ECLI:NL:GHARL:2018:10215

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
22 november 2018
Publicatiedatum
22 november 2018
Zaaknummer
WAHV 200.212.712
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Stoop
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring van de kantonrechter inzake zekerheidstelling in verkeersboetezaak

In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 15 februari 2017 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij een voorwaardelijk draagkrachtverweer heeft gevoerd. Dit verweer was echter afhankelijk van het (eventueel) alsnog stellen van zekerheid, wat niet als een geldig draagkrachtverweer kon worden opgevat. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten.

Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde op 26 september 2016 beroep heeft ingesteld en dat de betrokkene op 17 oktober 2016 door de officier van justitie is gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. De gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de betrokkene niet in staat is om tijdig zekerheid te stellen vanwege zijn financiële situatie. Het hof oordeelt echter dat dit niet kan worden opgevat als een draagkrachtverweer waarmee de kantonrechter rekening moest houden. De verplichting tot zekerheidstelling belemmert het recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie niet, tenzij de financiële situatie van de betrokkene dit daadwerkelijk zou belemmeren.

Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De betrokkene wordt niet in het gelijk gesteld, en het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard, aangezien er geen verschoonbare redenen zijn voor het niet tijdig stellen van zekerheid.

Uitspraak

WAHV 200.212.712
22 november 2018
CJIB 196044972
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 15 februari 2017
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt mr. [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaard.

Het procesverloop

De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld tegen de beslissing van de kantonrechter. Er is gevraagd om een proceskostenvergoeding.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft het beroep schriftelijk nader toegelicht.
De advocaat-generaal heeft de gelegenheid gekregen daarop te reageren.
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk verklaard omdat niet binnen de daarvoor gegeven termijn zekerheid is gesteld.
2. De gemachtigde van de betrokkene voert in hoger beroep aan dat de kantonrechter niet heeft onderkend dat er een draagkrachtverweer is gevoerd.
3. In hoger beroep is niet bestreden dat de betrokkene niet binnen de in artikel 11, derde lid, van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv) gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten en evenmin dat de betrokkene niet binnen een nader gestelde termijn dit verzuim heeft hersteld.
4. Uitgangspunt is dat de verplichting tot zekerheidstelling het recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie niet belemmert. Als echter blijkt dat de toegang tot de rechter door de financiële situatie van de betrokkene wel zou worden belemmerd, is de verplichting tot zekerheidstelling een ontoelaatbare beperking van het in artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden gegarandeerde recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie.
5. Indien een betrokkene in de procedure bij de kantonrechter met redenen omkleed aanvoert dat hij niet (terstond) in staat is zekerheid te stellen tot het totale van hem verlangde bedrag, zal de kantonrechter, tenzij hij het daaromtrent aangevoerde reeds aanstonds aannemelijk acht, de betrokkene in de gelegenheid moeten geven op een openbare zitting te worden gehoord omtrent zijn financiële draagkracht.
6. Het hof stelt op basis van de informatie in het dossier het volgende vast. De gemachtigde heeft op 26 september 2016 beroep ingesteld tegen de beslissing van de officier van justitie. De betrokkene en diens gemachtigde zijn bij brief van 17 oktober 2016 door de officier van justitie gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. Op 3 november 2016 heeft de officier van justitie de gemachtigde vervolgens een herinneringsbrief toegestuurd.
7. In het beroepschrift van 26 september 2016 voert de gemachtigde voor zover hier van belang het volgende aan:
“Indien en voor zover niet tijdig zekerheid is gesteld, geeft betrokkene reeds nu aan dat hij niet in staat is dit tijdig en volledig te doen, nu zijn financiële situatie en inkomen dit niet toelaat. Betrokkene verzoek u in dit geval de zekerheid op nihil te stellen en om de gelegenheid dit toe te lichten. Voor zover de kantonrechter het aangevoerd omtrent de financiële draagkracht ongegrond acht, verzoek betrokkene om een nadere termijn om alsnog het volledige bedrag van de zekerheidstelling te voldoen.”
8. Anders dan de gemachtigde meent, kan het voorgaande niet worden opgevat als een draagkrachtverweer waarmee de kantonrechter rekening moest houden. Hetgeen door de gemachtigde wordt aangevoerd, levert een voorwaardelijk draagkrachtverweer op waarbij het voeren van een draagkrachtverweer afhankelijk wordt gesteld van het eventueel (alsnog) stellen van zekerheid.
9. Gelet hierop was de kantonrechter niet gehouden om de betrokkene of zijn gemachtigde uit te nodigen voor een zitting om de draagkracht van de betrokkene te bespreken.
10. Aangezien aldus niet gesteld of gebleken is dat het niet tijdig stellen van zekerheid door de betrokkene verschoonbaar is, heeft de kantonrechter het beroep van de betrokkene terecht niet-ontvankelijk verklaard. Uit het systeem van de wet, zoals dat besloten ligt in de artikelen 11 tot en met 13 van de Wahv, volgt dat in geval van het niet of niet tijdig stellen van zekerheid de kantonrechter op het beroep kan beslissen zonder de betrokkene te horen. Nu de betrokkene niet tijdig zekerheid heeft gesteld, heeft de kantonrechter er terecht van afgezien om de betrokkene ter zitting te horen.
11. Gelet op het voorgaande zal het hof de beslissing van de kantonrechter bevestigen.
11. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
bevestigt de beslissing van de kantonrechter;
wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Stoop als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.