Uitspraak
De beslissing van de kantonrechter
Het procesverloop
Van die gelegenheid is geen gebruik gemaakt.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 15 februari 2017 het beroep van de betrokkene tegen de beslissing van de officier van justitie niet-ontvankelijk heeft verklaard. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld, waarbij hij een voorwaardelijk draagkrachtverweer heeft gevoerd. Dit verweer was echter afhankelijk van het (eventueel) alsnog stellen van zekerheid, wat niet als een geldig draagkrachtverweer kon worden opgevat. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de betrokkene niet binnen de gestelde termijn zekerheid heeft gesteld voor de betaling van de opgelegde administratieve sanctie en de administratiekosten.
Het hof heeft vastgesteld dat de gemachtigde op 26 september 2016 beroep heeft ingesteld en dat de betrokkene op 17 oktober 2016 door de officier van justitie is gewezen op de verplichting tot zekerheidstelling. De gemachtigde heeft in het beroepschrift aangevoerd dat de betrokkene niet in staat is om tijdig zekerheid te stellen vanwege zijn financiële situatie. Het hof oordeelt echter dat dit niet kan worden opgevat als een draagkrachtverweer waarmee de kantonrechter rekening moest houden. De verplichting tot zekerheidstelling belemmert het recht op toegang tot een onafhankelijke rechterlijke instantie niet, tenzij de financiële situatie van de betrokkene dit daadwerkelijk zou belemmeren.
Het hof bevestigt de beslissing van de kantonrechter en wijst het verzoek om proceskostenvergoeding af. De betrokkene wordt niet in het gelijk gesteld, en het hof concludeert dat de kantonrechter terecht heeft geoordeeld dat het beroep van de betrokkene niet-ontvankelijk is verklaard, aangezien er geen verschoonbare redenen zijn voor het niet tijdig stellen van zekerheid.