In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland. De verdachte was beschuldigd van het voorhanden hebben van een vuurwapen voorafgaand aan een schietincident dat plaatsvond op 8 augustus 2012 in Arnhem. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd en de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. Tijdens de zitting op 11 oktober 2017 heeft het hof de vordering van de advocaat-generaal gehoord, evenals de verdediging van de verdachte, vertegenwoordigd door mr. E.J.M.J. Damen.
De tenlastelegging betrof het voorhanden hebben van een pistool van categorie III. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte het vuurwapen na het schietincident in zijn bezit had, maar niet vóór het incident, wat essentieel was voor de bewezenverklaring. De verdachte ontkende het vuurwapen vóór het incident te hebben gehad en verklaarde dat hij het tijdens het incident van een ander had afgepakt. Het hof heeft de verklaringen van getuigen en het forensisch bewijs, waaronder DNA-onderzoek, zorgvuldig gewogen. De resultaten van het NFI-onderzoek gaven geen sluitend bewijs dat de verdachte het vuurwapen al vóór het schietincident voorhanden had.
Uiteindelijk heeft het hof geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen, en heeft daarom besloten om hem vrij te spreken. Het hof heeft ook bepaald dat het in beslag genomen vuurwapen aan het verkeer zal worden onttrokken. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van de griffier en de advocaat-generaal, waarbij de verdachte niet aanwezig was.