In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Noord-Nederland, waarbij de verdachte is veroordeeld voor het vellen van houtopstanden zonder de vereiste kennisgeving, in strijd met artikel 2, derde lid, van de Boswet. De verdachte heeft hoger beroep ingesteld tegen dit vonnis, dat op 23 november 2017 is uitgesproken. Tijdens de zitting op 8 november 2018 heeft het hof de zaak behandeld, waarbij de advocaat-generaal een geldboete van € 1.000,- heeft geëist, waarvan € 500,- voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren.
Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte in de periode van 1 januari 2013 tot en met 15 juni 2015 op een perceel grond in de gemeente [gemeente] houtopstanden heeft geveld zonder tijdige kennisgeving. De verdediging heeft aangevoerd dat er geen kennisgevingsplicht gold, omdat de houtopstanden binnen de bebouwde kom lagen en dat er sprake was van afwezigheid van alle schuld. Het hof heeft echter geoordeeld dat de houtopstanden buiten de bebouwde kom lagen en dat de verdachte niet aannemelijk heeft gemaakt dat er sprake was van een zelfstandige eenheid van bomen die niet meer dan 20 bomen omvatte.
Het hof heeft het vonnis van de economische politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof heeft geoordeeld dat de verdachte strafbaar is voor de overtreding van de Boswet en heeft hem veroordeeld tot een geldboete van € 1.000,-, waarvan € 500,- voorwaardelijk. Het hof heeft rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van de overtreding. De beslissing is op 22 november 2018 uitgesproken.