ECLI:NL:GHARL:2018:10355

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 november 2018
Publicatiedatum
28 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.213.642t
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Tussenuitspraak
Rechters
  • mr. Wijma
  • mr. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake hoger beroep tegen beslissing kantonrechter over aanhoudingsverzoek en hoor en wederhoor

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 november 2018 een tussenarrest gewezen in het hoger beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant van 11 november 2016. De kantonrechter had het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. De betrokkene had echter hoger beroep ingesteld, waarbij hij klaagde dat de zitting op 21 oktober 2016 doorgang had gevonden ondanks dat zijn verzoek tot aanhouding was gehonoreerd. Het hof constateert dat de kantonrechter op 21 oktober 2016 de zaak bij verstek inhoudelijk heeft behandeld, maar dat de beslissing van die datum niet in het dossier aanwezig is. Hierdoor kon de kantonrechter niet opnieuw op het beroep beslissen zonder de eerdere beslissing te vernietigen.

Het hof oordeelt dat de beslissing van de kantonrechter van 11 november 2016 dient te worden vernietigd, omdat deze in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. De kantonrechter had de zaak niet inhoudelijk mogen behandelen, aangezien het aanhoudingsverzoek van de betrokkene was gehonoreerd. Het hof zal de betrokkene in de gelegenheid stellen om gehoord te worden op een nader te bepalen zitting, tenzij hij aangeeft van die gelegenheid geen gebruik te willen maken. Daarnaast verzoekt het hof de advocaat-generaal om binnen vier weken na dagtekening van het arrest informatie te verstrekken over de situatie ter plaatse ten tijde van de gedraging, aangezien onduidelijk is of het terrein waar de betrokkene zijn voertuig had geparkeerd als openbaar terrein kan worden aangemerkt.

Het hof houdt iedere verdere beslissing aan totdat de gevraagde informatie is verstrekt en de betrokkene is gehoord.

Uitspraak

WAHV 200.213.642
28 november 2018
CJIB 189020476
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Tussenarrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Oost-Brabant
van 11 november 2016
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard.

Het procesverloop

De betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De betrokkene klaagt in hoger beroep over het feit dat de zitting op 21 oktober 2016 doorgang heeft gevonden ondanks dat zijn verzoek tot aanhouding was gehonoreerd. Uit het dossier blijkt dat de kantonrechter op 21 oktober 2016 de zaak bij verstek inhoudelijk heeft behandeld. Vervolgens heeft de kantonrechter op 11 november 2016 een zitting gehouden. In de zittingsaantekeningen van 11 november 2016 is opgenomen dat, nu de beslissing nog niet is verzonden aan de procespartijen, de beslissing van 21 oktober 2016 wordt teruggedraaid.
2. Uit het dossier blijkt dus dat de kantonrechter tweemaal een beslissing heeft gegeven op het beroep van de betrokkene in de zaak met het onderhavige CJIB-nummer. Het hof stelt vast dat de beslissing van 21 oktober 2016 niet in het dossier zit. Op 11 november 2016 heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie ongegrond verklaard. Nu echter de beslissing van 21 oktober 2016 niet door enige rechterlijke uitspraak was vernietigd, kon niet met voorbijgaan van deze beslissing opnieuw op het beroep worden beslist, zoals de kantonrechter op 11 november 2016 heeft gedaan. Het voorgaande houdt in dat de beslissing van de kantonrechter van 11 november 2016 dient te worden vernietigd.
3. Ook de beslissing van 21 oktober 2016 kan geen stand houden. Uit het dossier blijkt dat de betrokkene een aanhoudingsverzoek heeft gedaan en dat het aanhoudingsverzoek gelet op de stukken in het dossier ook is gehonoreerd door de kantonrechter. Nu de kantonrechter de zaak desondanks op de hiervoor vermelde datum ter zitting heeft behandeld, is er sprake van schending van het beginsel van hoor en wederhoor.
4. Het hof zal op grond van artikel 20d, eerste lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften doen wat de kantonrechter had behoren te doen en de betrokkene in de gelegenheid stellen te worden gehoord op een nader te bepalen zitting van het hof. Indien de betrokkene echter van die gelegenheid geen gebruik wenst te maken, verzoekt het hof hem dit binnen vier weken na de dagtekening van dit tussenarrest aan de griffier van het hof door te geven. In dat geval zal het hof het hoger beroep afdoen op basis van de op de zaak betrekking hebbende stukken.
5. Het hof acht zich thans nog onvoldoende voorgelicht. De betrokkene heeft in hoger beroep - onder meer - aangevoerd dat de situatie ter plaatse onduidelijk is omdat een gedeelte privéterrein is en een gedeelte openbaar terrein. Uit de stukken blijkt niet duidelijk waar het voertuig - een camper - van de betrokkene precies stond geparkeerd en of het terrein als een voor het openbaar verkeer openstaande weg dient te worden aangemerkt. Nu het hof deze vragen niet zelfstandig kan beantwoorden, verzoekt het hof de advocaat-generaal om binnen vier weken na dagtekening van dit arrest - bij voorkeur door middel van een situatieschets met toelichting of foto's - aan te geven hoe de situatie ter plaatse ten tijde van de gedraging precies is geweest en daarbij in te gaan op het betoog van de betrokkene.
6. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

Beslissing

Het gerechtshof:
bepaalt dat de zaak ter zitting van het hof wordt behandeld, tenzij de betrokkene binnen vier weken na dagtekening van dit arrest aangeeft van die gelegenheid geen gebruik te willen maken;
verzoekt de advocaat-generaal om binnen vier weken na dagtekening van dit arrest de bovengenoemde informatie te verstrekken;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit tussenarrest is gewezen door mr. Wijma, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.