De kinderen zijn tijdens de relatie van ouders op jonge leeftijd oor- en ooggetuige geweest van heftig huiselijk geweld van de vader naar de moeder. Het laatste geweldsincident vond plaats in mei 2013, waarbij de vader met vrienden de ruiten bij de moeder met knuppels heeft stuk geslagen in aanwezigheid van beide kinderen.
Wat de impact hiervan op [de minderjarige1] en [de minderjarige2] precies is geweest, is tot op heden (nog) niet bekend. De kinderen laten een grote kwetsbaarheid zien. Beiden hebben extra sturing, begeleiding en duidelijkheid nodig van hun omgeving. Het is duidelijk dat de moeder tot op heden grote angst heeft voor de vader.
Voor de vader geldt dat hij bekend is met heftige uitingen van agressie en boosheid en met een verleden waarin hij meermalen is veroordeeld voor zware geweldsdelicten, onder andere huiselijk geweld en poging tot doodslag, en ook gedetineerd is geweest. Verder is de vader in het verleden begeleid door onder meer de GGZ in verband met psychiatrische problematiek.
Het trauma dat de moeder heeft opgedaan in haar relatie met de vader is nog niet verwerkt. De draagkracht van de moeder is onvoldoende om te kunnen profiteren van hulp bij het verwerken van het trauma. Er worden dan dusdanige emoties teweeg gebracht dat zij niet voldoende beschikbaar kan zijn als opvoeder en niet de duidelijkheid kan bieden die de kinderen nodig hebben. Haar draagkracht komt door de juridische procedures en de hiermee gepaard gaande confrontaties met de vader elke keer weer onder druk te staan waardoor haar angsten opspelen en zij stress/spanning ervaart.
De raad is van mening dat bij het toenemen van spanningen bij de moeder, in combinatie met haar persoonlijke problematiek (ADD en PDD-NOS, Molemann Mental Health Sneek januari 2013), zij minder beschikbaar is voor deze kwetsbare kinderen. [de minderjarige1] en [de minderjarige2] krijgen de angst voor de vader van de moeder mee. Zolang de moeder niet de rust en ruimte krijgt om haar trauma ten aanzien van de vader te verwerken, kan de moeder ook de kinderen emotioneel gezien onvoldoende opvangen en ondersteunen in het aangaan van contact met hun vader. Het baart de raad zorgen dat vader sinds het laatste geweldsincident geen hulp heeft ontvangen gericht op zijn agressieregulatie. De raad ziet dat de vader onvoldoende inzicht toont in zijn agressieverleden en onvoldoende duidelijk maakt wat hij precies aan verandering als persoon en in zijn denken en handelen heeft doorgemaakt en hoe hij dit heeft gedaan. Ook ziet de raad onvoldoende inzicht bij de vader in wat zijn agressie voor de moeder en de kinderen heeft betekend en nog steeds betekent. Om de zorgen over het veilig opgroeien van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] weg te nemen is het van belang dat de draagkracht en daarmee de beschikbaarheid van de moeder voor de kinderen worden vergroot. Bovendien zal de vader eerst gedurende langere tijd moeten aantonen in staat te zijn hulpverlening (diagnostiek en behandeling) voor zijn persoonlijke problematiek (waaronder zijn agressieverleden) te benutten en inzicht te krijgen in zijn eigen handelen, alsmede de moeder en de kinderen rust te gunnen, opdat risico's ten aanzien van veiligheid van de kinderen en de moeder worden geminimaliseerd.
Daarnaast is de raad van mening dat vader ook passende forensische diagnostiek en hulp voor zichzelf moet gaan organiseren, opdat hij zich als persoon verder kan ontwikkelen, hetgeen ook kan bijdragen aan de latere beeldvorming van [de minderjarige1] en [de minderjarige2] van hun vader.