Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de beëindiging van het gezag van de vader over zijn minderjarige kind, geboren in 2017. De vader en de moeder waren gezamenlijk belast met het gezag, maar na een uithuisplaatsing van het kind in maart 2017, heeft de Raad voor de Kinderbescherming verzocht om het gezag te beëindigen. De rechtbank Midden-Nederland heeft op 30 maart 2018 het gezag van beide ouders beëindigd, waarop de vader in hoger beroep ging.
Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de vader bijgestaan werd door zijn advocaat, mr. N. Groen. De Raad voor de Kinderbescherming en de gecertificeerde instelling waren verweerders. Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2018 zijn de betrokken partijen verschenen, waaronder de moeder en vertegenwoordigers van de GI.
Het hof overweegt dat de belangen van het kind voorop staan bij de beslissing tot beëindiging van het gezag. De aanvaardbare termijn voor ouders om te laten zien dat zij in staat zijn om voor hun kind te zorgen, is bij zeer jonge kinderen ongeveer zes maanden. Het hof concludeert dat deze termijn ruimschoots is verstreken en dat het in het belang van het kind is dat hij bij de pleegouders blijft wonen, waar hij zich goed ontwikkelt en gehecht is. Het verzoek van de vader om een deskundigenonderzoek naar zijn opvoedingsmogelijkheden wordt afgewezen, omdat dit geen verandering kan brengen in de beslissing van het hof. De beschikking van de rechtbank wordt bekrachtigd.