden teruggevorderd op grond van onrechtmatige daad, vindt naar het oordeel van het hof geen steun in het recht. Het enkele feit dat in de bodemzaak anders wordt geoordeeld dan in het kort geding, maakt nog niet dat de partij die in de bodemzaak alsnog ongelijk krijgt eerder onrechtmatig heeft geprocedeerd. De proceskosten waarin de wederpartij in kort geding is veroordeeld, komen dus niet als schade voor vergoeding op deze grond in aanmerking. De grief treft dan ook geen doel.
grief 1 in het incidenteel appel, nu het hof de in deze grief aangevoerde feiten en omstandigheden hiervoor al in zijn beoordeling heeft betrokken.
6.De slotsom
7.De beslissing
a. [bedrijf verweerder 2] op grond van de vaststellingsovereenkomst maximaal een bedrag van € 25.000 aan boetes kan verbeuren per jaar, ongeacht het aantal overtredingen per jaar;
b. de boete enkel wordt verbeurd bij eigen handelen door [verweerders] (zoals bedoeld in rov. 5.8) en niet bij handelen of nalaten van een derde waarop [verweerders] geen invloed hebben gehad voorafgaand aan deze handelingen;
c. er op grond van de vaststellingsovereenkomst geen (inspannings)verplichting voor [verweerders] geldt om op te treden tegen gedragingen van derden die, als zij door partijen waren verricht, in strijd zouden zijn met de vaststellingsovereenkomst;