ECLI:NL:GHARL:2017:9739

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
10 november 2017
Publicatiedatum
8 november 2017
Zaaknummer
21-001347-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdenking van bedreiging met een vuurwapen door een 39-jarige man uit Bunschoten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 10 november 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte, een 39-jarige man uit Bunschoten, was eerder veroordeeld voor bedreiging met een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) en had een taakstraf van 120 uren opgelegd gekregen. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en de straf verhoogd naar een maximale werkstraf van 240 uren. De zaak kwam aan het hof na een zitting op 27 oktober 2017, waar de advocaat-generaal had gepleit voor bevestiging van het eerdere vonnis. De verdachte had hoger beroep ingesteld, waarbij zijn raadsman betoogde dat de verklaringen van de getuigen onvoldoende bewijs boden voor de veroordeling. Het hof oordeelde echter dat de getuigenverklaringen betrouwbaar waren en dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de bedreiging. Het hof verwierp ook het beroep op noodweer, omdat het tonen van een vuurwapen (gelijkend voorwerp) niet in verhouding stond tot de duw die de aangever had gegeven. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 240 uren, met de mogelijkheid van vervangende hechtenis indien de taakstraf niet naar behoren werd verricht.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001347-17
Uitspraak d.d.: 10 november 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland van 3 maart 2017 met parketnummer 16-236990-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1978,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 27 oktober 2017 en – overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering – het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. De advocaat‑generaal heeft gerekwireerd tot bevestiging van het door de politierechter gewezen vonnis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen namens de verdachte door zijn raadsman, mr. J.C. Hesen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De politierechter heeft bij vonnis van 3 maart 2017 de verdachte ter zake van bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 120 uren, te vervangen door 60 dagen hechtenis, met aftrek voor de tijd die de verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof zal opnieuw recht doen.

De tenlastelegging

Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 17 november 2016 te Bunschoten-Spakenburg, althans in het arrondissement Midden-Nederland, [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: “Dan is die voor jou en dan zet ik hem op je kop”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verweren van de raadsman
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de verdachte dient te worden vrijgesproken van hetgeen hem ten laste is gelegd. Daartoe heeft de raadsman aangevoerd dat de verklaring van de aangever onvoldoende steun vindt in de overige bewijsmiddelen in het dossier. De door de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] afgelegde verklaringen kunnen niet worden gebruikt voor het bewijs, nu deze getuigen telefonisch zijn gehoord en zij tijd en gelegenheid hebben gehad om hun verklaringen op elkaar af te stemmen. Voorts heeft de raadsman betoogd dat voor zover het hof van oordeel is dat deze verklaringen wel voor het bewijs gebruikt kunnen worden, de verklaringen niet kunnen bijdragen aan het bewijs.
Oordeel van het hof
Het hof is van oordeel dat het door de raadsman gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen en in het bijzonder de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] te twijfelen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij opof omstreeks17 november 2016 te Bunschoten-Spakenburg,althans in het arrondissement Midden-Nederland,[slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht,althans met zware mishandeling,immers heeft verdachte opzettelijk voornoemde [slachtoffer] een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) getoond en daarbij dreigend de woorden toegevoegd: “Dan is die voor jou en dan zet ik hem op je kop”, althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking.
Het hof acht niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Beroep op noodweer
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat uitgaande van de verklaring van de verdachte het tonen van zijn mobiele telefoon – die hij op dat moment in zijn broeksband had – een handeling is die voortvloeit uit noodweer. De verdachte voelde zich bedreigd door de aangever die hem een duw gaf, zodat hij gerechtigd was zich te verdedigen tegen de ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding die uitging van de aangever, aldus de raadsman.
Verwerping van beroep op noodweer
Het hof verwerpt het beroep op noodweer en overweegt daartoe – met de politierechter – dat het tonen van een op een vuurwapen gelijkend voorwerp volstrekt niet in verhouding staat tot het duwen door de aangever en zodoende disproportioneel is.
Het bewezenverklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.

Strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die de verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Verweer van de raadsman
De raadsman heeft betoogd dat bij het bepalen van de aan de verdachte op te leggen straf alle feiten dienen te worden meegenomen, in het bijzonder ook het feit dat niet de verdachte maar de aangever de agressor was. Een straf zoals die door de politierechter is opgelegd en door de advocaat-generaal is gevorderd, is dan ook te fors.
Oordeel van het hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van de verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
De verdachte heeft zich op 17 november 2016 schuldig gemaakt aan bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht door de aangever een (op een) vuurwapen (gelijkend voorwerp) te tonen. Door zijn handelen heeft de verdachte bij de aangever maar ook bij de ooggetuigen gevoelens van angst en onveiligheid teweeg gebracht.
Blijkens het uittreksel justitiële documentatie betreffende de verdachte van 26 september 2017 is hij niet recentelijk veroordeeld voor een soortgelijk strafbaar feit.
De oriëntatiepunten voor de straftoemeting houden in een gevangenisstraf voor de duur van vier maanden in geval van het tonen van een (nep)vuurwapen. Het equivalent van dit oriëntatiepunt is een taakstraf voor de duur van 240 uren.
In het bijzonder in aanmerking genomen hetgeen omtrent de persoon van de verdachte is gebleken, is het hof van oordeel dat oplegging van een taakstraf van de hierna aan te geven duur, passend en geboden is.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 22c, 22d en 285 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. N.C. van Lookeren Campagne, voorzitter,
mr. H. Abbink en mr. A. van Waarden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. F.A.A.M. van der Veen, griffier,
en op 10 november 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 10 november 2017.
Tegenwoordig:
mr. H. Abbink, voorzitter,
mr. L.H.J. Vijlbrief-Smit, advocaat-generaal,
mr. N.D. Mavus-ten Elshof, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.