ECLI:NL:GHARL:2018:10553

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 december 2018
Publicatiedatum
5 december 2018
Zaaknummer
21-006428-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Heropening van het onderzoek naar meineed in hoger beroep met betrekking tot het Elektronisch Patiënten Dossier

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, is de verdachte, geboren in 1953, in hoger beroep gegaan tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel van 17 november 2016. Het hoger beroep betreft een beschuldiging van meineed. Tijdens de zittingen op 31 augustus en 21 november 2018 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, die een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, heeft geëist.

Echter, tijdens de beraadslaging in raadkamer kwam naar voren dat het onderzoek niet volledig was geweest. Het hof oordeelde dat nader onderzoek noodzakelijk was voor de waarheidsvinding. Het hof heeft de zaak daarom verwezen naar de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris voor verder onderzoek, met specifieke aandacht voor het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD) van de verdachte.

Het hof heeft een aantal vragen geformuleerd die beantwoord moeten worden, waaronder het verkrijgen van een overzicht van alle handelingen in het EPD, de integrale inhoud van documenten die aan het EPD zijn toegevoegd, en verduidelijking van afkortingen en tijdstippen die in de documentatie zijn vermeld. Het hof heeft besloten het onderzoek te heropenen en de stukken in handen te stellen van de raadsheer-commissaris, die verantwoordelijk is voor het uitvoeren van de noodzakelijke onderzoekshandelingen. De zaak zal worden hervat op een nog nader te bepalen datum.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006428-16
Uitspraak d.d.: 5 december 2018
TEGENSPRAAK

Tussenarrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 17 november 2016 met parketnummer 08-770126-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1953,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 31 augustus 2018 en 21 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. J. Anker, naar voren is gebracht.

Heropening van het onderzoek

Tijdens de beraadslaging in raadkamer is gebleken, dat het onderzoek niet volledig is geweest, aangezien het hof het in het belang van de waarheidsvinding acht dat er nader onderzoek wordt verricht. Het hof verwijst daarom de zaak in volle omvang naar de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris teneinde nader onderzoek in de zaak te verrichten.
Daarbij dient de raadsheer-commissaris in ieder geval het navolgende onderzoek te laten verrichten.
Het hof acht het van belang nader te worden geïnformeerd over het Elektronisch Patiënten Dossier (hierna: EPD) van [naam 1] , en dan in het bijzonder over de volgende gegevens:
 Een overzicht van alle handelingen die
vanaf 8 juli 2013 tot hedenin het EPD zijn verricht inclusief de data, tijdstippen en de namen van de betrokken personen die deze handelingen hebben verricht. Zoals onder meer het openen van het EPD, het toevoegen van notities aan het EPD, het toevoegen aan en opslaan van documenten in het EPD, dan wel het verwijderen van notities en documenten in het EPD etcetera.
 De integrale inhoud van alle toegevoegde documenten en bestanden in het EPD
vanaf 8 juli 2013 tot heden, waaronder de inhoud van het ingescande document ‘checklist overleden personen’ dat volgens de zich in het dossier bevindende zogenaamde dagstaat op 9 juli 2013 om 15.07 uur aan het EPD is toegevoegd.
Daarnaast acht het hof het van belang antwoord te krijgen op de volgende vragen:
 Waar staan alle afkortingen voor die op de zich in het dossier bevindende dagstaat van 9 juli 2013 van het EPD zijn vermeld?
 Waar staan alle afkortingen voor die op de op 20 november 2018 door de huisarts [naam 2] overgelegde ‘geknipt en geplakte’ uitwerking van de notities van 9 juli 2013 staan vermeld?
 Waarom staan in de voornoemde dagstaat andere tijdstippen vermeld bij de ‘notitie/memo’ dan die in de op 20 november 2018 door de huisarts [naam 2] overgelegde ‘geknipt en geplakte’ uitwerking hiervan?
 Waarom staat er in de uitwerking bij de ene notitie (overeenkomstig de dagstaat) [afkorting 1] en bij de andere notitie (van 15:07 uur / 10:21 uur) [afkorting 2] (anders dan op de dagstaat) vermeld? Waar staat in dit verband [afkorting 2] voor?
 Is het technisch mogelijk dat de ingescande ‘checklist overleden personen’ niet op 9 juli 2013 aan het EPD is toegevoegd maar op een latere datum, waarbij wél de datum 9 juli 2013 als registratiedatum staat vermeld in het EPD, hetgeen door de huisarts [naam 2] als mogelijkheid is genoemd in zijn email van 20 november 2018?
 Wat wordt bedoeld met ‘postverwerking’ in de op 20 november 2018 door de huisarts [naam 2] overgelegde ‘geknipt en geplakte’ uitwerking van de notities van 9 juli 2013?
Teneinde bovenstaande vragen beantwoord te krijgen verwijst het hof de zaak naar de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris teneinde een deskundige te benoemen op het gebied van de technische mogelijkheden, functionaliteiten en praktische toepassingsmogelijkheden van het EPD in het onderhavige geval en voorts de onderzoekshandelingen te (laten) verrichten die hem/haar geraden voorkomen.
Voorts overweegt het hof dat de raadsheer-commissaris gehouden is om - naast de in dit tussenarrest geformuleerde vragen - alle vragen te stellen die de raadsheer-commissaris geraden voor komen, en naar aanleiding van zijn/haar bevindingen alle onderzoekshandelingen te verrichten die hem/haar dienstig voor komen.
Gelet op het voorgaande, heropent het hof het onderzoek en stelt de stukken in handen van de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris teneinde voornoemde te realiseren.

BESLISSING

Het hof:
Heropent het onderzoek.
Stelt de stukken in handen van de (gedelegeerd) raadsheer-commissaris, belast met de behandeling van strafzaken in dit hof teneinde uitvoering te geven aan bovenstaande onderzoekshandelingen en overigens al hetgeen te doen dat hij/zij dienstig acht uit het oogpunt van waarheidsvinding.
Bepaalt dat het onderzoek zal worden hervat tegen een nog nader te bepalen terechtzitting.
Beveelt de oproeping van de verdachte tegen het nog nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsman van de verdachte.
Aldus gewezen door
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. L.J. Bosch, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. A. Dörholt, griffier,
en op 5 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 5 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. E.M.J. Brink, voorzitter,
mr. S.H.G. du Fossé, advocaat-generaal,
J.B. Schwerzel, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het tussenarrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.