ECLI:NL:GHARL:2018:10228

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 november 2018
Publicatiedatum
23 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.211.469
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • M. Sekeris
  • A. Pranger
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen beslissing kantonrechter inzake verkeerssanctie en ne bis in idem-beginsel

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag, die op 11 januari 2017 een beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de officier van justitie gegrond verklaarde. De kantonrechter had de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door een gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om een proceskostenvergoeding. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar de gemachtigde heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om het beroep schriftelijk nader toe te lichten.

Het hof constateert dat de kantonrechter niet adequaat is ingegaan op de argumenten van de gemachtigde, waaronder de stelling dat de betrokkene zich niet schuldig heeft gemaakt aan een gedraging zoals bedoeld in artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV 1990). De gemachtigde betoogde ook dat de betrokkene tweemaal wordt gestraft voor dezelfde gedraging, omdat aan hem ook een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (EMG) is opgelegd, wat strijdig zou zijn met het ne bis in idem-beginsel.

Het hof oordeelt dat de kantonrechter de klachten van de gemachtigde grotendeels onbesproken heeft gelaten, wat leidt tot een motiveringsgebrek. Het hof vernietigt de beslissing van de kantonrechter en beoordeelt de beslissing van de officier van justitie. Het hof stelt vast dat de betrokkene een administratieve sanctie van € 370,- is opgelegd voor het veroorzaken van onnodig geluid met een motorvoertuig. De gemachtigde voert aan dat de betrokkene niet onnodig geluid heeft veroorzaakt, maar het hof oordeelt dat de wijze van rijden van de betrokkene, die niet kan worden aangemerkt als normale voertuigbehandeling, wel degelijk onnodig geluid heeft veroorzaakt.

Het hof concludeert dat de sanctie terecht is opgelegd en verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond. De proceskosten worden vergoed, en het hof kent een bedrag van € 876,75 toe aan de betrokkene voor de gemaakte kosten.

Uitspraak

WAHV 200.211.469
23 november 2018
CJIB 191586453
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag
van 11 januari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [A] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaard, de beslissing van de officier van justitie vernietigd en het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond verklaard. Het verzoek om een proceskostenvergoeding is toegewezen (twee punten, wegingsfactor 0,25).

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft de gelegenheid gekregen het beroep schriftelijk nader toe te lichten. Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De gemachtigde van de betrokkene voert aan dat de beslissing van de kantonrechter gebrekkig is gemotiveerd, nu enkele door hem aangevoerde gronden niet zijn behandeld.
Zo is de kantonrechter - onder meer - niet ingegaan op zijn standpunt dat de betrokkene zich door te snel rijden niet schuldig heeft gemaakt aan een gedraging zoals bedoeld in artikel 57 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (hierna: RVV 1990). Verder heeft hij vrij uitvoerig betoogd dat de betrokkene tweemaal wordt gestraft voor dezelfde gedraging nu aan hem ook een Educatieve Maatregel Gedrag en verkeer (hierna: EMG) is opgelegd. Dit is volgens de gemachtigde strijdig met het ne bis in idem-beginsel.
2. Het hof stelt vast dat de kantonrechter niet (afdoende) op deze argumenten is ingegaan. In de beslissing van de kantonrechter is met geen woord gerept over de stelling van de gemachtigde met betrekking tot de snelheid en het onnodig geluid veroorzaken. Op het betoog met betrekking tot de dubbele bestraffing is slechts summier gereageerd. Hoewel de kantonrechter niet gehouden is om op ieder argument expliciet in te gaan, mag wel worden verwacht dat uit de beslissing blijkt dat de aangevoerde gronden in de afweging zijn betrokken. Nu de kantonrechter de gemotiveerde klachten van de gemachtigde (nagenoeg) onbesproken heeft gelaten, lijdt diens beslissing aan een motiveringsgebrek. Het hof zal de beslissing van de kantonrechter vernietigen. De overige bezwaren tegen de beslissing van de kantonrechter behoeven gelet hierop dan ook geen bespreking meer. Het hof zal doen wat de kantonrechter had behoren te doen en de beslissing van de officier van justitie beoordelen.
3. De gemachtigde van de betrokkene voert tegen de beslissing van de officier van justitie aan dat er sprake is van schending van de hoorplicht.
4. Het hof stelt vast de gemachtigde in het beroepschrift tegen de inleidende beschikking heeft verzocht om te worden gehoord. Nu het verzoek daartoe in administratief beroep op juiste wijze is gedaan zal het hof op basis van deze grond - in het licht van bestendige en derhalve niet nader te bespreken vaste rechtspraak van het hof op dit punt - het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond verklaren en het beroep tegen de inleidende beschikking beoordelen.
5. Aan de betrokkene is bij inleidende beschikking een administratieve sanctie van € 370,- opgelegd ter zake van “als bestuurder van een motorvoertuig, bromfiets of snorfiets onnodig geluid veroorzaken”, welke gedraging zou zijn verricht op 9 augustus 2015 om 12.44 uur op het Spui te 's-Gravenhage met het voertuig met het kenteken [00-YY-YY] .
6. De gemachtigde voert in de eerste plaats - kort weergegeven - aan dat de enkele omstandigheid dat de betrokkene (te) hard heeft gereden, niet maakt dat onnodig geluid is veroorzaakt. Ieder voertuig maakt bij hard rijden veel geluid. Dit valt echter niet onder het ''onnodig geluid veroorzaken''. De betrokkene had wel een sanctie kunnen krijgen voor het overschrijden van de maximum snelheid.
7. De onderhavige gedraging is gebaseerd op artikel 57 van het RVV 1990. Dit artikel is bedoeld om op te kunnen treden in juist die gevallen waarin een voertuig aan alle daaraan te stellen eisen voldoet, maar daarmee onnodig geluid gemaakt wordt. Onder onnodig geluid moet worden verstaan dat geluid dat sterker is dan het geluid dat het rijden met een naar de eisen van de tijd normaal ingericht voertuig onvermijdelijk veroorzaakt. Van onnodig geluid zal men eerst kunnen spreken zodra het veroorzaakte geluid het normale, geaccepteerde, door voertuigen veroorzaakte geluid te boven gaat. Voor de vaststelling of er sprake is van onnodig geluid is niet bepalend of er iemand is die overlast heeft ondervonden van het geluid en evenmin of een bepaald geluidniveau wordt overschreden.
8. In zaken als deze biedt de verklaring van de verbalisant in beginsel een voldoende grondslag voor de vaststelling dat de gedraging is verricht. Dat is anders indien de betrokkene voor zijn zaak specifieke feiten en omstandigheden aanvoert, die aanleiding geven te twijfelen aan de juistheid van één of meer onderdelen van de verklaring dan wel indien uit het dossier zulke feiten en omstandigheden blijken.
9. In het dossier bevinden zich twee processen-verbaal. In het (eerste) proces-verbaal van 9 augustus 2015 verklaren de verbalisanten - voor zover hier relevant - het volgende:
''Wij zagen en hoorden dat de bestuurder [betrokkene] na het uitkomen van de bocht met zeer grote snelheid optrok en vervolgens met hoge snelheid in de richting van de Amsterdamse Veerkade reed. Wij zagen en hoorden dit, omdat de voornoemde motorfiets zeer veel toeren maakte en de verplaatsing vanaf de Gedempte Gracht in de richting van de Amsterdamse Veerkade zeer snel gebeurde. (…)
Wij zagen en hoorden vervolgens dat de bestuurder [betrokkene] zeer hard moest remmen voor een personenauto, die op dat moment voor hem reed en stopte bij een aldaar gesitueerde verkeerslicht. Wij zagen dat de achterkant van de voornoemde motorfiets uitbrak naar zowel links als naar rechts en hoorden dat de banden een zeer hoog piepend geluid maakte.(…)''
10. In reactie op het verzoek van het Openbaar Ministerie om aanvullende informatie aan te leveren, verklaart de verbalisant in het (tweede) proces-verbaal van 15 januari 2016
- voor zover hier relevant - het volgende:
''Betrokkene verklaart dat een grote motor met veel pk's bij normaal gebruik veel geluid produceert. Dit is feitelijk juist, echter in casu is er geen sprake van normaal gebruik. Dit omdat de cliënt van de betrokkene op dat moment zeer snel optrok met de motorfiets, daardoor zeer veel toeren maakte en als gevolg hiervan op dat moment meer geluid produceerde dan op dat moment nodig was. Immers het normaal optrekken en een juiste en/of normale voertuigbehandeling zal nimmer tot onnodig geluid veroorzaken kunnen leiden.
Betrokkene verwijst in zijn verweer naar een arrest: LJN BD 9336, r.o. 3.5. In reactie hierop kan ik u zeggen dat het geluid dat de motorfiets op dat moment produceerde het normale, geaccepteerde, door auto's veroorzaakte geluid te boven ging. (…)''
11. Anders dan de gemachtigde veronderstelt, heeft de omstandigheid dat de betrokkene (te) snel reed er niet toe geleid dat met het motorvoertuig onnodig geluid werd veroorzaakt. Uit de hiervoor vermelde verklaringen blijkt dat de verbalisanten hoorden dat door het harde optrekken en de hoge toeren er veel (onnodig) geluid uit de uitlaat van het motorvoertuig kwam. Bovendien maakten de banden van het motorvoertuig door een remmanoeuvre bij het verkeerslicht een hoog piepend geluid. Hieruit volgt dat de wijze waarop de betrokkene reed, hetgeen niet kan worden aangemerkt als normale voertuigbehandeling, onnodig geluid veroorzaakte zoals onder 7. is vermeld. Zodoende is genoegzaam komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
11. Verder voert de gemachtigde van de betrokkene aan dat sprake is van strijd met het ne bis in idem-beginsel omdat aan de betrokkene ook een EMG is opgelegd. De betrokkene wordt nu tweemaal gestraft voor dezelfde verkeersovertreding.
13. Het hof overweegt allereerst dat in de onderhavige procedure slechts de vraag aan de orde kan komen of terecht aan de betrokkene een sanctie is opgelegd ter zake van een in de bijlage bij de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (hierna: Wahv) omschreven gedraging. Het hof kan derhalve niet oordelen over de rechtmatigheid van de aan de betrokkene opgelegde EMG.
14. Dat aan de betrokkene naar aanleiding van zijn verkeersgedrag ook een EMG is opgelegd, maakt - gelet op de aard van die maatregel - niet dat aan hem geen sanctie(s) meer op basis van de Wahv zou(den) mogen worden opgelegd. Een EMG wordt blijkens artikel 130, eerste lid, van de Wegenverkeerswet 1994 aan een betrokkene opgelegd indien het vermoeden bestaat dat de houder van een rijbewijs niet langer beschikt over de rijvaardigheid (…), vereist voor het besturen van een of meer categorieën van motorrijtuigen waarvoor dat rijbewijs is afgegeven. Uit de bijlage bij de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 blijkt welke feiten of omstandigheden het vermoeden rechtvaardigen dat een betrokkene niet langer beschikt over de vereiste rijvaardigheid, waaronder onder meer het rijgedrag. Het opleggen van deze maatregel kan derhalve niet worden aangemerkt als het opleggen van een straf. Inherent aan het opleggen van een EMG is wel dat sprake is van (een) onderliggende Muldergedraging(en) dan wel strafrechtelijke verkeersovertreding(en), zodat indien aan een betrokkene een EMG is opgelegd, al snel sprake zal zijn van een of meer sancties op basis van de Wahv.
15. Het hof ziet derhalve in de omstandigheid dat aan de betrokkene eveneens een EMG is opgelegd geen reden de sancties achterwege te laten of te matigen. Tot zodanige omstandigheden rekent het hof evenmin dat de betrokkene de motorfiets had gehuurd, nimmer zijn eigendom is geweest en dat door hem nimmer aan onderdelen is gesleuteld. De onder 5. vermelde sanctie is terecht aan de betrokkene opgelegd.
16. De slotsom is dat het hof het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond zal verklaren.
17. De proceskosten komen voor vergoeding in aanmerking. Aan het indienen van het beroepschrift bij de kantonrechter, het (tweemaal) verschijnen ter zitting bij de kantonrechter en het hoger beroepschrift dienen in totaal 3,5 punten te worden toegekend. Aan het indienen van een beroepschrift wordt één punt toegekend, aan het verschijnen ter zitting wordt ook één punt toegekend en aan een nadere zitting (anders dan na tussenuitspraak) wordt - conform het Besluit proceskosten bestuursrecht - een halve punt toegekend. De waarde per punt bedraagt € 501,- en gelet op de aard van de zaak wordt de wegingsfactor 0,5 (gewicht van de zaak = licht) toegepast. Aldus zal het hof de advocaat-generaal veroordelen in de kosten tot een bedrag van € 876,75.

Beslissing

Het gerechtshof:
vernietigt de beslissing van de kantonrechter;
verklaart het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond en vernietigt die beslissing;
verklaart het beroep tegen de inleidende beschikking ongegrond;
veroordeelt de advocaat-generaal tot het vergoeden van de proceskosten van de betrokkene, ter hoogte van € 876,75.
Dit arrest is gewezen door mr. Sekeris, in tegenwoordigheid van mr. Pranger als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.