Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in het principaal hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van twee minderjarige kinderen, geboren in 2005 en 2011. De ouders, de moeder en de vader, waren in een geschil verwikkeld over de opvoeding en zorg voor hun kinderen na hun scheiding. De rechtbank had eerder bepaald dat de kinderen bij de moeder zouden verblijven, maar na een beschermingsonderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming en gesprekken tussen de ouders, advocaten en de Raad, kwamen de ouders tot overeenstemming over een wijziging van de hoofdverblijfplaats naar de vader. Het hof heeft vastgesteld dat de ouders het eens zijn over de hoofdverblijfplaats en de zorgregeling, maar er was nog onduidelijkheid over de vervoersregeling voor de omgang tussen de kinderen en de moeder.
Het hof heeft in zijn beslissing benadrukt dat het halen en brengen van de kinderen een gezamenlijke verantwoordelijkheid is van beide ouders. De moeder had aanvankelijk bezwaar gemaakt tegen de vervoerskosten, maar het hof oordeelde dat zij, gezien haar mogelijkheden, de kinderen op vrijdag bij de vader moest ophalen. De vader, die op vrijdag werkt, zou de kinderen op zondag weer bij de moeder moeten brengen. Het hof heeft de zorgregeling verder uitgewerkt, waarbij de kinderen om de veertien dagen bij de vader verblijven van vrijdag tot zondag, en heeft de eerdere beschikking van de rechtbank vernietigd. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, wat betekent dat de regeling onmiddellijk van kracht is, ondanks eventuele verdere juridische procedures.