ECLI:NL:GHARL:2018:10334

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 november 2018
Publicatiedatum
27 november 2018
Zaaknummer
21-003276-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot taakstraf voor openlijke geweldpleging en bezit van een ploertendoder tijdens demonstratie in Geldermalsen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte was betrokken bij een demonstratie op 16 december 2015 voor het gemeentehuis van Geldermalsen, waar de komst van een asielzoekerscentrum werd besproken. De demonstratie escaleerde en leidde tot openlijk geweld tegen politieagenten en het gooien van stenen en vuurwerk. De verdachte werd beschuldigd van openlijke geweldpleging en het voorhanden hebben van een ploertendoder. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 80 uren. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld en dat er voldoende bewijs was voor zijn betrokkenheid bij de geweldshandelingen. De verdediging voerde aan dat de verdachte niet de persoon was die stenen had gegooid, maar het hof oordeelde dat de herkenning door de verbalisant betrouwbaar was. De ernst van de feiten en de impact op de betrokken politieagenten werden zwaar meegewogen in de strafoplegging. Het hof heeft geen aparte straf opgelegd voor het bezit van de ploertendoder, aangezien dit feit als een misdrijf werd gekwalificeerd. De verdachte had geen eerdere veroordelingen, wat in zijn voordeel werd meegewogen.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003276-16
Uitspraak d.d.: 19 november 2018
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland van 13 juni 2016 met parketnummer 05-780103-15 in de strafzaak tegen

[woonplaats] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1990,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 13 februari 2018 en 5 november 2018 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw, mr. A.H.J. Raaijmakers, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
1.
hij op of omstreeks 16 december 2015 te Geldermalsen openlijk, te weten op of aan een of meer openbare wegen, gelegen in/nabij het centrum en/of het gemeentehuis van Geldermalsen, in elk geval op of aan een openbare weg, in vereniging geweld heeft gepleegd tegen een of meer politieambtenaren en/of (politie-)voertuigen, welk geweld bestond uit het ter hand nemen en/of kapotgooien van (delen van) stenen/stoeptegels/klinkers (om het gooien daarmee te vergemakkelijken/vereenvoudigen) en/of het gooien van (delen van) stenen/stoeptegels/klinkers en/of flessen en/of (volle) blikjes bier/drank en/of -zwaar- vuurwerk en/of (een) rookbom(men) tegen/naar/in de richting van die politieambtena(a)r(en) en/of die/dat (politie-)voertuig(en) en/of het getalsmatig versterken van de groep van waaruit geweldshandelingen werden gepleegd en/of het -met de groep- opdringen in de richting van die politieambtena(a)r(en) en/of het -vanuit de groep- luidkeels provoceren van en/of uitdagend/beledigend schreeuwen naar die politieambtena(a)r(en);
2.
hij op of omstreeks 16 december 2015 te Geldermalsen, een wapen van categorie I, onder 3° (te weten een ploertendoder), voorhanden heeft gehad en/of heeft gedragen.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs ten aanzien van feit 1

Standpunt verdediging
De raadsvrouw heeft ter zitting van het hof bepleit dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 1 tenlastegelegde, omdat hij zich niet schuldig heeft gemaakt aan het plegen van openlijk geweld. Namens verdachte voert zij aan dat hij daar alleen aanwezig om te demonstreren. Hij is dan ook niet de persoon die volgens verbalisant [verbalisant] stenen in de richting van de ME heeft gegooid. De stenengooier die verbalisant [verbalisant] heeft gezien is mogelijk de eveneens aangehouden verdachte [medeverdachte] geweest. Op de in het dossier aanwezige foto’s van [medeverdachte] is te zien dat hij en verdachte op elkaar lijken en dat haardracht en jassen die zij die bewuste avond droegen soortgelijk zijn. Op camerabeelden is te zien dat [medeverdachte] zich vooraan in de groep bevond van de personen die openlijk geweld hebben gepleegd. De verdediging stelt dat er geen sprake is van een zorgvuldige herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] , nu hij verdachte alleen aan zijn haardracht en kleding heeft herkend.
Stanpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld dat het onder 1 ten laste gelegde feit wettig en overtuigend bewezen kan worden. Er is geen reden om te twijfelen aan de herkenning van verdachte als stenengooier door verbalisant [verbalisant] .
Oordeel hof
Op 16 december 2015 vond er een gemeenteraadsvergadering plaats in het gemeentehuis van Geldermalsen. Op deze vergadering werd de mogelijke komst van een asielzoekerscentrum besproken. Voor het gemeentehuis werd tijdens de vergadering gedemonstreerd door een grote groep mensen. De demonstratie is uit de hand gelopen. Daarbij werden onder meer vuurwerk en stenen naar de politieagenten en medewerkers van de ME en hun dienstvoertuig gegooid.
Verbalisant [verbalisant] is op enig moment ter plaatse gekomen. Hij maakte deel uit van de aanhoudingseenheid die was belast met het waarnemen van strafbare feiten en het aanhouden van verdachten daarvan. In zijn proces-verbaal van bevindingen heeft hij gerelateerd dat hij zag dat verschillende personen uit een groep van ongeveer 100 personen meerdere keren stenen in de richting van de ME-linie en de politiebus gooiden. Daarbij werd veel geschreeuwd en gejoeld door die personen. Hij hoorde dat verschillende stenen de politiebus raakten en zag dat ook de ME stenen opving of moest ontwijken. [verbalisant] heeft van verschillende stenengooiers het signalement in zich opgenomen. Een van de stenengooiers die hem opviel was een blanke man met fors postuur. Deze man had aan de zijkanten en achterkant kaal opgeschoren haar. Bovenop het hoofd was het haar kort geknipt. De man was gekleed in een donkerkleurige glimmende gewatteerde jas en blauwe spijkerbroek. Deze man gooide twee keer een steen in de richting van de ME-linie. [verbalisant] zag dat de man op enig moment zijn capuchon opdeed. Enige tijd later zag [verbalisant] in een groep personen een man met apart kapsel en glimmende jas die hij voor 100% herkende als de hierboven beschreven stenengooier. De man had op dat moment zijn capuchon niet op. Kort hierna is deze man aangehouden en bleek het om verdachte te gaan.
Op de terechtzitting in hoger beroep is verbalisant [verbalisant] als getuige gehoord. Hij heeft verklaard dat zijn werkzaamheden voor de aanhoudingseenheid een neventaak vormen naast zijn reguliere werkzaamheden als politieagent. Als lid van de aanhoudingseenheid is hij getraind om in hectische situaties strafbare feiten waar te nemen, signalementen van verdachten in zich op te nemen en de verdachten daarna aan te houden. Er wordt gewerkt in groepen van acht personen en elk lid van de aanhoudingseenheid focust zich op een aantal mensen. Nadat de aanhoudingseenheid is ingezet en verdachten zijn aangehouden, moeten de leden van de aanhoudingseenheid onmiddellijk hun bevindingen en verrichtingen in een proces-verbaal relateren. In deze zaak heeft [verbalisant] nog dezelfde avond/nacht zijn bevindingen over verdachte in een proces-verbaal neergelegd. Desgevraagd naar de herkenning van verdachte heeft hij verklaard dat hij de hele persoon van verdachte herkende als zijnde de stenengooier. [verbalisant] heeft over de kleur van de spijkerbroek van de stenengooier verklaard dat het een standaard blauwe spijkerbroek is geweest, omdat hij anders de woorden ‘donker’ of ‘licht’ gebruikt zou hebben.
Het hof constateert de nodige verschillen tussen de afbeeldingen van verdachte en [medeverdachte] . Het hof stelt aan de hand van de zich in het dossier bevindende foto vast dat de jas die verdachte [medeverdachte] droeg geen capuchon had. Vast staat dat de jas die de verdachte tijdens zijn aanhouding droeg een capuchon had. Verbalisant [verbalisant] heeft gerelateerd dat de stenengooier op enig moment zijn capuchon opzette. Daarnaast droeg de stenengooier een blauwe spijkerbroek. Op de foto is te zien dat de broek van [medeverdachte] heel licht van kleur is. Mede gelet op hetgeen [verbalisant] over de kleur van de broek op de terechtzitting heeft verklaard, is het hof van oordeel dat over de broek van [medeverdachte] niet gesproken kan worden van een blauwe spijkerbroek. Bovendien is de rits van de jas van [medeverdachte] oranje en die van verdachte wit.
Anders dan door de raadsvrouw is bepleit berust de herkenning van [verbalisant] naar het oordeel van het hof niet uitsluitend op haardracht en kleding. Dit staat, anders dan betoogd, niet in zijn proces-verbaal van bevindingen, en het volgt ook niet uit zijn verklaring ter zitting. Gelet op het vorenstaande heeft het hof geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de herkenning van verdachte door verbalisant [verbalisant] te twijfelen. Het hof acht dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte stenen in de richting van de ME heeft gegooid en zich aldus schuldig heeft gemaakt aan de onder 1 tenlastegelegde openlijke geweldpleging.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.
hij op
of omstreeks16 december 2015 te Geldermalsen openlijk, te weten op of aan een of meer openbare wegen, gelegen
in/nabij
het centrum en/ofhet gemeentehuis van Geldermalsen,
in elk geval op of aan een openbare weg,in vereniging geweld heeft gepleegd tegen
een of meerpolitieambtenaren en/
of(politie-)voertuigen, welk geweld bestond uit het ter hand nemen
en/of kapotgooienvan (delen van) stenen/stoeptegels/klinkers
(om het gooien daarmee te vergemakkelijken/vereenvoudigen)en
/ofhet gooien van (delen van) stenen/stoeptegels/klinkers en/of flessen en/of (volle) blikjes bier/drank en/of -zwaar- vuurwerk en/of (een) rookbom(men) tegen/naar/in de richting van die politieambtena
(a)r
(en
)en
/of die/dat (politie-)voertuig(en) en
/ofhet getalsmatig versterken van de groep van waaruit geweldshandelingen werden gepleegd en
/ofhet -met de groep- opdringen in de richting van die politieambtena
(a)r
(en
)en
/ofhet -vanuit de groep- luidkeels provoceren van en/of uitdagend/beledigend schreeuwen naar die politieambtena
(a)r
(en
).
2.
hij op
of omstreeks16 december 2015 te Geldermalsen, een wapen van categorie I, onder 3° (te weten een ploertendoder), voorhanden heeft gehad en
/ofheeft gedragen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen en goederen.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 13, eerste lid, van de Wet wapens en munitie.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De politierechter heeft de verdachte voor het onder 1 bewezen verklaarde feit veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren en voor het onder 2 bewezen verklaarde feit tot een geldboete van € 50,-.
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte zal worden veroordeeld tot dezelfde straffen als door de politierechter is opgelegd.
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Op 16 december 2015 is er ernstig en omvangrijk geweld gepleegd bij het gemeentehuis te Geldermalsen. Voor de aldaar aanwezige politiemensen was de situatie zeer gewelddadig, beangstigend en intimiderend. Door een grote woedende mensenmassa van naar schatting meer dan 1.000 personen, waaronder verdachte, zijn de nog geen 70 medewerkers van de basispolitiezorg, mobiele eenheid en arrestatie-eenheid ernstig in het nauw gedreven. De aanwezige politiemensen hadden tot taak de orde te handhaven en het gemeentehuis en de aldaar aanwezige personen te beschermen. Er zijn hekken omver geworpen en er is met zwaar vuurwerk, glaswerk en straatstenen naar hen gegooid. Zij zijn geprovoceerd en beledigd. In het bijzonder door het rondom hen ontploffende vuurwerk en de naar hen gegooide straatstenen hebben de politiemensen persoonlijk angst gevoeld. Een enkeling vermeldt zelfs bang te zijn geweest zijn kinderen niet meer te zullen zien. Enkele politiemensen ervaren ten gevolge van de gebeurtenissen slapeloosheid, concentratieverlies, pijn en druk op de oren. Bij één politieambtenaar is door een arts zelfs gehoorschade vastgesteld.
Verdachte heeft aan dit geweld bijgedragen door stenen in de richting van de ME te gooien.
Na zijn aanhouding bleek verdachte in het bezit te zijn van een ploertendoder.
Het hof neemt bij de strafoplegging in het voordeel van verdachte in aanmerking dat hij blijkens het hem betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2018 niet eerder voor strafbare feiten is veroordeeld. Het hof acht om die reden een taakstraf passend.
Anders dan de politierechter heeft opgelegd en de advocaat-generaal heeft geëist zal het hof voor het onder 2 bewezen verklaarde feit geen aparte straf opleggen nu dit feit geen overtreding maar een misdrijf oplevert.
Alles afwegende is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 13 en 55 van de Wet wapens en munitie.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
80 (tachtig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. W.M. Weerkamp, voorzitter,
mr. C. Caminada en mr. I.P.H.M. Severeijns, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. C.J. Broersma, griffier,
en op 19 november 2018 ter openbare terechtzitting uitgesproken.