ECLI:NL:GHARL:2017:9980

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
14 november 2017
Publicatiedatum
15 november 2017
Zaaknummer
200.182.331/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verwerping hoger beroep wegens niet indienen memorie van grieven

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 14 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellante, Service Hospitality Management International B.V., voorheen bekend als Sandton Hotel Management International B.V., had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel. In eerste aanleg was de gedaagde partij, Exploitatiemaatschappij Zwollerkerspel B.V., die in hoger beroep niet verschenen was. De appellante kreeg meerdere keren uitstel voor het indienen van de memorie van grieven, maar heeft uiteindelijk geen nieuwe advocaat aangesteld en geen memorie van grieven ingediend. Hierdoor verviel het recht om van grieven te dienen, conform artikel 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken. Het hof oordeelde dat het hoger beroep van SHM moest worden verworpen, omdat er geen grieven waren ingediend tegen het vonnis van de kantonrechter. De kosten van het geding in hoger beroep werden vastgesteld op nihil, aangezien de appellante in het ongelijk werd gesteld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.182.331/01
(zaaknummer rechtbank Overijssel 2079494 CV EXPL 13-1162)
arrest van 14 november 2017 in de zaak van:
Service Hospitality Management International B.V.,
voorheen geheten Sandton Hotel Management International B.V.,
gevestigd te Deventer,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
SHM,
advocaat: voorheen mr. C.C.H. Wiekeraad, kantoorhoudend te Kampen, die zich heeft onttrokken,
tegen
Exploitatiemaatschappij Zwollerkerspel B.V.,
gevestigd te Zwolle,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna:
Zwollerkerspel,
niet verschenen.

1.Het geding in eerste instantie

1.1
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen van 4 februari 2014 en 10 februari 2015 van de kantonrechter in de rechtbank Overijssel, locatie Zwolle en de beslissing van 21 april 2015 van genoemde kantonrechter.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Bij exploot van 8 mei 2015, hersteld bij exploot van 23 september 2015, is door SHM hoger beroep ingesteld van voormeld vonnis van 10 februari 2016 met dagvaarding van Zwollerkerspel tegen de zitting van 22 december 2015.
2.2
Op de eerst dienende dag is Zwollerkerspel niet verschenen, waarna tegen haar verstek is verleend. Aan SHM is enige malen uitstel verleend voor het indienen van de memorie van grieven. Ter rolle van 19 april 2016 heeft mr. Wiekeraad zich onttrokken aan de zaak. Hij heeft zijn cliënte schriftelijk gewezen op de gevolgen daarvan. Voor het opnieuw stellen van een advocaat en het nemen van de memorie van grieven is aan SHM tweemaal uitstel verleend van (totaal) drie weken tot 10 mei 2016.
2.3
Ter rolle van 10 mei 2016 heeft zich voor SHM geen nieuwe advocaat gesteld. Vervolgens is de zaak conform art. 6.4 van het Landelijk procesreglement voor civiele dagvaardingszaken bij de gerechtshoven (Lpr) - zoals deze bepaling heeft geluid tot 1 september 2016 - verwezen naar de rol op een termijn van 53 weken (ambtshalve peremptoir) voor het stellen van een nieuwe advocaat door SHM en het nemen van de memorie van grieven.
2.4
Op de rol van 16 mei 2017 heeft zich voor SHM geen nieuwe advocaat gesteld. Bijgevolg heeft SHM op laatstgenoemde datum geen memorie van grieven genomen.
2.5
In verband met de overgangsbepalingen van het nieuwe rolreglement is de zaak nog éénmaal voor vier weken aangehouden voor het nemen van de memorie van grieven door SHM, ambtshalve peremptoir.
2.6
Op de rol van 13 juni 2017 heeft zich geen nieuwe advocaat gesteld voor SHM, waarna ambtshalve akte niet-dienen is verleend voor de memorie van grieven.
2.7
Arrest is bepaald op heden, te wijzen op het griffiedossier.

3.De beoordeling

3.1
Met ingang van 1 september 2016 zijn diverse bepalingen van het Lpr ingrijpend gewijzigd. Op grond van art. 10.1 Lpr zijn de bepalingen van het Lpr zoals die luiden met ingang van 1 september 2016 zowel van toepassing op zaken die vóór als op zaken die ná laatstgenoemde datum voor het eerst zijn ingeschreven. De relevante nieuwe bepalingen van het Lpr zijn goeddeels gelijkluidend en leiden niet tot een andere beoordeling in onderhavige zaak.
3.2
In art. 133 lid 4 Rv is bepaald dat indien een proceshandeling niet is verricht binnen de daarvoor gestelde termijn en daarvoor geen uitstel kan worden verkregen, het recht vervalt om de desbetreffende proceshandeling te verrichten. In art. 1.7 Lpr (nieuw) is bepaald dat de termijnen ambtshalve worden nageleefd, tenzij uit dit reglement anders voortvloeit.
3.3
Aangezien zich namens SHM ter rolle van 13 juni 2017 geen nieuwe advocaat heeft gesteld, heeft SHM op laatstgenoemde roldatum niet (alsnog) van grieven gediend. SHM heeft de haar door het hof gestelde termijnen voor het nemen van de memorie van grieven ongebruikt laten verstrijken. Conform art. 6.4 Lpr is hierdoor het recht van SHM om alsnog van grieven te dienen, komen te vervallen.
3.4
Nu SHM geen grieven heeft ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep, en in aanmerking nemend dat het bestreden vonnis van de kantonrechter niet in strijd is met rechtsregels van openbare orde, zal het hoger beroep van SHM worden verworpen.
3.5
SHM moet in hoger beroep worden beschouwd als de in het ongelijk te stellen partij. Het hof zal SHM dan ook veroordelen in de kosten van het geding in hoger beroep (nihil).

4.De beslissing

Het hof, rechtdoende in hoger beroep:
verwerpt het hoger beroep van SHM;
veroordeelt SHM in de kosten van het geding in hoger beroep en stelt die kosten aan de zijde van Zwollerkerspel tot aan dit arrest vast op nihil.
Dit arrest is gewezen door mr. J.H. Kuiper, mr. M.W. Zandbergen en mr. O.E. Mulder, en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op dinsdag 14 november 2017.