ECLI:NL:GHARL:2018:1011

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 januari 2018
Publicatiedatum
31 januari 2018
Zaaknummer
200.225.580
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Herroepingsprocedure en inzage in stukken in civiele zaak tussen spelersmakelaar en professioneel voetballer

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een herroepingsprocedure en een verzoek om inzage in stukken. De eiseres, een spelersmakelaarskantoor, heeft de gedaagde, een professioneel voetballer, gedagvaard om een eerder arbitraal vonnis van de KNVB te herroepen. De eiseres vordert ook inzage in bepaalde documenten die relevant zijn voor de vaststelling van haar schade. De gedaagde heeft verweer gevoerd, onder andere door te stellen dat de eiseres niet-ontvankelijk moet worden verklaard en dat de vordering tot inzage in strijd is met de goede procesorde. Het hof oordeelt dat de eiseres wel degelijk partij was in de eerdere procedure bij de KNVB en dat zij recht heeft op herroeping van het arbitraal vonnis. Echter, het hof wijst de vordering tot inzage af, omdat de eiseres geen rechtmatig belang heeft bij de gevraagde stukken in het kader van de herroepingsprocedure. De kosten van het incident worden toegewezen aan de eiseres, die in het ongelijk is gesteld. De hoofdzaak wordt naar de rol verwezen voor beraad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.225.580
arrest van 30 januari 2018
in het incident ex artikel 223 Rv in de zaak ex artikel 1068 Rv van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [plaatsnaam] ,
eiseres in de hoofdzaak en in het incident,
hierna: [eiseres] ,
advocaat: mr. J. Blakborn,
tegen:
[verweerder],
wonende te [plaatsnaam] ,
gedaagde in de hoofdzaak en verweerder in het incident,
hierna: [verweerder] ,
advocaat: mr. T.H. Geukes Foppen.

1.Het verloop van het geding

1.1
Bij exploot van 2 oktober 2017 heeft [eiseres] [verweerder] gedagvaard voor dit hof. In de dagvaarding (met producties) vordert zij dat het hof het tussen de partijen gewezen arbitraal vonnis van het College van Arbiters van de Koninklijke Nederlandse Voetbalbond (hierna: KNVB) van 28 juni 2017 (met nr. 1446) zal herroepen en vernietigen en opnieuw rechtdoende, kort gezegd, haar vorderingen alsnog zal toewijzen. Bij deze dagvaarding heeft [eiseres] ook bij wege van voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv overlegging gevorderd van een drietal schriftelijke stukken, op straffe van verbeurte van een dwangsom.
1.2
Daarop heeft [verweerder] een conclusie van antwoord in het incident ingediend, met producties.
1.3
Vervolgens heeft [eiseres] de stukken voor het wijzen van het arrest in het incident aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest in het incident bepaald.

2.De vaststaande feiten

Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
2.1
[eiseres] exploiteert een spelersmakelaarskantoor. Bij [eiseres] werkt [spelersmakelaar] (hierna: [spelersmakelaar] ), een door de KNVB erkende spelersmakelaar. [verweerder] is een professioneel voetballer.
2.2
Op 19 juli 2014 hebben [spelersmakelaar] (aangeduid als de Spelersmakelaar) en [verweerder] (aangeduid als de Speler) een overeenkomst ondertekend (hierna: de Vertegenwoordigingsovereenkomst) met onder meer de volgende bepalingen:
“(…)Artikel 1: DUUR EN OPZEGGING1.1 Deze overeenkomst is aangegaan voor de duur van twee (2) jaar en … eindigt van rechtswege … op 18 juli 2016. (…)
Artikel 5: GESCHILLEN
5.1
Alle geschillen die naar aanleiding van of in verband met deze overeenkomst tussen partijen mochten ontstaan, zowel juridische als feitelijke, zullen met uitsluiting van de burgerlijke rechter, ter beslissing worden onderworpen aan arbitrage, zoals voorgeschreven in het Arbitragereglement van de KNVB.
Artikel 6: VERTEGENWOORDIGING
6.1
Partijen komen overeen dat de Spelersmakelaar de Speler wereldwijd exclusief zal vertegenwoordigen met betrekking tot zijn exploitatie als professioneel voetbalspeler. Onder deze exploitatie worden de volgende aangelegenheden verstaan. Vertegenwoordiging van de Speler tijdens de totstandkoming van:
- een transfer van de ene voetbalclub naar een andere voetbalclub;
- een arbeidsovereenkomst; (…)
Artikel 7: COMMISSIE
7.1
Voor de vertegenwoordigingsactiviteiten zoals bedoeld in artikel 6 is de Spelersmakelaar gerechtigd om een commissie van de Speler te ontvangen. (…) De hoogte van deze commissie zal voor elke vertegenwoordigingsactiviteit apart worden vastgesteld.
Artikel 8: VERPLICHTINGEN (…)
8.2
De Speler garandeert de Spelersmakelaar dat: (…)
c) Hij de Spelersmakelaar zal inlichten van elke benadering of aanbieding door een andere FIFA-agent, club of persoon die direct of indirect handelt namens een club;
d) Hij niet de diensten van een andere FIFA-agent of willekeurige derde zal gebruiken zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de Spelersmakelaar;
8.3
Indien de Speler de bepalingen hierboven onder 8 c en/of d overtreedt, handelt hij onrechtmatig jegens de Spelersmakelaar en is hij van rechtswege in verzuim zonder dat daarvoor een nadere ingebrekestelling vereist is. De Speler is alsdan gehouden de schade die de Spelersmakelaar dientengevolge lijdt, te vergoeden.”
2.3
Op 11 augustus 2014 is tussen [verweerder] en [voetbalclub] (hierna: [voetbalclub] ) een arbeidsovereenkomst gesloten. In de bij deze overeenkomst behorende bijlage I is onder meer bepaald dat, indien de overeenkomst tussentijds eindigt en [voetbalclub] in verband daarmee een geldsom ontvangt van een derde, [voetbalclub] recht heeft op 100% van de eerste
€ 75.000,00 van die som en dat [verweerder] recht heeft op 35% van het meerdere. In artikel 10 van de arbeidsovereenkomst zelf is vastgesteld dat [spelersmakelaar] bij de totstandkoming van de overeenkomst namens [eiseres] de belangen van [verweerder] heeft behartigd en dat [eiseres] voor dit werk geen vergoeding zal ontvangen.
2.4
Op 26 november 2014 is tussen [eiseres] en [verweerder] een overeenkomst gesloten (hierna: de Vaststellingsovereenkomst) waarin is bepaald:
“Partijen (…) Wensen het volgende vast te stellen:
[eiseres] , vertegenwoordigd door [spelersmakelaar] heeft een vertegenwoordigingsovereenkomst met [verweerder] tot 18-07-2016
Bij een tussentijdse transfer naar een andere vereniging van een bedrag boven € 75.000,-: [verweerder] en [eiseres] een verdeelsleutel aanhouden van 50% een ieder over de toegekende 17.5% over de resterende bedrag uitgekeerd door [voetbalclub] (…)
2.5
Op 8 juli 2016 heeft [verweerder] een arbeidsovereenkomst voor vier jaren gesloten met de Franse voetbalclub [voetbalclub 2] (hierna: [voetbalclub 2] ). De arbeidsovereenkomst met [voetbalclub] werd, met goedvinden van [voetbalclub] , tussentijds beëindigd. [voetbalclub] heeft in verband met de transfer van [verweerder] een geldsom van [voetbalclub 2] ontvangen.
2.6
Bij brief van 22 juli 2016 heeft de advocaat R. Branco Martins namens “
[spelersmakelaar] van [eiseres]” aan [verweerder] verzocht om uiterlijk 29 juli 2016 op te geven welk bedrag hij van [voetbalclub] heeft (of: zal) ontvangen in verband met de transfer naar [voetbalclub 2] , om te kunnen bepalen op welk bedrag [spelersmakelaar] recht heeft.
2.7
Bij e-mail van 27 juli 2016 heeft [verweerder] aan [eiseres] geschreven dat hij € 35.000,00 bruto van [voetbalclub] zal ontvangen, dat hij deze vergoeding nog niet heeft ontvangen en dat hij bereid is om € 17.500,00 aan [spelersmakelaar] te betalen. [verweerder] heeft ondanks herhaalde verzoeken daartoe geen stukken overgelegd waaruit blijkt van het bedrag van € 17.500,00.
2.8
[eiseres] heeft voor de rechtbank Amsterdam gevorderd dat [verweerder] zal worden veroordeeld om met bewijsstukken aan te tonen welk bedrag [voetbalclub] van [voetbalclub 2] heeft ontvangen en om aan [eiseres] het gedeelte van die transfersom te betalen, waarop [eiseres] uit hoofde van de Vertegenwoordigingsovereenkomst recht heeft. De rechtbank heeft bij incidenteel vonnis van 24 mei 2017 het door [verweerder] in die procedure opgeworpen onbevoegdheidsincident afgewezen.
2.9
Bij arbitraal vonnis van 28 juni 2017 heeft de Arbitragecommissie van de KNVB voor recht verklaard dat [verweerder] en [eiseres] gebonden zijn aan de Vertegenwoordigingsovereenkomst en dat [verweerder] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit die overeenkomst voortvloeiende informatieplicht. De overige vorderingen van [eiseres] zijn daarbij afgewezen, waaronder een vordering tot vergoeding van schade die ongegrond is gevonden omdat [eiseres] geen schade heeft geleden die een gevolg is van de tekortkoming.
2.1
In de procedure voor de rechtbank Amsterdam heeft [eiseres] bij akte van 27 september 2017 als voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv gevorderd om [verweerder] te gebieden de navolgende stukken aan [eiseres] over te leggen:
  • zijn arbeidsovereenkomst met [voetbalclub 2] ;
  • zijn vertegenwoordigingsovereenkomst met [Persoon 1] ;
  • de commissieovereenkomst waaruit blijkt welke commissie [Persoon 1] (of een door hem aangewezen derde) ontvangt;
  • de transferovereenkomst tussen [voetbalclub] en [voetbalclub 2] ;
  • de betalingsafschriften inzake de door [verweerder] van [voetbalclub] ontvangen beëindigingsvergoeding.

3.De motivering van de beslissing in het incident

3.1
Het meest verstrekkende verweer van [verweerder] is dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard. Hij voert daartoe aan dat de procedure bij de KNVB slechts zag op de commissie die de intermediair meende te zijn misgelopen. De grondslag van een dergelijke vordering is de Vaststellingsovereenkomst. Daarbij is [eiseres] echter geen partij, deze is gesloten tussen [spelersmakelaar] en [verweerder] .
Het hof oordeelt als volgt. De procedure bij de KNVB is gevoerd tussen [eiseres] en [spelersmakelaar] enerzijds en [verweerder] anderzijds. Omdat [eiseres] partij was bij dat geschil, kan zij op grond van artikel 1068 Rv herroeping van de uitspraak in dat geschil vorderen. Daarmee verwerpt het hof het niet-ontvankelijkheidsverweer.
3.2
Vervolgens voert [verweerder] aan dat een vordering tot inzage in bepaalde bescheiden (artikel 843a Rv) bij wijze van voorlopige voorziening (artikel 223 Rv) niet kan worden gedaan in de onderhavige herroepingsprocedure ex artikel 1068 Rv. Dit betoog gaat niet op. Op de herroepingsprocedure van artikel 1068 Rv zijn de gewone regels betreffende de dagvaardingsprocedure van toepassing. Het instellen van een verzoek voorlopige voorziening ex artikel 223 Rv is dan ook mogelijk.
3.3
[verweerder] betoogt dat [eiseres] ook in twee eerdere procedures een vordering ex artikel 843a Rv heeft ingediend. In de zaak bij de KNVB is deze vordering van [eiseres] afgewezen en in de zaak voor de rechtbank Amsterdam moet (ten tijde van het indienen van de memorie van antwoord in het incident) nog vonnis in de voor die rechtbank aanhangige vordering in het incident worden gewezen. Door in deze procedure voor de derde keer dezelfde vordering in te stellen handelt [eiseres] in strijd met de goede procesorde, aldus [verweerder] .
Hoewel elk van de drie vorderingen strekt tot veroordeling van [verweerder] om inzage te geven in documenten met betrekking tot zijn transfer naar [voetbalclub 2] , gaat het in de hoofdzaken steeds om een ander beoordelingskader. In de procedure voor de KNVB ging het om betaling van een overeengekomen vergoeding, in de bodemzaak voor de rechtbank Amsterdam om bewijs van het bedrag dat [voetbalclub] van [voetbalclub 2] heeft ontvangen en in de onderhavige zaak om herroeping van het arbitraal vonnis van het KNVB college. Hoewel de drie procedures in de kern zijn gebaseerd op hetzelfde feitencomplex, zien zij op verschillende juridische vraagstukken. Het beoordelingskader in de hoofdzaak weegt mee in de beslissing op de incidentele vordering, zodat het enkele feit dat inzage in (vrijwel) dezelfde stukken eerder is geweigerd, niet betekent dat tussen partijen vast staat dat [eiseres] geen recht heeft op die inzage. Daarmee kan niet worden gezegd dat reeds eerder over exact dezelfde vordering is beslist. Van misbruik van procesrecht is anderszins ook al niet gebleken. Het beroep op strijd met de goede procesorde faalt dan ook.
3.4
Ten aanzien van de vraag of een vordering tot overlegging van of inzage in bescheiden voor toewijzing in aanmerking komt, stelt het hof voorop dat artikel 843a Rv niet voorziet in een onbeperkt recht op inzage van bescheiden jegens degene die deze te zijner beschikking of onder zijn berusting heeft, maar dat deze bepaling het recht op inzage, afschrift of uittreksel van bepaalde bescheiden afhankelijk stelt van een aantal cumulatieve vereisten. Op grond van het eerste lid van artikel 843a Rv moet de eiser een rechtmatig belang hebben bij de inzage, het afschrift of het uittreksel en moet hij inzage, afschrift of uittreksel vorderen van bepaalde bescheiden aangaande een rechtsbetrekking waarin hij of zijn rechtsvoorgangers partij zijn. De enkele mogelijkheid dat met de verlangde stukken de stelling van [eiseres] kan worden aangetoond, is onvoldoende en kan wijzen op een "fishing expedition", waarvoor artikel 843a Rv niet is bedoeld. Ook indien aan voormelde vereisten is voldaan, kan de vordering wegens gewichtige redenen of omdat redelijkerwijs kan worden aangenomen dat ook zonder de gevorderde gegevens een behoorlijke rechtsbedeling is gewaarborgd, worden afgewezen. Het feit dat [eiseres] haar vordering in het onderhavige incident op artikel 223 Rv baseert, neemt niet weg dat het beoordelingskader van artikel 843a Rv ook hier toepasselijk is.
3.5
[eiseres] betoogt in § 49 dat zij een rechtmatig belang heeft bij afgifte van de stukken omdat deze stukken van doorslaggevend belang zijn om (exact) te kunnen vaststellen wat de schade is aan de zijde van [eiseres] . [verweerder] heeft het verweer gevoerd, kort gezegd, dat [eiseres] geen belang heeft bij inzage in de stukken. Er is geen sprake van wanprestatie en daarmee is [verweerder] niet schadeplichtig jegens [eiseres] .
3.6
Het hof oordeelt als volgt. [eiseres] betoogt rechtmatig belang te hebben bij de stukken omdat daaruit de exacte omvang van haar schade zou volgen. In de onderhavige procedure komt het hof niet toe aan het vaststellen van de eventueel door [eiseres] geleden schade. Het hof dient te beoordelen of het arbitraal vonnis kan worden herroepen wegens, kort gezegd, bedrog (artikel 1068 lid 1 sub a Rv). Als het hof de door [eiseres] voor herroeping aangevoerde grond of gronden juist bevindt, vernietigt hij het vonnis geheel of gedeeltelijk (artikel 1068 lid 3 Rv). Op grond van de artikelen 1065a en 1067 Rv is na herroeping het College van Arbiters van de KNVB (weer) bevoegd om over het geschil te beslissen. Aan het vaststellen van de (omvang van de) schade komt het hof dan ook niet toe. Daarmee is aan de zijde van [eiseres] in de onderhavige procedure geen rechtmatig belang aanwezig bij inzage in de door haar opgesomde stukken.
3.7
Het hof wijst de incidentele vordering af en zal [eiseres] als de in het incident in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het incident veroordelen, die tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] worden vastgesteld op € 894,00 (1,0 punten x tarief II) voor salaris van de advocaat, overeenkomstig het liquidatietarief.
3.8
Het hof zal in de hoofdzaak de zaak naar de rol verwijzen voor beraad partijen. Verder houdt het hof iedere beslissing aan.

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [verweerder] vastgesteld op € 894,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
houdt de beslissing omtrent de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest zal worden beslist;
compenseert de kosten van het incident aldus dat iedere partij haar eigen kosten draagt;
in de hoofdzaak:
verwijst de zaak naar de roldatum van 13 februari 2018 voor beraad partijen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. I.A. Katz-Soeterboek, P.L.R. Wefers Bettink en H.E. de Boer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 30 januari 2018.