ECLI:NL:GHARL:2017:9787

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
9 november 2017
Publicatiedatum
9 november 2017
Zaaknummer
200.213.132
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontslag van bewindvoerder wegens gewichtige redenen in hoger beroep

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over het ontslag van een bewindvoerder. De rechthebbende, die lijdt aan Asperger en MS, verzocht om ontslag van de bewindvoerder vanwege ernstige tekortkomingen in de uitvoering van het bewind. De rechthebbende stelde dat de bewindvoerder niet adequaat communiceerde, zijn administratie niet op orde had en niet tijdig reageerde op verzoeken. De bewindvoerder voerde daarentegen aan dat er geen gewichtige redenen waren voor ontslag en dat de rechthebbende geen schade had geleden.

Het hof oordeelde dat, hoewel de bewindvoering niet vlekkeloos was verlopen, de specifieke behoeften van de rechthebbende niet waren onderkend. De communicatie tussen de bewindvoerder en de rechthebbende was ernstig verstoord, wat leidde tot een gebrek aan vertrouwen. Het hof concludeerde dat de situatie niet in het belang van de rechthebbende was en dat er gewichtige redenen waren om de bewindvoerder te ontslaan. De heer [nieuwe bewindvoerder] werd benoemd als nieuwe bewindvoerder, aangezien hij bereid was het bewindvoerderschap op zich te nemen.

De beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikking van de rechtbank Gelderland werd vernietigd en dat de kosten van het geding in hoger beroep werden gecompenseerd, waarbij iedere partij zijn eigen kosten droeg.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.213.132
(zaaknummer rechtbank Gelderland 5437522)
beschikking van 9 november 2017
inzake
[Verzoeker] ,
wonende te [plaats] , gemeente [plaats] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: de rechthebbende,
advocaat: mr. C. Çakir te Arnhem,
en
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[Verweerders] ,
gevestigd te [plaats] , gemeente [plaats] ,
kantoorhoudende te [plaats] , gemeente [plaats] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: de bewindvoerder,
advocaat: mr. M.T. Lamers te Nijmegen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1] ,
gevestigd te [plaats] ,
verder te noemen: de beoogd bewindvoerder,
[belanghebbende 2] ,
beiden wonende te [plaats] ,
[belanghebbende 3] ,
wonende te [plaats] ,
[belanghebbende 4] ,
wonende te [plaats] , gemeente [plaats] ,
[belanghebbende 5] ,
wonende te [plaats] ,
verder te noemen: de broer,
[belanghebbende 6] ,
wonende te [plaats] ,
verder te noemen: de zus,
[belanghebbende 7] ,
wonende te [plaats] , gemeente [plaats] .

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen) van 4 januari 2017, uitgesproken onder voormeld zaaknummer.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met producties 1 tot en met 27, ingekomen op 31 maart 2017;
- het verweerschrift met producties 1 tot en met 11;
- een journaalbericht van mr. Çakir van 21 september 2017 met productie 28.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 5 oktober 2017 plaatsgevonden. De man is in persoon verschenen, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de bewindvoerder is de heer [X] verschenen, bijgestaan door mr. Lamers. Ook zijn verschenen de beoogd bewindvoerder, de broer en de zus.

3.De feiten

3.1
De kantonrechter heeft bij beschikking van 12 juli 2012 over alle tegenwoordige en toekomstige goederen die toebehoren aan rechthebbende een bewind in de zin van artikel 1: 431 van het Burgerlijk Wetboek ingesteld en mevrouw [bewindvoerder] tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Bij beschikking van de kantonrechter van 25 november 2015 is mevrouw [bewindvoerder] ontslagen als bewindvoerder over de (goederen van de) rechthebbende met ontslag van de verplichting eindrekening en verantwoording af te leggen en is de bewindvoerder benoemd tot opvolgend bewindvoerder.
3.3
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 11 oktober 2016, heeft de rechthebbende verzocht om ontslag van de bewindvoerder en benoeming van de beoogd bewindvoerder.

4.De omvang van het geschil

4.1
Bij - uitvoerbaar bij voorraad verklaarde - beschikking van 4 januari 2017 heeft de kantonrechter het verzoek van de rechthebbende afgewezen.
4.2
De rechthebbende is met twee grieven in hoger beroep gekomen van de beschikking van 4 januari 2017. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan het hof voor te leggen.
De rechthebbende verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en de bewindvoerder alsnog te ontslaan, de beoogd bewindvoerder tot bewindvoerder te benoemen en de bewindvoerder te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.3
De bewindvoerder voert verweer en verzoekt het hof, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek van de rechthebbende in hoger beroep af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen, primair zonder proceskostenveroordeling met de expliciete bepaling dat de kosten van het hoger beroep onder de bewindskosten vallen, subsidiair met veroordeling van de rechthebbende in de proceskosten, waarbij de proceskosten worden vastgesteld op de werkelijke advocaatkosten plus de extra bewindskosten die niet onder de reguliere bewindvergoeding vallen, meer subsidiair met veroordeling van de rechthebbende in de proceskosten vastgesteld conform het liquidatietarief althans een door het hof te bepalen bedrag.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Op grond van artikel 1:448 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) wordt een bewindvoerder ontslag verleend hetzij op eigen verzoek hetzij wegens gewichtige redenen of omdat de bewindvoerder niet meer voldoet aan de eisen om bewindvoerder te kunnen worden, zulks op verzoek van een medebewindvoerder, de rechthebbende of het openbaar ministerie dan wel ambtshalve. In dit hoger beroep ligt de vraag voor of er gewichtige redenen zijn om de bewindvoerder ontslag te verlenen.
5.2
De rechthebbende stelt dat de bewindvoerder meermalen is tekortgeschoten in de zorg van een goed bewindvoerder. De communicatie met de bewindvoerder verloopt moeizaam. De rechthebbende heeft Asperger en MS waardoor communiceren voor hem lastig is en hij onvoldoende in staat is zijn situatie of verzoek helder te formuleren. Deze situatie wordt bemoeilijkt doordat de bewindvoerder vaak niet (tijdig) reageert of de echtheid van de e-mails van de rechthebbende (als zijnde van hemzelf afkomstig) betwist.
Verder heeft de bewindvoerder de administratie niet op orde. Dat sprake zou zijn van een werkachterstand mag niet ten nadele van de rechthebbende komen. De bewindvoerder heeft niet dan wel niet tijdig en niet deugdelijk rekening en verantwoording afgelegd en deze niet met de rechthebbende besproken, niet dan wel niet tijdig of onjuiste informatie verstrekt en de rechthebbende in onzekerheid gelaten over zijn financiële situatie waaronder zijn schuldenpositie. De bewindvoerder heeft eveneens nagelaten om tijdig toestemming te geven voor bepaalde uitgaven, tijdig bepaalde vorderingen te betalen en zich niet althans onvoldoende ingespannen om de schulden af te lossen – terwijl het saldo op de beheerrekening aanzienlijk is – of deze duidelijk in kaart te brengen en de problematische schuldsituatie te stabiliseren door toe te werken naar een minnelijke- of wettelijke schuldenregeling. De rechthebbende vindt het dan ook niet redelijk dat de bewindvoerder een jaarbeloning hanteert die geldt voor een bewind met problematische schulden. De schuldenlast is toegenomen door nalatigheid van de bewindvoerder.
Deze situatie en de ernstig verstoorde verstandhouding met de bewindvoerder geeft de rechthebbende veel onrust en stress en dat is vanwege zijn fysieke en geestelijke toestand zeer zorgelijk en te belastend voor hem. De bewindvoerder weigert over de situatie in gesprek te gaan met de rechthebbende of afspraken te maken ter verbetering van de uitvoering van het bewind. De rechthebbende heeft geen enkel vertrouwen meer in de bewindvoerder. De situatie is na de zitting in eerste aanleg verder verslechterd; de bewindvoerder heeft het daarna gedane aanbod om in gesprek te gaan, afgewezen en heeft niet alle gevraagde stukken verstrekt en op een herhaald verzoek daartoe niet meer gereageerd.
5.3
De bewindvoerder voert aan dat er geen gewichtige reden is die tot haar ontslag kan leiden. De rechthebbende heeft geen schade geleden en is niet op andere wijze in zijn belangen geschaad door fouten die zijn gemaakt door de werkachterstanden van de bewindvoerder. Volgens de bewindvoerder is het niet aan haar te wijten dat de schulden van de rechthebbende zijn toegenomen. De bewindvoerder stelt niet zomaar schulden te kunnen aflossen of betalingsregelingen met slechts een aantal schuldeisers te kunnen treffen indien wordt toegewerkt naar een schuldhulpverleningstraject, omdat de kans bestaat dat zij andere schuldeisers hiermee benadeelt. Daarbij kan een rechthebbende pas worden aangemeld voor schuldhulpverlening indien sprake is van een stabiele situatie waarbij het inkomen de uitgaven overstijgen, geen nieuwe schuldeisers zich melden, geen nieuwe schulden ontstaan en de vaste lasten kunnen worden betaald. Hiervan was lange tijd geen sprake.
Wat betreft de jaarbeloning stelt de bewindvoerder dat zij hiervoor toestemming heeft verkregen van de kantonrechter.
De bewindvoerder stelt verder met de rechthebbende via e-mail te communiceren. Vanwege de privacy kan de bewindvoerder geen informatie verstrekken aan derden, daaronder begrepen de familie. De bewindvoerder gaat hiermee zorgvuldig en kritisch om, dit om misbruik te voorkomen. Zo nodig checkt de bewindvoerder of bepaalde verzoeken van de rechthebbende afkomstig zijn, te meer nu de rechthebbende niet altijd dezelfde mening heeft als zijn familie. De bewindvoerder voldoet aan haar informatieplicht door periodiek bankafschriften aan de rechthebbende te verstrekken.
Naar de mening van de bewindvoerder is er geen sprake van een onherstelbaar verstoorde relatie tussen haar en de rechthebbende. De rechthebbende heeft nimmer kenbaar gemaakt dat hij op een andere wijze wil communiceren. De bewindvoerder is echter bereid om hierover in gesprek te gaan en nadere afspraken te maken en de samenwerking te verbeteren. Na de zitting bij de kantonrechter heeft de bewindvoerder de nodige stukken aan de rechthebbende verstrekt, maar heeft er geen gesprek plaatsgevonden.
De enkele stelling dat de rechthebbende geen vertrouwen meer heeft in de bewindvoerder is onvoldoende om tot ontslag over te gaan.
Verder verzoekt de bewindvoerder te bepalen dat de door haar in deze procedure gemaakte kosten zijn aan te merken als bewindkosten, omdat zij deze procedure in haar hoedanigheid van bewindvoerder voert.
5.4
De broer en de zus stellen dat zij de rechthebbende ondersteunen bij het doen van verzoeken richting de bewindvoerder, omdat de rechthebbende daartoe niet goed in staat is. De in het begin gemaakte afspraken over de communicatie, via een aanspreekpunt, werden op enig moment niet langer door de bewindvoerder gehandhaafd. De familie wordt ten onrechte door de bewindvoerder gewantrouwd. Het lijkt erop dat de bewindvoerder het belang van de rechthebbende niet voorop stelt. De broer en de zus hebben inmiddels geen vertrouwen meer in het herstel van de vertrouwensband en de communicatie. Na de zitting bij de kantonrechter heeft de bewindvoerder geen contact opgenomen om tot dit herstel over te gaan.
5.5
Het hof oordeelt als volgt. Hoewel de bewindvoering mede door bij de bewindvoerder ontstane werkachterstanden niet altijd vlekkeloos is verlopen, levert de wijze waarop de bewindvoerder het bewind heeft uitgevoerd onvoldoende grond op om tot ontslag van de bewindvoerder over te gaan. In het onderhavige geval speelt echter een rol dat de uitvoering van het bewind door de bewindvoerder niet aansluit bij de specifieke behoeften van de rechthebbende. De rechthebbende is gediagnosticeerd met Asperger en MS en is hierdoor uiterst beperkt in staat om zich zowel mondeling als schriftelijk te uiten waardoor de communicatie met hem wordt bemoeilijkt. Dit is het hof ter zitting ook gebleken. Het hof overweegt voorts dat de rechthebbende voor het uiten van zijn wensen leunt en vertrouwt op zijn familie, waardoor communicatie via hen op bepaalde momenten wenselijk of zelfs onvermijdelijk is. Een heldere communicatie en duidelijke afspraken hierover acht het hof in dit geval noodzakelijk teneinde tot een behoorlijke uitvoering van het bewind te kunnen komen.
Het hof begrijpt dat de bewindvoerder zorgvuldig met de privacy van haar cliënten omgaat en deze respecteert, maar verwacht ook van haar dat zij haar aanpak in een specifiek geval als het onderhavige, aanpast aan de behoeften van de cliënt (in dit geval de rechthebbende). Het hof overweegt hiertoe dat het afhouden van contact met de familie in dit geval niet in het belang van de rechthebbende is en door de rechthebbende als belemmerend en stressvol wordt ervaren. Dit komt, gelet op zijn Asperger en MS, niet ten goede aan zijn lichamelijke en psychische toestand en leidt bij hem tot onnodige spanningen en wantrouwen. Naar het oordeel van het hof had het op de weg van de bewindvoerder gelegen om afspraken te maken met de rechthebbende en zijn familie over de wijze van communiceren en de rol van de familie hierin. Het hof betreurt dat dit niet is gebeurd. In het verlengde hiervan is het hof van oordeel dat de bewindvoerder bepaalde zaken ten onrechte niet dan wel onvoldoende heeft teruggekoppeld aan de rechthebbende, terwijl in dit geval van de bewindvoerder in redelijkheid mocht worden verwacht dat zij had ingezien dat de rechthebbende een dergelijke terugkoppeling nodig heeft, bijvoorbeeld met betrekking tot de gevolgen van het aangaan van een nieuwe schuld.
5.6
Uit het dossier blijkt dat de communicatie reeds geruime tijd te wensen overlaat en dat er geen althans onvoldoende pogingen zijn ondernomen om tot verbetering hiervan en tot het maken van nadere afspraken hierover te komen. De verhoudingen tussen de rechthebbende
(en zijn familie) enerzijds en de bewindvoerder anderzijds zijn hierdoor inmiddels zo ernstig verstoord geraakt dat de rechthebbende (en zijn familie) het vertrouwen in de bewindvoerder heeft verloren. Ter zitting van het hof is eveneens gebleken dat de bewindvoerder, alhoewel zij aangeeft dat de communicatie kan worden verbeterd, ook na de mondelinge behandeling bij de kantonrechter en na het daartoe gedane aanbod door de rechthebbende daartoe niets heeft ondernomen, ondanks het feit dat dit reeds bij de kantonrechter aan de orde was gekomen. Het hof is evenmin gebleken dat de bewindvoerder een plan heeft ter verbetering van de situatie.
Op grond van het vorenstaande heeft het hof niet de verwachting dat de noodzakelijke - op de bijzondere situatie van betrokkene afgestemde - communicatie tussen de rechthebbende en de bewindvoerder kan worden verbeterd en de vertrouwensband tussen de rechthebbende en de bewindvoerder nog kan worden hersteld.
5.7
Het hof is van oordeel dat het tegen de hiervoor geschetste achtergrond niet in het belang van de rechthebbende is dat het bewind door de huidige bewindvoerder wordt voortgezet en dat daarom sprake is van een gewichtige reden voor ontslag van de huidige bewindvoerder. Het hof zal de heer [nieuwe bewindvoerder] , werkzaam bij [belanghebbende 1] te [plaats] tot bewindvoerder van de rechthebbende benoemen, nu de rechthebbende dit heeft verzocht en de heer [nieuwe bewindvoerder] zich bereid heeft verklaard om het bewindvoerderschap op zich te nemen en van gegronde redenen die zich tegen zijn benoeming verzetten niet is gebleken.

6.De slotsom

6.1
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, zal het hof de bestreden beschikking, vernietigen en beslissen als hierna zal worden vermeld.
6.2
Gelet op de aard van de procedure ziet het hof onvoldoende reden voor het opleggen van een proceskostenveroordeling.

7.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Gelderland, sector kanton, locatie Zutphen, van
4 januari 2017 en opnieuw beschikkende:
ontslaat met ingang van heden [Verweerders] als bewindvoerder;
benoemt met ingang van heden [nieuwe bewindvoerder] , werkzaam bij [belanghebbende 1] ,
[adres] , tot bewindvoerder van de rechthebbende;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van het geding in hoger beroep in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, J.B. de Groot en I.G.M.T. Weijers-van der Marck, bijgestaan door mr. L.J.G. Scheffer-Overbeek als griffier, en is op
9 november 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.