ECLI:NL:GHARL:2018:10496

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
21-001281-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opruiing en aanzetten tot geweld via sociale media

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is beschuldigd van opruiing en het aanzetten tot geweld tegen personen, specifiek gericht op toeristen uit Israël. De tenlastelegging betreft uitlatingen die de verdachte op sociale media heeft gedaan, waarin hij opriep tot geweld tegen deze groep. Het hof heeft de zaak behandeld op basis van het onderzoek dat heeft plaatsgevonden tijdens de zitting op 20 november 2018 en de eerdere zitting in eerste aanleg. De verdachte heeft zijn uitlatingen verdedigd door te stellen dat hij enkel een publiek debat wilde stimuleren, maar het hof oordeelde dat zijn woorden redelijkerwijs niet anders konden worden geïnterpreteerd dan als een aansporing tot geweld. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte op Facebook een oproep heeft gedaan die aanzet tot geweld en discriminatie, en heeft geoordeeld dat hij opzettelijk de kans heeft aanvaard dat zijn uitlatingen zouden leiden tot strafbare feiten. De verdachte is schuldig bevonden aan beide feiten en is veroordeeld tot een taakstraf van 60 uur en 30 dagen hechtenis, voorwaardelijk.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001281-18
Uitspraak d.d.: 4 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 19 februari 2018 met parketnummer 16-652104-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1985,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. A. Boumanjal, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2015 tot en met 15 oktober 2015 te Naarden en/of Bussum en/of Hilversum, althans in Nederland, in het openbaar, mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding, tot enig strafbaar feit en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag heeft opgeruid, door op facebook en/of in een tweet de volgende tekst te plaatsen en/of weer te geven: "Is het misschien een goed idee om toeristen uit Israël (kinderen niet) vanaf vandaag in Nederland totall loss te slaan?" en/of "wie niet luisteren wil, moet maar voelen, genoeg is genoeg!!!" en/of "tijd om een duidelijk signaal af te geven vind ik";
2:
hij in of omstreeks de periode van 13 oktober 2015 tot en met 15 oktober 2015 te Naarden en/of Bussum en/of Hilversum, althans in Nederland, in het openbaar, mondeling, bij geschrift en/of bij afbeelding heeft aangezet tot haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten Joden en/of Israëliers en/of gewelddadig optreden tegen mensen, te weten Joden en/of Israëliers, wegens hun ras en/of godsdienst en/of levensovertuiging door op facebook en/of in een tweet de volgende tekst te plaatsen en/of weer te geven: "Is het misschien een goed idee om toeristen uit Israël (kinderen niet) vanaf vandaag in Nederland totall loss te slaan?" en/of "wie niet luisteren wil, moet maar voelen, genoeg is genoeg!!!" en/of "tijd om een duidelijk signaal af te geven vind ik".
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Door en namens verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep aangevoerd dat niet bewezen kan worden dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan opruiing (feit 1) en het aanzetten tot geweld (feit 2) omdat de opzet daartoe ontbrak. Verdacht had niet de opzet bij anderen een gedachte te laten postvatten een strafbaar feit te plegen en het verlangen op te wekken dit strafbare feit te bewerkstellingen. Verdachte zou daarom van de tenlastegelegde vrijgesproken dienen te worden.
Hij heeft aangevoerd, zakelijk samengevat, dat hij slechts heeft willen prikkelen om een publiek debat over de staat Israël op gang te krijgen. Daarbij heeft hij gewezen op de formulering waarin de vorm van een vraag en gebruik van het woord “misschien” krachtverminderend zijn. Het bericht moet worden gezien in de context van de foto van een gewond kind met de gevoelens die dit oproept. De bewoordingen zijn ook vrij onzinnig. Ook zou moeten worden gekeken naar het karakter van de boodschapper, namelijk iemand die graag tegen schenen schopt.
Verdachte heeft niet betwist dat hij zijn uitspraken in het openbaar heeft gedaan of dat het in “total loss” slaan van personen een strafbaar feit zou zijn.
Het hof is van oordeel dat dit verweer wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Het hof overweegt daarbij nog als volgt.
De verdachte heeft op Facebook de volgende uitlating gedaan:
"Is het misschien een goed idee om toeristen uit Israël (kinderen niet) vanaf vandaag in Nederland total loss te slaan?"
Wie niet luisteren wil, moet maar voelen, genoeg is genoeg!!!
Tijd om een duidelijk signaal af te geven vind ik.
14 jaar nog maar, en nu al koelbloedig neergeschoten en uitgescholden tot zijn laatste adem!!!!
Moge Allah swt hem belonen met djenna.”
Het bericht is volgens de schermafdrukken in het dossier geplaatst op 13 oktober 2015 om 12:04 uur. Het bericht staat bij een foto op internet waarop te zien is dat een jongen gewond op de grond ligt en daarbij is als tekst opgenomen :
“Palestinian child shot by Israels's illegal occupation clutching on to his last breath. Israelis stand by and chant ‘die, die you son of a bitch, die’!"
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde als volgt.
In artikel 131 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr) is opruiing tot enig strafbaar feit of tot gewelddadig optreden tegen het openbaar gezag strafbaar gesteld. Opzet ligt besloten in de delictshandeling ‘opruien’.
Het hof is van oordeel dat de door de verdachte gedane uitlating redelijkerwijs niet anders kan worden begrepen dan als een aansporing om personen uit Israël te mishandelen. Daarbij geldt dat de tekst zijn geheel en in de context moet worden begrepen. Anders dan door de verdachte is bepleit, maakt het gebruik van witregels geenszins duidelijk dat zinnen niet met elkaar in verband moeten worden gebracht. De tekst leest als één samenhangende reactie op de bijstaande foto en in die reactie wordt aangemoedigd over te gaan tot actie met woorden als: niet luisteren maar “voelen”, “genoeg is genoeg” en “een duidelijk signaal” afgeven. Die actie staat beschreven in de eerste zin, namelijk “total loss” slaan van “toeristen uit Israël”. Dat het eerste deel van de tekst in een vragende vorm is gesteld doet aan het vorenstaande niet af, temeer daar de tekst niet zozeer het karakter van een open, maar eerder van een retorische vraag heeft.
Het is geenszins aannemelijk geworden dat de lezer van deze tekst uit het feit dat deze boodschap afkomstig was van verdachte, zou afleiden dat deze niet moet worden begrepen als een aanmoediging of aansporing tot het plegen van een strafbaar feit. Dit kan ook niet uit de context worden afgeleid. De foto met tekst, waarop verdachte reageert, doet het voorkomen alsof een kind door de Israëlische autoriteiten is neergeschoten en vervolgens op wrede wijze dood wordt gewenst. In die context is de reactie van verdachte te lezen als een oproep tot tegengeweld.
Het hof hecht geen geloof aan de stelling van de verdachte dat hij met deze uitlatingen alleen maar een publiek debat op gang wilde brengen. Dit blijkt nergens uit. De in de tekst gebruikte bewoordingen en de toonzetting nodigen allerminst uit tot een open gedachtewisseling. Uit de wijze van openbaren of andere omstandigheden van het geval is dit evenmin af te leiden. Dat verdachte twee dagen na plaatsing van zijn Facebook-bericht in het televisieprogramma [naam] een nadere uitleg heeft proberen te geven aan dit bericht is niet relevant. Het delict was toen immers al voltooid.
Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat verdachte wel degelijk de opzet had in anderen de gedachte aan een strafbaar feit en/of het verlangen naar het plegen daarvan te doen postvatten.
Ook als geen vol opzet zou kunnen worden aangenomen, is hoe dan ook sprake van voorwaardelijk opzet. Gelet op de aard van de uiting zoals hiervoor omschreven, heeft verdachte de aanmerkelijke kans op het genoemde gevolg in het leven geroepen. Verdachte heeft verklaard een scherpe tekst te hebben willen plaatsen om een discussie op gang te krijgen. Dit houdt naar het oordeel van het hof in dat verdachte wel degelijk wilde dat zijn bericht als een oproep tot geweld werd begrepen en dat hij op zoek was naar de publieke verontwaardiging die dit teweeg zou brengen. Hieruit leidt het hof af dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op het gevolg heeft aanvaard.
Het hof overweegt ten aanzien van het onder 2 tenlastegelegde als volgt.
De verdachte wordt onder feit 2 verweten dat hij zich met zijn tekst schuldig heeft gemaakt aan het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen personen wegens ras en of godsdienst,
in de zin van artikel 137d Sr. De strafbaarheid onder dat artikel begint waar kritiek ontaardt in het aanzetten tot gewelddadig optreden tegen de persoon of een goed van mensen of groepen mensen van een ander ras en/of andere godsdienst, waartegen de kritiek gericht is.
Hierboven is al geoordeeld dat de uitlatingen van verdachte niet anders kunnen worden begrepen dan als een aanmoediging om een bepaalde groep mensen, namelijk personen afkomstig uit de staat Israël, iets aan te doen. Hierin ligt het in artikel 137d Sr bedoelde aanzetten besloten. Naar het oordeel van het hof kunnen de uitlatingen, mede gelet op de context waarin zij zijn gedaan en hun onderlinge samenhang, niet anders worden gelezen dan dat anderen daadwerkelijk worden aangespoord om zich tegen de voormeld omschreven personen uit Israël gewelddadig te gedragen. Deze uitlatingen kunnen in geen enkel opzicht geacht worden een bijdrage te leveren aan het maatschappelijk debat.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij op
in of omstreeks de periode van13 oktober 2015
tot en met 15 oktober 2015te
Naarden en/of Bussum en/ofHilversum,
althans in Nederland,in het openbaar,
mondeling,bij geschrift
en/of bij afbeelding, tot enig strafbaar feit
en/of gewelddadig optreden tegen het openbaar gezagheeft opgeruid, door op facebook
en/of in een tweetde volgende tekst te plaatsen
en/of weer te geven: "Is het misschien een goed idee om toeristen uit Israël (kinderen niet) vanaf vandaag in Nederland totall loss te slaan?" en
/of"wie niet luisteren wil, moet maar voelen, genoeg is genoeg!!!" en
/of"tijd om een duidelijk signaal af te geven vind ik";
2:
hij op
in of omstreeks de periode van13 oktober 2015
tot en met 15 oktober 2015te
Naarden en/of Bussum en/ofHilversum,
althans in Nederland,in het openbaar,
mondeling,bij geschrift
en/of bij afbeeldingheeft aangezet tot
haat tegen en/of discriminatie van mensen, te weten Joden en/of Israëliers en/ofgewelddadig optreden tegen mensen, te weten
Joden en/ofIsraëliers, wegens hun ras
en/of godsdienst en/of levensovertuigingdoor op facebook
en/of in een tweetde volgende tekst te plaatsen
en/of weer te geven: "Is het misschien een goed idee om toeristen uit Israël (kinderen niet) vanaf vandaag in Nederland totall loss te slaan?" en
/of"wie niet luisteren wil, moet maar voelen, genoeg is genoeg!!!" en
/of"tijd om een duidelijk signaal af te geven vind ik".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
het in het openbaar bij geschrift tot enig strafbaar feit opruien.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
in het openbaar bij geschrift aanzetten tot gewelddadig optreden tegen persoon van mensen wegens hun ras.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Het hof heeft bij zijn strafoplegging het volgende in aanmerking genomen. De verdachte heeft zich op Facebook uitgelaten op een wijze die niet anders kan worden beschouwd dan als opruiend, dan wel aanzettend tot geweld. Hij heeft doen voorkomen alsof het plegen van strafbare feiten tegen de inwoners van Israël als gelegitimeerd mag worden beschouwd. Met zijn uitlatingen, die via het internet openbaar toegankelijk waren, heeft de verdachte gezorgd voor gevoelens van onrust en onveiligheid in de samenleving.
Het hof heeft voorts acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 23 oktober 2018, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder is veroordeeld voor het plegen van soortgelijke strafbaar feiten.
Het hof is - alles afwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke taakstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt. Anders dan door de raadsman betoogd vindt het hof, mede gelet op de ernst van de bewezenverklaarde opruiing, in het tijdsverloop sedert het begaan van de thans bewezenverklaarde feiten geen aanleiding om een lagere taakstraf op te leggen dan de rechtbank heeft gedaan.

Vorderingen van de benadeelde partijen [benadeelde 1] en [benadeelde 2]

Het hof ziet zich allereerst voor de vraag gesteld of de benadeelde partijen in hun vorderingen kunnen worden ontvangen.
Voorop staat dat degene die rechtstreeks schade heeft geleden door een strafbaar feit op grond van artikel 51f, eerste lid (https://www.navigator.nl/document/openCitation/id4a1e0501a5abab619302e49fe6c83dd0), van het Wetboek van Strafvordering zich met een vordering tot schadevergoeding als benadeelde partij kan voegen in het strafproces. Ook uit artikel 361, tweede lid (https://www.navigator.nl/document/openCitation/iddd28395f5c53bfa47bc7c45921799197), van het Wetboek van Strafvordering volgt onder andere dat de benadeelde partij alleen ontvankelijk is in haar vordering als sprake is van schade die rechtstreeks aan haar is toegebracht.
Het hof is van oordeel dat in casu geen sprake is van schade die rechtstreeks is toegebracht aan de benadeelde partijen, omdat de strafbare uitlatingen van verdachte onvoldoende specifiek op de betreffende benadeelde partij zijn gericht. Verdachte heeft zich uitgelaten over een bepaalde groep en in beginsel niet over een individu. De bewezenverklaarde feiten zijn door de wetgever ook in de eerste plaats strafbaar gesteld ter bescherming van een algemeen en niet van een individueel belang. Daarom is er geen sprake van rechtstreekse schade in de zin van artikel 361, tweede lid (https://www.navigator.nl/document/openCitation/iddd28395f5c53bfa47bc7c45921799197), van het Wetboek van Strafvordering. Dat brengt met zich dat het hof de benadeelde partijen niet-ontvankelijk zal verklaren. Het hof komt daarmee niet toe aan een verdere, inhoudelijke beoordeling van de vorderingen
Daarmee wil het hof niet tot uitdrukking brengen dat de uitlatingen van verdachte niet kwetsend zijn en op individuele personen diepe indruk kunnen maken. Het hof spreekt hiermee slechts uit dat in het strafproces geen ruimte is voor beoordeling van de gevorderde schade.
Het hof zal uitspreken dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57, 131 en 137d van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
60 (zestig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.

Vorderingen van de benadeelde partijen

Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 1] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Verklaart de benadeelde partij [benadeelde 2] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Bepaalt dat partijen ieder hun eigen kosten dragen.
Aldus gewezen door
mr. M.E. van Wees, voorzitter,
mr. G. Mintjes en mr. P.R. Wery, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. D. Mientjes, griffier,
en op 4 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 4 december 2018.
Tegenwoordig:
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
J. Zeilstra, advocaat-generaal,
mr. R. Hermans, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.