ECLI:NL:GHARL:2018:10436

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
7 november 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
21-002810-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens onvoldoende bewijs en schending van het recht op verdediging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was eerder veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur voor het telen van hennep en diefstal van elektriciteit. Het hof heeft het hoger beroep behandeld na terechtzittingen op 12 juli 2017 en 24 oktober 2018. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank, waarin hij werd veroordeeld voor het telen van hennepplanten en het illegaal afnemen van elektriciteit. Het hof heeft vastgesteld dat de belastende verklaringen van getuigen, die niet door de verdediging konden worden ondervraagd, het enige bewijs vormden. Gezien de uitspraak van het EHRM en de jurisprudentie van de Hoge Raad, heeft het hof geoordeeld dat deze verklaringen niet als bewijs gebruikt mochten worden. Het hof concludeert dat er onvoldoende steunbewijs is voor de beschuldigingen en spreekt de verdachte vrij van de tenlastegelegde feiten. Het vonnis van de rechtbank is vernietigd en het hof heeft opnieuw recht gedaan.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002810-16
Uitspraak d.d.: 7 november 2018
TEGENSPRAAK

Arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 12 mei 2016 met parketnummer 05-820964-13 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1980] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 12 juli 2017 en 24 oktober 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman, mr. M.H.H. Meulemeesters, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte op 12 mei 2016 veroordeeld tot een taakstraf van 240 uur, subsidiair 120 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 23 januari 2013, althans op 23 januari 2013 te Rijswijk (GLD) in de gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk, al dan niet beroepsmatig of bedrijfsmatig heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad (in een pand/schuur aan de [adres] te Rijswijk) een hoeveelheid van (in totaal) ongeveer 1899, in elk geval 200, althans een groot aantal hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet; terwijl dit gepleegde feit (mede) betrekking heeft op een grote hoeveelheid van een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet, welke hoeveelheid meer bedraagt dan de bij algemene maatregel van bestuur bepaalde hoeveelheid van een middel (te weten 1899 hennepplanten, althans meer dan 200 hennepplanten)
2:
hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 1 november 2012 tot en met 23 januari 2013 te Rijswijk (GLD) in de gemeente Buren, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid stroom/elektriciteit, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan Liander N.V., in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak, verbreking en/of inklimming (door één of meer (ijk)zegel(s) en/of het deksel van de elektriciteitsmeter te verbreken en/of verwijderen en/of (vervolgens) een elektriciteitsaansluiting aan de boven- en/of buitenzijde, in elk geval buiten de meter om, te maken;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof overweegt allereerst dat, gelet op de uitspraak Vidgen tegen Nederland van het EHRM (EHRM 10 juli 2012, NJ 2012/649) en de jurisprudentie van de Hoge Raad (HR 29 februari 2013, ECLI:NL:HR:2013:BX5539) de belastende verklaring van een getuige waarbij de verdachte het verdedingsrecht niet heeft kunnen uitoefenen, niet voor het bewijs gebruikt mag worden indien de verklaring het enige en doorslaggevende (‘sole en decisive’) bewijs is.
In de schuur gelegen naast het pand aan de [adres] te Rijswijk is een hennepkwekerij aangetroffen. In dat pand waren de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] woonachtig. Zij hebben aangegeven in de hennepkwekerij werkzaam te zijn geweest.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] hebben een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Zij hebben verklaard dat verdachte bij de opbouw van de hennepkwekerij betrokken is geweest. De verdediging heeft deze getuigen niet kunnen horen, ondanks dat het verzoek daartoe in eerste aanleg reeds is toegewezen en in hoger beroep is herhaald. De verblijfplaats van deze getuigen is immers niet te achterhalen, zodat de getuigen niet binnen een aanvaardbare termijn kunnen worden gehoord. Anders dan de advocaat-generaal, is het hof van oordeel dat met het horen van medeverdachte [medeverdachte 1] en de verbalisanten [verbalisant 1] en [verbalisant 2] die de verhoren van [getuige 1] en [getuige 2] hebben afgenomen, niet een aan de eisen van een behoorlijke en effectieve verdediging beantwoordende compensatie is geboden voor het ontbreken van de mogelijkheid tot daadwerkelijke ondervraging van de getuigen.
Het hof is – anders dan de rechtbank en de advocaat-generaal – van oordeel dat het dossier onvoldoende steunbewijs bevat.
De omstandigheden dat verdachte aanwezig was bij het gesprek van de medeverdachten [medeverdachte 2] en [medeverdachte 1] over de huur van de schuur en dat hij soms de huur betaalde is onvoldoende voor het oordeel dat verdachte betrokken was bij de hennepkwekerij en de diefstal van stroom/elektriciteit.
Nu er ook overigens onvoldoende steunbewijs is, zijn de belastende verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] het enige doorslaggevende bewijs en mogen derhalve niet voor het bewijs worden gebezigd.
Om die reden zal het hof verdachte vrijspreken van het onder 1 en 2 tenlastegelegde wegens onvoldoende bewijs.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. O.M.J.J. van de Loo, voorzitter,
mr. M.L.P. van Cruchten en mr. P. Frielink, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.J. Kaat, griffier,
en op 7 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 7 november 2018.
Tegenwoordig:
mr. A. van Waarden, voorzitter,
mr. A.C.L. van Holland, advocaat-generaal,
mr. R. Jansen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.