ECLI:NL:GHARL:2018:10495

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 december 2018
Publicatiedatum
4 december 2018
Zaaknummer
21-000034-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor vuurwapenbezit, bedreiging en diefstal met geweld

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte is veroordeeld voor het bezit van vuurwapens en munitie, bedreiging met geweld en diefstal met geweld. De feiten vonden plaats tussen februari 2017 en december 2017. De verdachte had meerdere wapens van categorie III in zijn bezit en bedreigde een slachtoffer via sociale media. Daarnaast heeft hij samen met anderen een mobiele telefoon en andere goederen van een ander gestolen, waarbij geweld is gebruikt. Het Openbaar Ministerie had terbeschikkingstelling met dwangverpleging gevorderd, maar het hof oordeelde dat er geen psychische stoornis kon worden vastgesteld. De rechtbank had de verdachte eerder veroordeeld tot 30 maanden gevangenisstraf, maar het hof heeft deze straf verhoogd naar 36 maanden, rekening houdend met de ernst van de feiten en de recidive van de verdachte. Het hof heeft de eerdere veroordeling vernietigd en opnieuw recht gedaan, waarbij het de verdachte schuldig bevond aan de tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000034-18
Uitspraak d.d.: 4 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 december 2017 met parketnummer 16-705343-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1993,
thans verblijvende in P.I. [locatie]

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 20 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal strekkende tot:
 veroordeling van verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest;
 oplegging van de maatregel tot terbeschikkingstelling van verdachte met bevel tot verpleging van overheidswege.
Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. C.H. van Keulen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank Midden-Nederland heeft verdachte ter zake het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is -na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in eerste aanleg- tenlastegelegd dat:
1:
hij in of omstreeks de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [plaats 1] , althans in Nederland,
(telkens) een of meer wapens van categorie III, te weten
  • een vuurwapen (pistool), merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm, en/of
  • een vuurwapen (revolver), een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni)
en/of (telkens) munitie van categorie III, te weten
A) 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm, en/of
B) 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en/of
C) 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri voorhanden heeft gehad;
2:
hij in of omstreeks de periode van 14 januari 2017 tot en met 8 februari 2017 te [plaats 2] en/of te [plaats 1] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte (telkens) opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] (via WhatsApp en/of via Instagram) de volgende woorden toegevoegd: "wil je naar de politie gaan, dan ga je helemaal nergens meer veilig zijn" en/of "plus me goon heb ik al gezegd hij knalt je kop eraf als je een move maakt" en/of "ik ga je kk bek voor je laten slopen", althans (telkens) woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking, en/of
die [slachtoffer 1] in een (WhatsApp) videogesprek een vuurwapen (pistool), althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of daarmee gezwaaid en/of dit in de richting van de camera (en daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] ) gericht;
3:
hij op of omstreeks 11 februari 2017 te [plaats 3] , althans in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een huissleutel, sigaretten en/of wiet, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan en/of vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en/of [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) van voormeld misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat verdachte en/of zijn mededader(s)
  • de punt van een mes, althans van een scherp en puntig voorwerp (met een lemmet van 40 centimeter) tegen de buik van die [slachtoffer 2] heeft/hebben gezet en/of
  • die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen het gezicht heeft/hebben gegeven en/of
  • een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 3] heeft/hebben gericht en/of
  • die [slachtoffer 2] daarbij dreigend de woorden heeft/hebben toegevoegd: "broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt" en/of "stil zijn", althans woorden van gelijke dreigende aard en/of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

met betrekking tot feit 1:
Door de verdachte is verklaard dat hij geen vuurwapens en munitie voorhanden heeft gehad, maar wel nepwapens. Die nepwapens toonde hij in de filmpjes op internet.
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte vrijgesproken dient te worden van feit 1 nu er onvoldoende bewijs is dat verdachte de door de politie aangetroffen wapens in de vakantiewoning aan de [adres 1] voorhanden heeft gehad. Verdachte was zich niet bewust van de aanwezigheid van die wapens en had daar ook niet de beschikkingsmacht over, aldus de raadsvrouw.
Ook betoogde zij ter onderbouwing van de verklaring van verdachte dat hij nepwapens had, dat er wel degelijk nepwapens bestaan die doorgeladen kunnen worden. Zij heeft daartoe een e-mail van wapendeskundige W. Kerkhoff (NFI) overgelegd.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Voor beantwoording van de vraag of sprake is van ‘het voorhanden hebben’ van wapens/munitie zijn drie factoren richtinggevend, namelijk de aanwezigheid van die wapens/munitie, de machtsrelatie tussen de verdachte en die wapens/munitie en de bewustheid van de verdachte (ten opzichte van de aanwezigheid ervan). In het onderhavige geval heeft de verdachte bewustheid van de aanwezigheid van de wapens en munitie in de woning waar hij werd aangehouden en regelmatig verbleef, ontkend.
Uit de voorhanden zijnde bewijsmiddelen blijkt het volgende.
Op het Instagram-account ' [naam 1] ' werd op 7 februari 2017 een video geplaatst door het account ' [naam 2] ', naar eigen zeggen het account van [verdachte] . Verbalisant [verbalisant 1] bekijkt deze video. [verbalisant 1] heeft ambtshalve veel met [verdachte] te maken gehad en herkent [verdachte] op de beelden van de video.
Op die video heeft [verdachte] een dubbelloops geweer in zijn handen en richt daarmee op de camera. Ook wordt de bijbehorende munitie getoond, die uitgestald staat op tafel. Vervolgens heeft [verdachte] een pistool in zijn handen en wijst ook daarmee naar de camera. Op de video is een salontafel met een stalen gelast frame en een glazen plaat en hieronder een vloerkleed met rode en witte vierkante vakken en bruine accenten te zien. [verdachte] zit op een rode bank met witte gordijnen op de achtergrond.
Verbalisant [verbalisant 2] ziet op 9 februari 2017 omstreeks 00.30 uur een livestream op Instagram van het account ' [naam 2] '. [verbalisant 2] heeft als wijkagent in [plaats 4] in de periode 2013-2016 veelvuldig contact gehad met [verdachte] . Op de livestream ziet hij [verdachte] met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp in de hand. [verdachte] brengt dit vuurwapen viermaal naar achteren en weer naar voren en neemt de patroonhouder er aan de onderzijde van dit wapen uit. De uitgeworpen patronen worden weer in de patroonhouder geplaatst en doorgeladen door [verdachte] . [verdachte] legt vervolgens het vuurwapen naast zich neer en pakt een dubbelloops jachtgeweer met een afgekorte loop. [verdachte] brengt dit jachtgeweer voor de camera in beeld. [verbalisant 2] ziet op een gegeven moment dat er daadwerkelijk patronen in dit geweer zitten.
[verbalisant 2] heeft van deze livestream opnames gemaakt op zijn eigen telefoon.
Verbalisant [verbalisant 1] bekijkt de door verbalisant [verbalisant 2] opgenomen livestream. [verbalisant 1] ziet daarop dezelfde vuurwapens als op de video van 7 februari 2017.
Op 9 februari 2017 om 21.30 uur is er weer een livestream op Instagram van het account ' [naam 2] '. Verbalisant [verbalisant 1] ziet daarop een man met een masker en een muts op en een politiejas aan onder een rode jas. Aan de stem en de ogen herkent hij de man als [verdachte] . Bovendien is bij de politie bekend dat [verdachte] over een politiejas beschikt. Ook een tweede man komt in beeld. Beiden zitten op de rode bank met witte gordijnen op de achtergrond, welke bank en gordijnen in de eerdere video ook al te zien waren.
Op 9 februari 2017 meldt de ex-vriendin van [verdachte] zich bij de politie. Zij verklaart dat [verdachte] haar op 30 januari 2017 een video stuurde via WhatsApp waarin hij zwaaide met een pistool en daarmee op de camera richtte. Bij de politie laat zij foto's achter waarmee [verdachte] haar bang heeft gemaakt. Op één van die foto's (dossierpagina 1019) staan twee mannen met een vuurwapen in hun hand gericht op de camera. Deze foto is ter zitting van het hof aan [verdachte] getoond. Hij verklaart dat hij één van die mannen is en dat deze foto is gemaakt in de (vakantie)woning van de moeder van [naam 3] te [plaats 1] , [adres 2] .
Verbalisant [verbalisant 3] relateert in een proces-verbaal dat de andere man op de foto medeverdachte [medeverdachte] is.
Verbalisant [verbalisant 1] herkent op de foto in de hand van [verdachte] de revolver die eerder op de livestream te zien was geweest.
Uit onderzoek blijkt dat bijna alle livestreams en uploads van het Instagram ID ' [naam 2] ' kwamen vanaf de IP-adressen op [adres 1] en [adres 3] te [plaats 1] .
Op 12 februari 2017 wordt onder meer de vakantiewoning aan de [adres 1] te [plaats 1] betreden door de politie. Daar worden [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] aangetroffen. Ook wordt daar het volgende aangetroffen en in beslag genomen:
  • Een vuurwapen: een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM, met daarin 3 scherpe patronen. Aangetroffen onder een kussen op de bank.
  • Een doorgeladen vuurwapen: een pistool, kaliber 7.65 mm met daarin 4 scherpe patronen. Aangetroffen in een tasje in de kast in de slaapkamer, met in het tasje ook het ID van medeverdachte [medeverdachte] .
  • 9 scherpe patronen kaliber 12. Aangetroffen in een kussensloop onder een matras.
  • 2 mobiele telefoons, merk Samsung en iPhone.
Eén van de aangetroffen telefoons blijkt eigendom te zijn van [naam 4] , vriendin van medeverdachte [medeverdachte] . Deze telefoon is onderzocht. Hierop zijn vele foto's en video's aangetroffen. Verbalisant [verbalisant 4] herkent hierop [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] . Zij zijn daarop telkens te zien met vuurwapens. Verbalisant [verbalisant 4] relateert dat de getoonde vuurwapens overeenkwamen met de vuurwapens die zijn aangetroffen op het adres [adres 1] .
Het interieur van [adres 1] wordt beschreven en gefotografeerd door de politie. Verbalisant [verbalisant 5] relateert dat zij ziet dat er in de woonkamer een rode bank staat en dat daarachter lichtkleurige gordijnen hangen. Er staat een glazen salontafel met stalen frame voor de bank. Deze tafel staat op een rood kleed met lichtkleurige vierkanten. Zij herkent de bank, de gordijnen, tafel en kleed uit de filmpjes op Instagram van ' [naam 2] '.
Verbalisant [verbalisant 5] ziet de 9 hagelpatronen die zijn aangetroffen in een kussensloop onder het matras in de slaapkamer. Deze patronen heeft zij ook gezien op de livestream op Instagram van ' [naam 2] ' waar [verdachte] een dubbelloops jachtgeweer toont en er 9 patronen op een rij op de tafel staan.
Ook de woning aan de [adres 3] te [plaats 1] is doorzocht door de politie. Verbalisant [verbalisant 5] geeft in een proces-verbaal een beschrijving van de keuken daar. Zij ziet de foto (dossierpagina 1019 en 1045) waarop [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] beiden met een vuurwapen in de hand staan (foto die door de ex-vriendin van [verdachte] aan de politie is gegeven) en relateert dat beide verdachten op die foto in de keuken van de woning aan de [adres 3] staan. Het is dezelfde keuken.
Conclusies
De video's en livestreams waarop [verdachte] te zien is met vuurwapens en munitie, zijn opgenomen in de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] . De video's en livestreams zijn op internet vertoond in de periode kort voordat verdachten [verdachte] en [medeverdachte] op 12 februari 2017 werden aangehouden in deze woning.
De foto waarop verdachten [verdachte] en [medeverdachte] samen staan, allebei met een vuurwapen in de hand, is genomen voorafgaand aan de ten laste gelegde periode in de woning aan de [adres 3] , want deze foto was al op 30 januari 2017 in het bezit van de ex-vriendin van [verdachte] .
De op 12 februari 2017 in de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] aangetroffen vuurwapens en scherpe patronen vertonen een sterke gelijkenis met de wapens en munitie op de video's en livestreams die zijn opgenomen in de woning aan de [adres 1] te [plaats 1] .
Het hof stelt op grond van het voorgaande vast dat [verdachte] met de aangetroffen wapens en munitie te [plaats 1] heeft geposeerd in de ten laste gelegde periode. Daarmee staat vast dat de wapens en munitie daar aanwezig waren, dat verdachte zich daar bewust van was en dat hij daarover de beschikking had.
Ook blijkt uit de vele op de telefoon aangetroffen filmpjes waarop [verdachte] en medeverdachte [medeverdachte] 'spelen' met vuurwapens dat zij beiden kennelijk gefascineerd waren door vuurwapens en hier graag mee gezien werden.
Het verweer van de verdachte dat de wapens en munitie waarmee hij poseert nep zijn, verwerpt het hof. Immers, de aangetroffen wapens en munitie vertonen een sterke gelijkenis met de wapens en munitie waarmee verdachte poseert en verdachte laadt op de livestream het pistool door. Bovendien zijn er geen nepwapens aangetroffen in de woning en heeft verdachte geen concrete, verifieerbare verklaring afgelegd over hoe hij die nepwapens heeft verkregen en waar die dan gebleven zouden zijn.
De door de raadsvrouw naar voren gebrachte e-mail van wapendeskundige Kerkhoff - inhoudende dat het in theorie mogelijk is dat er nepwapens zijn die doorgeladen kunnen worden - leidt niet tot een ander oordeel van het hof.
Aldus acht het hof het onder 1 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen.
met betrekking tot feit 2:
De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het onderdeel van de tenlastelegging inhoudende het tonen van een vuurwapen tijdens een videogesprek met aangeefster. De reden hiervoor was dat de aangifte op dat punt niet wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De raadsvrouw heeft bepleit om de rechtbank daarin te volgen.
Het hof overweegt hierover het volgende.
Op grond van artikel 342 lid 2 van het Wetboek van Strafvordering kan het bewijs dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, door de rechter niet uitsluitend worden aangenomen op de verklaring van één getuige. De hier bedoelde bewijsminimumregel geldt echter slechts voor de bewezenverklaring als geheel. Onderdelen van de bewezenverklaring mogen wel op een enkele getuigenverklaring berusten. Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan echter niet alleen op de verklaring van de aangeefster [slachtoffer 1] , maar ook op de bekennende verklaring van verdachte dat hij [slachtoffer 1] toen wel heeft bedreigd. Het verweer treft derhalve geen doel.
Het hof acht het onder 2 ten laste gelegde geheel wettig en overtuigend bewezen.
met betrekking tot feit 3:
Ter terechtzitting van het hof op 20 november 2018 heeft verdachte bekend dat hij [slachtoffer 2] heeft beroofd op 11 februari 2017 en dat daarbij geweld is gebruikt tegen [slachtoffer 2] .

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1, 2 en 3 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
hij in de periode van 7 februari 2017 tot en met 12 februari 2017 te [plaats 1] , wapens van categorie III, te weten
  • een vuurwapen (pistool), merk Zastava, model 70, kaliber 7.65mm, en
  • een vuurwapen (revolver), een omgebouwde gas-/alarmrevolver van het merk BBM (Bruni)
en munitie van categorie III, te weten
A) 4 scherpe patronen, kaliber 7.65mm, en
B) 3 scherpe patronen, kaliber .22 LR, merk Remington, en
C) 9 scherpe patronen, kaliber 12, merk Baschieri & Pellagri
voorhanden heeft gehad;
2:
hij in de periode van 14 januari 2017 tot en met 8 februari 2017 te [plaats 2] [slachtoffer 1] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend
- die [slachtoffer 1] (via WhatsApp en via Instagram) de volgende woorden toegevoegd: "wil je naar de politie gaan, dan ga je helemaal nergens meer veilig zijn" en "plus me goon heb ik al gezegd hij knalt je kop eraf als je een move maakt" en "ik ga je kk bek voor je laten slopen",
en
die [slachtoffer 1] in een WhatsApp videogesprek een vuurwapen (pistool), getoond en daarmee gezwaaid en dit in de richting van de camera en daarmee in de richting van die [slachtoffer 1] gericht;
3:
hij op 11 februari 2017 te [plaats 3] , tezamen en in vereniging met een ander of anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een mobiele telefoon, een geldbedrag, een huissleutel, sigaretten en wiet, toebehorende aan [slachtoffer 2] , welke diefstal werd vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen die [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat verdachte en/of zijn mededader(s)
  • de punt van een mes tegen de buik van die [slachtoffer 2] heeft gezet en
  • die [slachtoffer 2] een vuistslag tegen het gezicht heeft gegeven en
  • een vuurwapen in de richting van die [slachtoffer 3] heeft gericht en
  • die [slachtoffer 2] daarbij dreigend de woorden heeft toegevoegd: "broer laat mij kijken hoeveel je op zak hebt" en "stil zijn".
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III, meermalen gepleegd
en
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
diefstal, vergezeld van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan vuurwapenbezit met bijbehorende munitie. Hij heeft zijn ex-vriendin bedreigd en daarbij ook een vuurwapen gehanteerd. Ten slotte heeft verdachte samen met anderen met geweld en bedreiging met geweld [slachtoffer 2] beroofd.
Bij alle bewezen verklaarde feiten zijn vuurwapens betrokken. Het hanteren van vuurwapens is zeer gevaarlijk en angstaanjagend voor personen die dit waarnemen, zeker als het op hen gericht is. Deze feiten kunnen indringende en langdurige psychische gevolgen hebben voor de slachtoffers. Ook ontstaan hierdoor algemene gevoelens van onveiligheid. Bovendien is het in handen nemen van geladen vuurwapens één stap verwijderd van het ermee schieten. De gevolgen van het schieten met vuurwapens zijn meestal zeer ernstig, vaak dodelijk.
Het hof is van oordeel dat het zeer ernstige feiten betreffen en rekent dit de verdachte zwaar aan.
Het hof heeft rekening gehouden met een de verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie, gedateerd 23 oktober 2018, 19 pagina's tellend. Daaruit volgt dat de verdachte voorafgaand aan het begaan van het bewezen verklaarde herhaaldelijk is veroordeeld ter zake van strafbare feiten, waaronder soortgelijke strafbare feiten, onder meer tot onvoorwaardelijke gevangenisstraffen. Deze eerdere veroordelingen zijn onherroepelijk. Het hof weegt deze omstandigheid ten nadele van de verdachte zwaar mee bij de straftoemeting.
Gelet de op ernst van de feiten en de vele recidive van verdachte is een langdurige onvoorwaardelijke gevangenisstraf gerechtvaardigd.
Door de advocaat-generaal is gevorderd dat aan verdachte naast een onvoorwaardelijke gevangenisstraf, ook de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging wordt opgelegd.
Een verdachte bij wie tijdens het begaan van een feit een gebrekkige ontwikkeling en/of ziekelijke stoornis van de geestvermogens bestond, kan op last van de rechter ter beschikking worden gesteld indien het door hem begane feit een misdrijf is dat wordt genoemd in artikel 37a, eerste lid, aanhef en onder 1º van het Wetboek van Strafrecht en de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen het opleggen van die maatregel eist.
In artikel 37, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht is bepaald dat de last tot terbeschikkingstelling slechts kan worden gegeven nadat een met redenen omkleed, gedagtekend en ondertekend recent advies is overgelegd van ten minste twee gedragsdeskundigen van verschillende disciplines -waaronder een psychiater- die verdachte hebben onderzocht.
Verdachte is ter observatie geplaatst in het Pieter Baan Centrum (PBC) teneinde onderzoek te doen naar zijn geestelijke gesteldheid, maar verdachte heeft geweigerd mee te werken aan dit onderzoek. Hij was derhalve een zogenoemde weigerende observandus.
Artikel 37a, derde lid, juncto artikel 37, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, maakt het mogelijk dat ook aan een weigerende observandus de maatregel van terbeschikkingstelling wordt opgelegd. De eis van recente multidisciplinaire rapportage (artikel 37, tweede lid van het Wetboek van Strafrecht) geldt in een dergelijk geval niet. Wel dient, gelet op artikel 37a, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht te worden vastgesteld dat verdachte op het moment van het begaan van de misdrijven leed aan een psychische stoornis en dient er, op de voet van artikel 37a, derde lid, juncto de laatste volzin van artikel 37, derde lid, van het Wetboek van Strafrecht, zoveel mogelijk informatie te worden vergaard over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de last van een terbeschikkingstelling. Het hof heeft zich zoveel mogelijk voorzien van de beschikbare rapportages over de persoon van verdachte.
Het
PBCheeft op 23 november 2017 gerapporteerd over het gedane onderzoek naar de persoon van de verdachte. Daarbij zijn
49 over de verdachte opgemaakte rapporten (waaronder consultbrieven, reclasseringsadviezen, rapporten Pro Justitia, afloopberichten raadsonderzoeken, behandelplannen, brieven etc.)meegenomen in het onderzoek. De slotconclusie van het PBC is dat bij verdachte geen stoornis kan worden vastgesteld.
Onder de 49 rapporten die het PBC mede in haar onderzoek heeft betrokken, bevinden zich de rapportages die het hof heeft verkregen en waarop de advocaat-generaal baseert dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis.
Zoals gezegd hebben de deskundigen van het PBC mede op basis van deze rapporten niet kunnen vaststellen dat er bij verdachte sprake is van een psychische stoornis. Gelet op deze conclusie van de deskundigen van het PBC, die alle voorhanden zijnde informatie over verdachte hebben meegenomen, is het hof van oordeel dat op basis hiervan niet kan worden vastgesteld dat bij verdachte sprake is van een psychische stoornis. Ook op basis van andere informatie kan het hof een dergelijke stoornis niet vaststellen. De advocaat-generaal heeft in de appelschriftuur aangekondigd dat nadere informatie betreffende het verblijf van verdachte in de inrichting zou worden overgelegd en zij heeft die informatie uiteindelijk overgelegd tijdens de zitting. Hieruit komt naar voren dat verdachte een aantal keren disciplinair is bestraft tijdens zijn detentie. Dit had telkens betrekking op het voorhanden hebben of binnensmokkelen van telefoons. Daarnaast is een ongedateerd en ongetekend schrijven overgelegd over een incident op de rechtbank waar verdachte in zijn cel kennelijk onrustig is geweest. Het hof constateert dat de beschrijving die gegeven wordt vaag is en in ieder geval niet de conclusie rechtvaardigt dat verdachte daar agressief is geweest of vernielingen heeft gepleegd. Ook op basis van deze nadere informatie kan het hof niet vaststellen dat er bij verdachte sprake is van een stoornis.
Nu een psychische stoornis niet kan worden vastgesteld, is de maatregel van terbeschikkingstelling niet aan de orde. Het hof zal derhalve deze maatregel niet opleggen.
Het hof is van oordeel dat een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf van lange duur opgelegd dient te worden. Het hof betrekt in zijn beslissing dat – als overwogen – sprake is van ernstige feiten en veel recidive en dat het hof anders dan de rechtbank ook bewezen verklaart dat verdachte met een vuurwapen heeft gedreigd.. Dit leidt ertoe dat de door de advocaat-generaal geëiste en de door de rechtbank opgelegde straf onvoldoende recht doet aan de aard en de ernst van de feiten. Daarom legt het hof een gevangenisstraf op aan verdachte van langere duur, namelijk een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 285 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. K. Lahuis en mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. M. Nijhuis, griffier,
en op 4 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. E.B.E.M. Rikaart-Gerard is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.