ECLI:NL:GHARL:2018:10514

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
200.226.054/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schadevergoeding en aansprakelijkheid bij vernieling toegangshek in paardenzaken

In deze tussenuitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gedateerd 4 december 2018, staat de aansprakelijkheid van [geïntimeerde] centraal in een geschil over de schade aan een toegangshek. De zaak is ontstaan na een incident waarbij [geïntimeerde], die (mede)eigenaar is van het paard [B], met een vrachtauto door een afgesloten hek reed om het paard op te halen. Dit gebeurde tegen de zin van [D], de (middellijk) eigenaar van het terrein. Het hof onderzoekt de feiten en de juridische context van de vordering van Investment Drenthe B.V., die schadevergoeding eist voor de vernieling van het hek. De kantonrechter had eerder Investment niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen, omdat zij geen eigenaar van het hek zou zijn. Het hof oordeelt dat Investment na een cessie van vorderingen van [D] en Diamond Invest, nu wel rechthebbende is op de schadevergoeding. Het hof concludeert dat [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld door zonder toestemming het terrein op te rijden, en dat zij hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade aan het hek. De omvang van de schade moet echter verder worden onderzocht, en het hof vraagt om aanvullende informatie over de kosten en de status van het beschadigde hek. De zaak wordt verwezen naar de rol voor akte aan de zijde van Investment.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.226.054/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 5651390 CV EXPL 17-593)
arrest van 4 december 2018
in de zaak van
Investment Drenthe B.V.,
gevestigd te De Kiel,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in reconventie,
hierna:
Investment,
advocaat: mr. H.J. Berends, kantoorhoudend te Zwolle,
tegen
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna:
[geïntimeerde],
advocaat: mr. J. Doornbos, kantoorhoudend te Groningen.

1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg

1.1
Het verloop van de procedure in eerste aanleg is weergegeven in de vonnissen van
21 maart en 1 augustus 2017 van de rechtbank Noord-Nederland, afdeling civiel, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).

2.Het verloop van de procedure in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit:
- de appeldagvaarding van 20 oktober 2017;
- de memorie van grieven, tevens vermeerdering van eis (met producties);
- de memorie van antwoord (met producties);
- de akte uitlating producties.
2.2
Vervolgens hebben partijen de processtukken ingediend en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De (vermeerderde) vordering van Investment in hoger beroep strekt ertoe dat het vonnis van de kantonrechter van 1 augustus 2017 wordt vernietigd, dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling van € 13.549,- met wettelijke rente en € 6.514,95 aan beslagkosten, een en ander te vermeerderen met proceskosten (en nasalaris), dat de reconventionele vordering van [geïntimeerde] alsnog wordt afgewezen en dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot terugbetaling van wat Investment op grond van genoemd vonnis aan haar heeft voldaan.

3.De vermeerdering van eis

3.1
Investment heeft in de memorie van grieven haar eis vermeerderd, in die zin dat zij nu ook de opslagkosten vordert van de vrachtwagen van [geïntimeerde] waarop zij conservatoir beslag heeft doen leggen.

4.De vaststaande feiten

4.1
Het hof ziet reden de feiten zelfstandig vast te stellen.
4.2
[geïntimeerde] is (mede)eigenaar van het paard [B] , dat doorgaans bij haar op stal staat. [C] , de dochter van [geïntimeerde] , heeft een relatie met [D] (hierna: [D] ), die aan het adres [a-straat] 28a te [E] woont. [D] is (middellijk) bestuurder en aandeelhouder van Investment.
4.3
Het erf van het adres [a-straat] 28a te [E] is afgesloten met een hekwerk met grondmotor en intercomsysteem (hierna: het hek).
4.4
Op 21 augustus 2016 is [C] tijdens een wedstrijd van een paard gevallen. Het paard [B] was ook mee naar deze wedstrijd. Zij heeft daarbij een hersenschudding opgelopen. Na de wedstrijd heeft [C] [B] niet naar de stal van [geïntimeerde] gebracht, maar meegenomen naar de [a-straat] 28a te [E] .
4.5
Op 22 augustus 2016 zijn [geïntimeerde] en een kennis, [F] (hierna: [F] ), het paard met een Volvo-vrachtauto gaan ophalen. [D] wilde het paard niet meegeven en heeft om die reden het hek niet geopend. [geïntimeerde] is met de vrachtauto tegen het hek aangereden, waarna het hek naar binnen toe openging. Zij heeft het paard vervolgens in de vrachtauto geladen. [D] had het hek inmiddels met kettingen afgesloten. [F] , die de vrachtauto bestuurde, en [geïntimeerde] zijn vervolgens met de vrachtauto door het hek naar buiten gereden.
4.6
[D] heeft op 22 augustus 2016 aangifte van vernieling gedaan van "
het toegangshek bij mijn woonhuis".
4.7
Uit kadastrale gegevens volgt dat ten tijde van het incident [D] eigenaar was van kadastraal perceel Sleen [00000] van 2201 m2 met als omschrijving "wonen erf - tuin", plaatselijk bekend [a-straat] 28a [E] en Diamond Invest BV (hierna: Diamond) eigenaar was van kadastraal perceel Sleen [00001] van 14.374 m2 met als omschrijving "bedrijvigheid (kas) erf - tuin ", met hetzelfde adres.
4.8
Op 2 september 2016 heeft Hoving Hekwerk een bedrag van € 9.830,- ex. BTW
(€ 11.894,30 incl. BTW) gefactureerd aan Investment. In de factuur wordt verwezen naar "order nr 7731".
Hoving heeft ook op 2 september 2016 een offerte uitgebracht - met nummer "DJH - 7331"- betreffende het demonteren van kapot gereden poortvleugels en het leveren van een nieuw poort model met bijbehorende werkzaamheden voor een bedrag van € 9.830,- ex. BTW.
4.9
Investment heeft in februari 2017 in een advertentie op marktplaats een elektrische sierpoort voorzien van "Amigo Genius Grond Motoren" te koop aangeboden. In de omschrijving van het te koop aangebodene is onder meer vermeld:
"
Hekwerk Heeft Schade voor iemand die handig is nog prima iets van te maken voor een leuke prijs!! zit las en richtwerk aan".
4.1
Investment heeft na verkregen verlof conservatoir beslag (met bewaring) doen leggen ten laste van [geïntimeerde] op een Volvo vrachtauto en op een Mercedes personenauto.
4.11
Op 24 januari 2018 hebben zowel [D] als Diamond ieder afzonderlijk in een "akte van openbare cessie" voor zover zij een vordering op [geïntimeerde] hebben in verband met de vernieling van het hek deze vordering aan Investment gecedeerd. In de considerans van de beide aktes is onder meer het volgende vermeld:
"
a) Investment Drenthe heeft bij dagvaarding (…) in een juridische procedure betrokken mevrouw (…) [geïntimeerde] (…). Investment Drenthe vordert in die procedure in de kern dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot vergoeding van de door Investment Drenthe geleden schade vanwege de vernieling van een toegangshek dat zich bevond op de grond gelegen aan de [a-straat] 28a, te vermeerderen met rente en kosten."
In de considerans van de akte tussen Investment en [D] is vervolgens bepaald:
"
d) De grond gelegen aan de [a-straat] 28a, waarop het hek in kwestie zich bevond, bestaat uit twee kavels, kadastraal bekend als SLEEN [00000] en SLEEN [00001] . Het hek bevond zich op het perceel [00001] . Echter, in dit stadium valt niet uit te sluiten dat [geïntimeerde] zich in de procedure op het standpunt zal stellen dat het hek zich niet (volledig) op de kavel[00001] ter plaatse stond, maar dat deze zich (gedeeltelijk) op de kavel [00000] bevond. SLEEN [00000] was ten tijde van de vernieling van het hek eigendom van [D] . Teneinde de noodzaak tot het voeren van een eventuele discussie op dit onderdeel op voorhand te voorkomen, wordt voor zover [D] een vordering op [geïntimeerde] mocht hebben tot schadevergoeding vanwege de vernieling van het hek, deze vordering middels onderhavige akte aan Investment Drenthe gecedeerd."
In de considerans van de akte tussen Investment en Diamond is vervolgens het volgende bepaald:
d)
De grond gelegen aan de [a-straat] 28a, waarop het hek in kwestie zich bevond, bestaat uit twee kavels, kadastraal bekend als SLEEN [00000] en SLEEN [00001] . Het hek bevond zich op het perceel [00001] . SLEEN [00001] was ten tijde van de vernieling van het hek eigendom van Diamond Invest. In de visie van de kantonrechter kan Diamond Invest dan ook als eigenaar van het hek ten tijde van het verlies daarvan schade vorderen van [geïntimeerde] .e) Onderhavige akte strekt ertoe dat Diamond Invest deze vordering op [geïntimeerde] aan Investment Drenthe overdraagt, opdat Investment Drenthe Vergoeding van die schade kan vorderen van [geïntimeerde] ."
In artikel 1 van de akte is bepaald:
"
Diamond Invest [en in de akte tussen [D] en Investment: [D] ] draagt hierbij haar [en in de akte tussen [D] en Investment: zijn] vordering tot schadevergoeding vanwege de vernieling van het hek, alsmede alle eventuele daarmee direct samenhangende vorderingen, over aan Investment Drenthe. Investment Drenthe aanvaardt deze cessie."

5.De vorderingen en beslissingen in eerste aanleg

5.1
Investment heeft gevorderd dat [geïntimeerde] wordt veroordeeld tot betaling aan haar van een bedrag van € 13.549,-, te vermeerderen met wettelijke rente, proceskosten en een bedrag van € 1.076,- aan beslagkosten. Aan deze vorderingen legt zij ten grondslag dat [geïntimeerde] onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld door het toegangshek te vernielen. De kosten van vervanging van het hekwerk bedragen volgens Investment € 13.549,10.
5.2
[geïntimeerde] heeft verweer gevoerd. Zij heeft allereerst bestreden dat Investment eigenaar is van het toegangshek. Niet Investment, maar [D] en Diamond zijn eigenaar van het perceel [a-straat] 28a te [E] . Bovendien heeft zij bestreden het hekwerk te hebben vernield. Het hek ging gewoon open toen zij er met de vrachtauto langzaam tegenaan reed. Toen de vrachtwagen het perceel verliet, werd deze niet door haar maar door [F] bestuurd. Ten slotte heeft [geïntimeerde] de omvang van de schade betwist.
5.3
[geïntimeerde] heeft in reconventie opheffing van het gelegde conservatoire beslag en afgifte van de vrachtwagen bevolen en veroordeling van Investment tot schadevergoeding van
€ 1.400,-, te vermeerderen met € 350,- voor ieder weekend dat [geïntimeerde] na 10 maart 2017 genoodzaakt is geweest vervangend vervoer voor haar paarden te huren. Investment heeft verweer gevoerd tegen de reconventionele vorderingen.
5.4
Nadat de kantonrechter in het vonnis van 21 maart 2017 een comparitie van partijen had gelast en deze comparitie was gehouden, heeft de kantonrechter in het vonnis van
1 augustus 2017 Investment in conventie niet-ontvankelijk verklaard in haar vorderingen en in reconventie opheffing van het beslag op de vrachtwagen bevolen en Investment veroordeeld tot betaling van een schadevergoeding van € 1.400,-, een en ander met veroordeling van Investment in de proceskosten in conventie en in reconventie. Aan deze beslissingen heeft de kantonrechter ten grondslag gelegd dat Investment geen eigenaar van het toegangshek is. Tenzij sprake is van bijzondere omstandigheden, kan alleen de eigenaar van het hek bij verlies daarvan schade lijden. Dergelijke omstandigheden zijn gesteld noch gebleken, aldus de kantonrechter.

6.De bespreking van de grieven

6.1
Met
grief 1komt Investment op tegen het oordeel van de kantonrechter dat zij geen vorderingsrecht heeft. Investment voert allereerst aan dat zij op 22 augustus 2016 enig huurster was van het perceel waarop het toegangshek stond. Zij verwijst in dit verband naar een factuur van 11 mei 2017 van Diamond aan haar met als omschrijving “huur grond met foliekassen” en van het bewijs van betaling van die factuur. Zij had als huurster recht en belang om het vernielde toegangshek zo snel mogelijk te vervangen en kan de in dat verband gemaakte herstelkosten als haar eigen schade vorderen, aldus Investment.
6.2
[geïntimeerde] heeft bestreden dat Investment het perceel huurde. Zij wijst erop dat het hek op twee percelen stond, waarvan er één van [D] was. Dat Investment ook van [D] huurde, heeft zij niet aangevoerd. De overgelegde factuur dateert van 11 mei 2017, ruimschoots na het incident. Als er toen al een huurovereenkomst bestond, staat daarmee niet vast dat ook in augustus 2016 al sprake was van een huurovereenkomst, aldus [geïntimeerde] .
6.3
Het hof is, met [geïntimeerde] , van oordeel dat Investment onvoldoende heeft onderbouwd dat zij in augustus 2016 het perceel al huurde (van Diamond). Investment heeft geen huurcontract overgelegd en evenmin informatie verstrekt over de ingangsdatum van de huurovereenkomst en de huurprijs. Uit de overgelegde factuur kan deze informatie evenmin worden afgeleid. In de factuur wordt weliswaar een bedrag van € 20.000,- in rekening gebracht, maar op welke periode dat bedrag betrekking heeft, is niet vermeld. Nu Investment haar stelling dat zij op 22 augustus 2016 huurster was van het perceel onvoldoend heeft onderbouwd, komt het hof niet toe aan het door Investment op dit punt gedane bewijsaanbod, dat overigens onvoldoende specifiek is.
6.4
Investment voert vervolgens aan dat [D] en Diamond voor zover zij een vordering hebben op [geïntimeerde] deze vordering aan haar hebben gecedeerd, zodat indien niet zij maar [D] en/of Diamond een vordering had op [geïntimeerde] zij inmiddels rechthebbende is op deze vordering en zij om die reden ontvankelijk is in haar vorderingen. [geïntimeerde] heeft de rechtsgeldigheid van de cessie betwist. De cessie heeft een voorwaardelijk karakter en voor overdracht van een vordering is vereist dat deze voldoende bepaald is. Dat is niet het geval, nu zowel Diamond als [D] zich op het standpunt stellen dat zij geen vordering hebben, aldus [geïntimeerde] .
6.5
Het hof volgt [geïntimeerde] niet in dit betoog. In artikel 1 van de beide aktes, hiervoor aangehaald in rechtsoverweging 4.11, is duidelijk omschreven dat de cessie de schadevergoedingsvordering op [geïntimeerde] vanwege de vernieling van het toegangshek betreft. In de considerans is aangegeven dat partijen bij de cessie primair van mening zijn dat Investment aanspraak heeft op vergoeding van deze schade, maar dat indien het oordeel van de kantonrechter juist is, Diamond als eigenaar van het perceel waarop het toegangshek staat (en, indien het standpunt van [geïntimeerde] gevolgd moet worden dat [D] mede-eigenaar is ook [D] ) voor dat geval haar (hun) vordering overdraagt (overdragen) aan Investment. Deze vordering - die strikt genomen niet voorwaardelijk is, omdat het bestaan ervan niet afhankelijk is van een toekomstige gebeurtenis waarvan onzeker is of deze zal intreden - is voldoende bepaald. De akte bevat voldoende gegevens op basis waarvan, zelfs zonder enige moeite, kan worden vastgesteld welke vordering het betreft.
6.6
Voor levering van een vordering als deze zijn een daartoe bestemde akte en mededeling daarvan aan de debiteur vereist. Aan het vereiste van een akte is voldaan, aan het mededelingsvereiste ook. Investment heeft de beide aktes overgelegd in haar memorie van grieven en daarin mededeling gedaan van de cessie. Dat de mededeling door [geïntimeerde] is ontvangen, volgt uit haar memorie van grieven waarin ze op de aktes reageert.
6.7
De conclusie is dat Investment eind januari 2018 - de memorie van grieven dateert van 30 januari 2018 - rechthebbende is geworden op de vordering van Diamond en/of [D] op [geïntimeerde] in verband met de vernieling van het toegangshek, zo Diamond en/of [D] een dergelijke vordering hebben. Ten tijde van het vonnis in eerste aanleg was Investment nog geen rechthebbende op de vordering. Dat betekent dat zij terecht niet-ontvankelijk is verklaard in haar vorderingen. In zoverre faalt de grief. De grief slaagt voor zover deze ertoe strekt dat Investment na de cessie wel rechthebbende is op een vordering van [geïntimeerde] indien [geïntimeerde] onrechtmatig heeft gehandeld.
6.8 Het voorgaande betekent ook dat toen Investment conservatoir beslag legde zij nog geen rechthebbende was op de vordering, zodat zij ten onrechte beslag heeft gelegd. De kantonrechter heeft Investment dan ook terecht veroordeeld in de proceskosten in conventie en heeft haar vordering tot vergoeding van de beslagkosten terecht afgewezen.
Grief 3, die is gericht tegen de proceskostenveroordeling in eerste aanleg, faalt dan ook. De in appel vermeerderde eis betreffende de kosten van het gelegde beslag is, nu het beslag ten onrechte is gelegd, evenmin toewijsbaar. De kantonrechter heeft de reconventionele vordering tot opheffing van het beslag daarentegen terecht toegewezen. Voor zover
grief 4gericht is tegen dit oordeel, faalt de grief. Deze grief slaagt wel voor wat betreft de door de kantonrechter toegewezen schadevergoeding van € 1.400,-. In de toelichting op de grief betoogt Investment dat [geïntimeerde] deze vordering niet heeft onderbouwd. Het hof stelt vast dat [geïntimeerde] noch in eerste aanleg noch in hoger beroep heeft aangegeven op welke wijze zij het vervangend vervoer, waarvan zij de kosten vordert, heeft geregeld. Zo heeft zij niet gesteld van wie zij een auto heeft gehuurd en heeft zij geen bewijsstukken over de kosten van de huur (rekeningen of betalingsbewijzen) in het geding gebracht. Dat had, gelet op het door Investment in de memorie van grieven gevoerde verweer wel op haar weg gelegen. Het hof zal deze vordering dan ook afwijzen.
6.9
Hoewel haar vordering tot schadevergoeding dus niet toewijsbaar is, is [geïntimeerde] in reconventie grotendeels in het gelijk gesteld. De hoofdvordering, tot opheffing van het beslag, is immers wel toewijsbaar. Dat betekent dat Investment als de overwegend in het ongelijk gestelde partij terecht in de proceskosten in reconventie is veroordeeld.
Grief 5, die is gericht tegen de proceskostenveroordeling in reconventie, faalt dan ook.
6.1
De vraag die resteert is of Investment op grond van de beide cessies wel een vordering op [geïntimeerde] heeft op grond van onrechtmatige daad. Investment meent van wel. Indien [geïntimeerde] het hek al niet heeft vernield toen zij met de vrachtauto door het gesloten hek het erf opreed en om die reden onrechtmatig heeft gehandeld, was zij op grond van artikel 6:166 BW hoofdelijk aansprakelijk voor de schade aan het hek als die schade is ontstaan toen haar vriendin [F] met de vrachtauto door het gesloten hek naar buiten reed. [geïntimeerde] zat bij [F] in de cabine en is samen met haar ook het door het hek afgesloten terrein opgereden, aldus Investment.
6.11
[geïntimeerde] bestrijdt dat zij aansprakelijk is. Volgens haar is er pas schade aan het hek ontstaan toen de vrachtauto door het hek het erf afreed. [F] is met de vrachtauto door het hek gereden omdat de inzittenden van de vrachtauto werden bedreigd. Het hek was afgesloten en een neef van [D] bedreigde hen met een honkbalknuppel en een hockeystick. [F] heeft uit noodweer, en dus niet onrechtmatig, gehandeld, waardoor niet aan de vereisten van artikel 6:166 BW is voldaan, zo begrijpt het hof het verweer van [geïntimeerde] .
6.12
Het hof zal er, bij wijze van veronderstelling, met [geïntimeerde] vanuit gaan dat het hek niet is beschadigd toen [geïntimeerde] met de vrachtauto door het gesloten hek het erf opreed. Het staat niet ter discussie dat [geïntimeerde] geen toestemming had van de (middellijk) eigenaar en gebruiker van het erf om het erf op te rijden met de vrachtauto. Uit de stellingen van partijen volgt dat zij voor deze actie van [geïntimeerde] al geruime tijd hadden gedelibereerd over de afgifte van het paard en de toegang tot het hek en dat ook de politie was ingeschakeld. Ook als [C] , zoals uit haar schriftelijke verklaring volgt, uiteindelijk toestemming had gegeven om het paard mee te geven, is daarmee nog niet gegeven dat [geïntimeerde] ook van [D] , als (middellijk) eigenaar van het terrein, toestemming had het terrein op te rijden.
Het feit dat het hek gesloten bleef, wijst ook niet op toestemming het terrein op te rijden. Gesteld noch gebleken is dat [geïntimeerde] aan [D] gevraagd heeft of zij het terrein op kon rijden. Door desalniettemin met de vrachtauto door het gesloten hek het terrein op te rijden, heeft [geïntimeerde] het recht in eigen handen genomen en heeft zij onrechtmatig gehandeld, ook als daardoor nog geen schade is ontstaan aan het hek. [F] trok samen met [geïntimeerde] op en zat, zo? volgt uit de stellingen van partijen, ook al in de vrachtwagen toen deze, bestuurd door [geïntimeerde] , door het gesloten hek het terrein opreed. [geïntimeerde] en [F] hebben door het erf op te rijden de confrontatie met [D] en de zijnen opgezocht.
Zelfs indien, zoals [geïntimeerde] stelt, nadien een voor haar en [F] bedreigende situatie ontstond - een met kettingen afgesloten hek en een neef van [D] die hen met een hockeystick en honkbalknuppel bedreigde -, levert die situatie geen geslaagd beroep op noodweer - de noodzakelijke verdediging van eigen of eens anders lijf, eerbaarheid of goed tegen ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding (vgl. art. 41 Sr.) - op. Wie de gelegenheid heeft om (escalatie van) de confrontatie te voorkomen, maar dat nalaat en juist de confrontatie aangaat, kan niet zeggen dat de verdediging noodzakelijk was; er bestond immers een gelegenheid om het niet tot een verdediging te laten komen.
6.13
De conclusie is dat het verweer van [geïntimeerde] dat [F] zich kan beroepen op een rechtvaardigingsgrond en dus niet onrechtmatig heeft gehandeld niet slaagt. [F] heeft dan ook onrechtmatig gehandeld door met de vrachtauto door het inmiddels met kettingsloten afgesloten hek het erf af te rijden, daarbij schade toebrengend aan het hek. Nu [F] en [geïntimeerde] bij het op- en afrijden van het erf samen optrokken - ze zijn beiden in de vrachtauto het afgesloten erf opgereden met de bedoeling het paard mee te nemen tegen de zin van de eigenaar van het erf en zijn beiden in dezelfde vrachtauto het erf ook weer afgereden door een afgesloten hek, terwijl sprake was van een zeer gespannen situatie - behoorde [geïntimeerde] te begrijpen dat daarbij schade kon ontstaan, onder meer aan het afgesloten hek. Daarmee is zij hoofdelijk aansprakelijk voor de schade die daarbij aan het hek is ontstaan.
6.14
Ten aanzien van de omvang van de schade geldt het uitgangspunt dat wanneer, zoals hier, een zaak geheel en al verloren gaat voor de rechthebbende doordat herstel niet mogelijk is of economisch onverantwoord, deze door dit verlies een nadeel lijdt in zijn vermogen gelijk aan de waarde van de zaak. Indien de desbetreffende, verloren gegane zaak een exemplaar is zonder eigen, individueel bepaalde kenmerken, van een soort waarvoor een voor het publiek toegankelijke markt bestaat, zal de rechthebbende door dit verlies een nadeel in zijn vermogen lijden dat in het algemeen kan worden gesteld op de waarde in het economisch verkeer van de zaak ten tijde van het verlies, de “marktwaarde” (vgl. Hoge Raad 10 februari 2017, ECLI:NL:HR:2017:208).
6.15
Het hof stelt vast dat partijen in hun discussie over de omvang van de schade dit uitgangspunt wat uit het oog hebben verloren. Investment vordert niet de marktwaarde van het toegangshek, maar de kosten van het aanbrengen van een nieuw toegangshek, terwijl [geïntimeerde] ter discussie stelt dat de facturen van de leverancier van het nieuwe toegangshek zijn betaald. Het hof heeft dan ook behoefte aan meer informatie over de omvang van de schade. Investment dient bij akte de volgende informatie te verstrekken:
- Hoe oud was het beschadigde/vernielde toegangshek, wat is de levensduur van een dergelijk hek en hoeveel kostte het toegangshek toen het werd aangeschaft (Investment dient een bewijsstuk in het geding te brengen)?
- Is het beschadigde toegangshek verkocht? Zo ja voor welk bedrag? (Investment dient een bewijsstuk van de verkoopopbrengst in het geding te brengen).
Indien het toegangshek niet verkocht is, wat is daarvan de reden, nu Investment het wel op Marktplaats te koop heeft aangeboden?
- Dient bij de omvang van de schade rekening te worden gehouden met BTW? Indien wel, waarom is de BTW niet verrekenbaar voor Diamond, [D] en/of Investment?
- Hebben Diamond en/of [D] in verband met deze schade een uitkering van een verzekeraar ontvangen?
(Investment dient een afschrift van de relevante polissen in het geding te brengen en toe te lichten dat deze schade niet onder de verzekeringsdekking valt dan wel, indien de schade wel onder de dekking valt, waarom geen aanspraak is gemaakt op een uitkering of deze uitkering is geweigerd. In het laatste geval dient Investment de correspondentie met de verzekeraar in het geding te brengen. Indien wel een uitkering is ontvangen, dient Investment informatie te verstrekken over de hoogte van de uitkering.)
In de akte kan zij, desgewenst, haar standpunt over de omvang van de schade toelichten. De akte is niet bedoeld om ook andere onderwerpen aan de orde te stellen.
6.16
[geïntimeerde] kan bij antwoordakte (uitsluitend) op de akte reageren. Het staat partijen uiteraard vrij om, nu het hof verschillende knopen heeft doorgehakt, te proberen alsnog een regeling te treffen.

7.De beslissing

Het gerechtshof, voordat het verder beslist:
verwijst de zaak naar de rol van 15 januari 2019 voor akte aan de zijde van Investment;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. H. de Hek, mr. I.F. Clement en mr. M. Willemse en is in het openbaar uitgesproken op 4 december 2018 door de rolraadsheer, in aanwezigheid van de griffier.