ECLI:NL:GHARL:2018:10432

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 december 2018
Publicatiedatum
3 december 2018
Zaaknummer
21-004208-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen vrijspraak van mishandeling en bedreiging met geldboete en schadevergoeding

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 december 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was eerder vrijgesproken van mishandeling en bedreiging, maar heeft tegen deze vrijspraak hoger beroep ingesteld. Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzittingen van 8 december 2017 en 19 november 2018. De verdachte is beschuldigd van mishandeling en bedreiging van een benadeelde partij op 8 juli 2016 in Bunschoten-Spakenburg. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte de benadeelde partij heeft mishandeld door deze te slaan en te schoppen, en heeft hem bedreigd met de dood. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor zover dit gericht was tegen de vrijspraak van de politierechter. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte schuldig bevonden aan de tenlastegelegde feiten. De verdachte is veroordeeld tot een geldboete van € 250,00 en 5 dagen hechtenis, bij gebreke van betaling te vervangen door hechtenis. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot schadevergoeding aan de benadeelde partij van € 158,85, bestaande uit materiële en immateriële schade. Het hof heeft de vordering van de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk verklaard, zodat deze alleen bij de burgerlijke rechter kan worden ingediend.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004208-17
Uitspraak d.d.: 3 december 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 18 juli 2017 met parketnummer 16-055686-17 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1968] ,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 8 december 2017 en 19 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door haar raadsman, mr. G.F. Schadd, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Verdachte is bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland, zittingslocatie Utrecht, van 18 juli 2017 vrijgesproken ter zake van het onder 3 ten laste gelegde. Tegen het voornoemde vonnis is door verdachte hoger beroep ingesteld. Voor zover het hoger beroep van verdachte is gericht tegen de vrijspraak van het onder 3 ten laste gelegde, zal het hof verdachte in het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaren nu op grond van artikel 404 van het Wetboek van Strafvordering tegen een vrijspraak voor de verdachte geen hoger beroep is opengesteld.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is – voor zover nog in hoger beroep aan de orde – tenlastegelegd dat:
1:
zij op of omstreeks 8 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten een of meermalen, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, [benadeelde] heeft mishandeld door deze [benadeelde] :
- in/op zijn gezicht te slaan/stompen
- tegen het lichaam te slaan/stompen
- tegen het lichaam te schoppen
- met een kratje, in ieder geval een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan.
2:
zij op of omstreeks 8 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg, gemeente Bunschoten [benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik sla je dood"
- "Ik krijg je nog wel, ik trap je op je graf"
- "Ik sla je dood, al moet ik 20 jaar zitten, scheelt mij niks"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1:
zij op
of omstreeks8 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg,
gemeente Bunschoten een ofmeermalen,
tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen,[benadeelde] heeft mishandeld door deze [benadeelde] :
- in/op zijn gezicht te slaan/stompen
- tegen het lichaam te slaan
/stompen
- tegen het lichaam te schoppen
- met een kratje, in ieder geval een voorwerp, tegen het hoofd, althans tegen het lichaam, te slaan.
2:
zij op
of omstreeks8 juli 2016 te Bunschoten-Spakenburg,
gemeente Bunschoten[benadeelde] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,
althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [benadeelde] dreigend de woorden toegevoegd:
- "Ik sla je dood"
- "Ik krijg je nog wel, ik trap je op je graf"
- "Ik sla je dood, al moet ik 20 jaar zitten, scheelt mij niks"
althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:

mishandeling.

Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:

bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte en haar draagkracht, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan mishandeling van aangever door hem tegen het lichaam te slaan. Zij heeft daarmee inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van het slachtoffer. Ook heeft verdachte aangever bedreigd en daarmee bij hem angst gezaaid.
Voor wat betreft de aard en de hoogte van de straf heeft het hof aansluiting gezocht bij de oriëntatiepunten van het Landelijk Overleg Vakinhoud Strafrecht (LOVS). Daarin wordt een geldboete genoemd voor eenvoudige mishandeling. Dat geldt ook voor bedreiging. Deze oriëntatiepunten zien op personen die voor het eerst voor een dergelijk feit worden veroordeeld. Blijkens het Uittreksel Justitiële Documentatie van 23 oktober 2018 is verdachte niet eerder met politie of justitie in aanraking is gekomen.
Gelet op het voorgaande ziet het hof geen aanleiding om af te wijken van voornoemde oriëntatiepunten en aan verdachte een taakstraf op te leggen, zoals door de advocaat-generaal is gevorderd. De raadsman van verdachte heeft aangegeven dat verdachte en haar partner financieel moeilijk rond kunnen komen, maar dat zij een geldboete boven een taakstraf prefereert. Het hof ziet daarin aanleiding de op te leggen geldboete te matigen. Het hof acht een geheel of deels voorwaardelijke straf, zoals door de advocaat-generaal is gevraagd en ook door de raadsman is verzocht, niet aangewezen.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 617,70. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 267,70. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van haar oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het onder 1, 2 bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot na te melden bedrag. Nu de vordering van de benadeelde partij zowel ziet op hetgeen ten aanzien van verdachte is bewezenverklaard alsmede hetgeen aan de partner van verdachte is ten laste gelegd, zal het hof het toe te wijzen bedrag voor de helft aan verdachte toerekenen. Dat geldt ook voor de reis- en proceskosten. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen.
Voor het overige is het hof van oordeel dat behandeling van de vordering een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. In zoverre kan de benadeelde partij daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan zij haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24, 24c, 36f, 57, 285 en 300 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 250,00 (tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
5 (vijf) dagen hechtenis.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het onder 1, 2 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 158,85 (honderdachtenvijftig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit € 8,85 (acht euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 150,00 (honderdvijftig euro) immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op
€ 13,00 (dertien euro).
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het onder 1, 2 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 158,85 (honderdachtenvijftig euro en vijfentachtig cent) bestaande uit
€ 8,85 (acht euro en vijfentachtig cent) materiële schade en € 150,00 (honderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
3 (drie) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de materiële en de immateriële schade op 8 juli 2016.
Aldus gewezen door
mr. J.P. Bordes, voorzitter,
mr. J.W. Rijkers en mr. R.M. Maanicus, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.J. Rosmalen-Jansen, griffier,
en op 3 december 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.