ECLI:NL:GHARL:2018:10256

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
26 november 2018
Zaaknummer
200.239.220/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ambtshalve ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 november 2018 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ambtshalve ontslag van een bewindvoerder, de moeder van verzoekster2, vanwege gewichtige redenen. De moeder was bewindvoerder van haar dochter, [verzoekster2], die een verstandelijke beperking heeft. De kantonrechter had op 14 februari 2018 de moeder ontslagen als bewindvoerder, omdat zij niet in staat was gebleken om de vermogensrechtelijke belangen van [verzoekster2] op een deugdelijke wijze te behartigen. De moeder en [verzoekster2] gingen in hoger beroep tegen deze beslissing, met de stelling dat de kantonrechter onvoldoende rekening had gehouden met de bereidheid van de moeder om aan de eisen te voldoen en dat de familie goed samenwerkte in het beheer van de financiën.

Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder en [verzoekster2] bijgestaan werden door hun advocaat, mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler. De vader en de zus van [verzoekster2] waren ook aanwezig. Het hof heeft vastgesteld dat de moeder in gebreke is gebleven bij het indienen van een goede rekening en verantwoording over de financiën van [verzoekster2]. Ondanks de goede bedoelingen van de moeder, heeft het hof geoordeeld dat zij niet voldeed aan de eisen die aan een bewindvoerder gesteld worden. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd, waarbij het ook opmerkt dat de moeder en [verzoekster2] niet voldoende inzicht hadden in de taken van een bewindvoerder en de verwachtingen die daarbij komen kijken. Het hof raadt aan om een gesprek te plannen met de nieuwe bewindvoerder, [belanghebbende3], om wederzijdse verwachtingen te bespreken en vragen te beantwoorden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.239.220/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 6626362 VO VERZ 18-183)
beschikking van 22 november 2018
inzake

1.[verzoekster1] ,

wonende te [A] ,
hierna te noemen: de moeder,
2. [verzoekster2],
wonende te [A] ,
hierna te noemen: [verzoekster2] ,
verzoekers in hoger beroep,
advocaat: mr. C.K.E.E. Fischer-Fuhler te Emmen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:

1.[de vader] ,

wonende te [A] ,
verder te noemen: de vader,
2. [de zus],
wonende te [A] ,
verder te noemen: de zus,
3. [belanghebbende3] B.V.,
gevestigd te [B] ,
verder te noemen: [belanghebbende3] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 februari 2018, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 11 mei 2018;
- een journaalbericht van mr. Fischer-Fuhler van 29 juni 2018 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Fischer-Fuhler van 23 juli 2018 met productie(s);
- een brief van [belanghebbende3] van 31 juli 2018;
- een door [belanghebbende3] retour gezonden brief van het hof van 10 september 2018, ingekomen bij het hof op 18 september 2018;
- een ongedateerde brief van de vader, ingekomen bij het hof op 21 september 2018;
- een ongedateerde brief van de zus, ingekomen bij het hof op 21 september 2018;
- een journaalbericht van mr. Fischer-Fuhler van 27 september 2018 met productie(s);
- een brief van [belanghebbende3] van 27 september 2018 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 november 2018 plaatsgevonden. Verschenen zijn de moeder en [verzoekster2] , bijgestaan door hun advocaat. Namens [belanghebbende3] is mevrouw [C] verschenen. Ook zijn de vader en de zus verschenen.

3.De feiten

3.1
[verzoekster2] is geboren [in] 1995. Zij heeft een verstandelijke beperking en is gediagnosticeerd met een stoornis binnen het autismespectrum.
3.2
Bij beschikking van 13 oktober 2014 heeft de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, (hierna de kantonrechter) [verzoekster2] onder curatele gesteld wegens een geestelijke toestand en de moeder tot curator benoemd.
3.3
Bij beschikking van 17 mei 2017 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, - naar aanleiding van een verzoek tot omzetting van de curatele in een mentorschap - verstaan dat de ondercuratelestelling van [verzoekster2] is opgeheven. De kantonrechter heeft ambtshalve een bewind ingesteld over de goederen die [verzoekster2] (zullen) toebehoren wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand en de moeder tot bewindvoerder benoemd. Verder heeft de kantonrechter een mentorschap ingesteld over de niet-vermogensrechtelijke belangen van [verzoekster2] en de moeder tot mentor benoemd. Ook heeft de kantonrechter bepaald dat de moeder voor 1 juli 2017 een aangepaste rekening en verantwoording over het jaar 2015 moet indienen.
3.4
[belanghebbende3] heeft in opdracht van de kantonrechter een onderzoek uitgevoerd over het gevoerde beheer over de financiën van [verzoekster2] over de periode van 1 januari 2015 tot aan 14 februari 2018. Bij brief van 22 augustus 2018 heeft [belanghebbende3] zijn bevindingen aan de kantonrechter gerapporteerd.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij de bestreden - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 14 februari 2018 heeft de kantonrechter, voor zover hier van belang, ambtshalve wegens gewichtige redenen de moeder met ingang van diezelfde datum ontslagen als bewindvoerder en [belanghebbende3] tot opvolgend bewindvoerder benoemd.
4.2
De moeder en [verzoekster2] zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de beschikking van 14 februari 2018. Deze grief ziet op de gewichtige redenen die hebben geleid tot het ambtshalve ontslag van de moeder als bewindvoerder. Zij verzoeken het hof de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende te bepalen dat de moeder wederom als bewindvoerder van [verzoekster2] wordt aangesteld.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve.
5.2
De kantonrechter heeft de moeder ambtshalve ontslagen als bewindvoerder vanwege gewichtige redenen. Daarbij is aangegeven dat de moeder in gebreke is gebleven een goede rekening en verantwoording over het jaar 2015 in te dienen, alsmede in gebreke is gebleven voor wat betreft de eindrekening over de periode 1 januari 2016 tot en met 16 augustus 2017. De moeder en [verzoekster2] zijn van mening dat onvoldoende waarde is gehecht aan de bereidheid van de moeder om aan de eisen en verwachtingen van de kantonrechter te voldoen. Ook is onvoldoende gewicht toegekend aan het feit dat de moeder en [verzoekster2] in goed en nauw overleg de inkomsten en uitgaven van [verzoekster2] beheren. De hele familie wenst dat de moeder als bewindvoerder van [verzoekster2] optreedt. De eventuele fouten die zijn gemaakt, komen door onwetendheid en een gebrek aan begeleiding en mogelijkheden tot herstel. Ter zitting van het hof hebben de vader en de zus bevestigd dat zij achter de verzoeken van de moeder en [verzoekster2] in hoger beroep staan.
5.3
Voor het hof is duidelijk dat de moeder veel van [verzoekster2] houdt, goed voor haar wil zorgen en met de beste bedoelingen haar vermogensrechtelijke belangen heeft behartigd de afgelopen jaren. Dit staat alleen los van de taken die van een bewindvoerder worden verwacht. Een bewindvoerder moet in staat zijn om de vermogensrechtelijke belangen van een rechthebbende op deugdelijke wijze te behartigen. De kantonrechter heeft hierop een toezichthoudende taak en het is daarom van belang dat er op een juiste wijze rekening en verantwoording wordt afgelegd. Het hof is het met de kantonrechter eens dat de moeder onvoldoende in staat is gebleken om haar taak als bewindvoerder op juiste wijze uit te voeren en daarom moet leiden tot een ontslag.
5.4
Zoals ter zitting aan de moeder en [verzoekster2] is uitgelegd, zijn de (wettelijke) regels voor bewindvoerders (en curatoren en mentoren) in 2014 ingrijpend gewijzigd. Dat de kantonrechter in de periode dat de moeder curator was van [verzoekster2] , kennelijk geen reden heeft gezien om haar te ontslaan als curator, betekent dus niet dat er - gelet op de huidige wetgeving - nu geen reden is om haar te ontslaan als bewindvoerder.
5.5
Uit het onderzoek dat [belanghebbende3] in opdracht van de kantonrechter heeft verricht blijkt naar het oordeel van het hof dat geen sprake is geweest van een goed beheer van de financiën van [verzoekster2] . Zo is gebleken dat de afgelopen drie jaren de uitgaven (met de financiële middelen van [verzoekster2] ) een paar honderd tot duizend euro per jaar hoger zijn geweest dan de beperkte inkomsten die [verzoekster2] heeft. Ook zijn er in de betreffende periode geen financiële reserves opgebouwd met de financiële middelen van [verzoekster2] , bijvoorbeeld voor onverwachte uitgaven (zoals een kapotte wasmachine of een kledingkast) of grote uitgaven in de toekomst terwijl haar (beperkte) budget daartoe wel (enigszins) toereikend zou moeten zijn. Daarnaast is er, zo is ter zitting naar voren gekomen, kennelijk op naam van [verzoekster2] op afbetaling een aankoop gedaan bij een internetwinkel, waardoor een schuld is ontstaan en [verzoekster2] nu maandelijks € 25,- aan die winkel dient af te lossen. Daarbij komt, zo is uit de stukken en het verhandelde ter zitting naar voren gekomen, dat de moeder, als bewindvoerder en voormalige curator van [verzoekster2] , - mede door de omstandigheid dat de gezinsleden onderling geldbedragen aan elkaar uitleenden - onvoldoende inzicht heeft getoond in de precieze inkomsten en uitgaven van [verzoekster2] . Wel is helder geworden dat de ouders en de zus met regelmaat inspringen voor uitgaven die [verzoekster2] doet of wil doen. Als de ouders of de zus die uitgaven boven het budget van [verzoekster2] aan haar willen schenken, is dat natuurlijk prima maar het kan niet zo zijn dat die uitgaven vervolgens worden verrekend en [verzoekster2] uiteindelijk geconfronteerd wordt met een schuld zoals nu wel aan de hand is. Het hof vindt daarbij zorgelijk dat de moeder ter zitting ook heeft bevestigd dat [verzoekster2] veel kosten heeft, steeds veel wil hebben en de moeder haar daar in steunt terwijl zij ook aangeeft dat het best kan kloppen dat zij teveel uitgeeft voor [verzoekster2] omdat zij altijd meer uitgeeft dan er ontvangen wordt.
5.6
Het hof volgt de moeder niet in haar standpunt dat zij onvoldoende kansen van de kantonrechter heeft gekregen om de rekening en verantwoording over het jaar 2015 en de eindrekening over de periode 1 januari 2016 tot en met 16 augustus 2017 op de juiste wijze in te dienen. De kantonrechter heeft de moeder verschillende keren schriftelijk, als ook mondeling tijdens een zitting, geprobeerd uit te leggen waarom de rekening en verantwoording nog niet goedgekeurd kon worden en heeft haar verschillende keren in de gelegenheid gesteld de fouten te herstellen. De moeder is desondanks niet in staat gebleken een deugdelijke rekening en verantwoording in te dienen. Hierdoor kan de kantonrechter niet adequaat toezicht houden op de financiële situatie van [verzoekster2] . Anders dan de moeder naar voren brengt, is het niet de taak van de kantonrechter om de moeder te begeleiden bij het opstellen van de stukken zoals gevraagd.
5.7
Op grond van het bovenstaande is het hof van oordeel dat er sprake is van gewichtige redenen om de moeder te ontslaan als bewindvoerder.
5.8
De moeder en [verzoekster2] , als ook de vader en de zus hebben ter zitting naar voren gebracht dat sinds de benoeming van [belanghebbende3] de vermogensrechtelijke belangen van [verzoekster2] niet meer naar hun tevredenheid worden behartigd. Aan deze stelling hebben de moeder en [verzoekster2] geen rechtsgevolg verbonden in die zin dat het hof niet is verzocht om bij afwijzing van hun verzoeken (subsidiair) een andere (professionele) bewindvoerder te benoemen. Voor zover zij dat wel hebben beoogd, wijst het hof ook dat verzoek af. De voorbeelden die door de moeder en [verzoekster2] zijn aangedragen, worden door [belanghebbende3] niet herkend en/of waren, zoals ook door de moeder erkend, [belanghebbende3] niet bekend. Voor het hof is het duidelijk geworden dat de oorzaak van de ontevredenheid vooral is gelegen in de omstandigheid dat voor de moeder en [verzoekster2] nog veel onduidelijk is met betrekking tot de taken van een bewindvoerder en het verwachtingspatroon over en weer. Tot de zitting bij het hof hadden zij de bewindvoerder ook nog niet ontmoet. Het hof raadt de betrokkenen aan om zo spoedig mogelijk een gesprek te plannen, waarin [belanghebbende3] uitleg kan geven, wederzijdse verwachtingen kunnen worden besproken en waarin [verzoekster2] (en de rest van het gezin) vragen kunnen stellen.
5.9
Ten overvloede merkt het hof nog op dat gebleken is dat de ouders [verzoekster2] zoveel mogelijk zelf lieten doen, zoals bijvoorbeeld geld pinnen en boodschappen doen. Het hof gaat ervan uit dat ook [belanghebbende3] toewerkt naar zoveel mogelijk zelfstandigheid voor [verzoekster2] . Hiervoor is het vanzelfsprekend wel belangrijk dat [verzoekster2] (en de ouders) inzicht heeft in hoeveel inkomsten zij heeft en welk bedrag - na aftrek van de vaste lasten en overige noodzakelijke kosten en reserves - resteert om uit te geven.

6.De slotsom

Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Noord-Nederland, locatie Assen, van 14 februari 2018, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. B.J. Voerman, M.P. den Hollander en I.M. Dölle, bijgestaan door mr. H.B. Fortuyn als griffier, en is op 22 november 2018 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.