ECLI:NL:GHARL:2017:9655

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
2 november 2017
Publicatiedatum
7 november 2017
Zaaknummer
200.194.274/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van een boedel met betrekking tot aandelen en executiegeschil

In deze zaak gaat het om de verdeling van een boedel waarbij de man, als gevolg van overbedeling, bijna 700.000 euro aan de vrouw moet betalen. De vrouw heeft executoriaal beslag gelegd op de aandelen van de man. In eerste aanleg heeft de kantonrechter op 17 maart 2016 bepaald dat de vrouw de aandelen onderhands mag verkopen. Echter, bij tussenbeschikking van 29 september 2016 heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dit vonnis geschorst, conform de wens van partijen. Inmiddels is de helft van de aandelen aan de vrouw toegedeeld, waardoor zij geen belang meer heeft bij de executie van het vonnis van de kantonrechter van 17 maart 2016. Het hof heeft daarom de bestreden beschikking van de kantonrechter vernietigd.

De mondelinge behandeling in de hoofdzaak vond plaats op 2 maart 2017, gelijktijdig met andere zaken betreffende de boedelverdeling. De partijen waren aanwezig, waarbij de verweerster werd vergezeld door haar partner en de erven verzoekers door een familielid en een tolk. Tijdens de zitting werd besproken of de verweerster nog belang had bij de executie van de aandelen, nu deze in het kader van de verdeling voor de helft aan haar waren toegedeeld. De verweerster gaf aan geen belang meer te hebben bij de executie en handhaafde haar verzoek niet langer.

Het hof heeft vastgesteld dat de aandelen in [E] BV voor de helft aan de verweerster en voor de helft aan de verzoekers zijn toegedeeld. Gezien deze omstandigheden heeft het hof de beschikking van de rechtbank vernietigd en het verzoek van de verweerster om executie van de aandelen afgewezen. De kosten in hoger beroep worden gecompenseerd, waarbij ieder van de partijen de eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.194.274/01
(zaaknummer rechtbank C/18/152919 / HA RK 14-326)
beschikking van 2 november 2017
inzake
de erven [verzoekers] ,
wonende te [A] (Spanje),
verzoekers in hoger beroep,
verder te noemen: erven [verzoekers] ,
advocaat: mr. J.W. Elzinga-Snoek, kantoorhoudend te Groningen,
tegen
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerster] ,
advocaat: voorheen mr. M.A.I.M. Zandhuis, kantoorhoudend te Amstelveen,
thans mr. M. Helmantel, kantoorhoudend te Sappemeer.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van het geding tot 29 september 2016 verwijst het hof naar zijn tussenbeschikking van die datum die mede betrekking heeft gehad op de hoofdzaak.
2.2
De mondelinge behandeling in de hoofdzaak heeft plaatsgevonden op 2 maart 2017 gelijktijdig met de mondelinge behandeling die is gehouden in de zaken onder nummers 200.149.223/01 en 200.149.274/01 betreffende de boedelverdeling. Partijen waren aanwezig waarbij [verweerster] werd vergezeld door haar partner en de erven [verzoekers] in de persoon van [C] zijn verschenen die vergezeld werd door een familielid en een tolk in de Spaanse taal (mevrouw [D] , wbtv nummer [000] ). Partijen werden bijgestaan door hun respectieve advocaten die beiden het woord mede hebben gevoerd aan de hand van pleitaantekeningen.

3.De verdere beoordeling

3.1
Onderhavige zaak betreft het hoger beroep van de erven [verzoekers] ingesteld tegen de beschikking van 17 maart 2016 waarbij de rechtbank heeft bepaald dat door [verweerster] binnen zes maanden tot onderhandse verkoop en levering van de in beslag genomen aandelen [E] BV kan worden overgegaan.
3.2
In zijn tussenbeschikking van 29 september 2016 heeft het hof, kort gezegd, de werking van genoemde beschikking van 17 maart 2016 geschorst, en wel voor de duur en onder de voorwaarden die partijen ter zitting van 20 juli 2016 zijn overeengekomen en die zijn opgenomen in de tussenbeschikking onder rechtsoverweging 3.10.
3.3
Ter zitting van 2 maart 2017 heeft het hof, met betrekking tot de beslissing in de hoofdzaak, onder meer aan de orde gesteld of [verweerster] belang heeft bij de door haar verzochte executie van de aandelen [E] (als betaling op haar vordering ter zake van alimentatie) wanneer deze aandelen in het kader van de verdeling voor de helft aan haar worden toegedeeld, zoals door haar verzocht. [verweerster] heeft daarop aangegeven in dat geval geen belang meer te hebben bij executie van de aandelen en in dat geval haar verzoek daartoe niet langer te handhaven.
3.4
Het hof is ambtshalve bekend met het feit dat het hof in de zaken betreffende de boedelverdeling op 2 november 2017 uitspraak heeft gedaan waarbij, voor zover hier van belang, de aandelen in [E] BV voor de helft aan [verweerster] en voor de helft aan [verzoekers] (thans de erven [verzoekers] ) zijn toegedeeld. Bij deze stand van zaken concludeert het hof dat [verweerster] , zoals door haar ter zitting aangegeven, haar verzoek tot executie van de aandelen niet langer handhaaft.
3.5
Het hof zal de beschikking van de rechtbank om redenen van doelmatigheid vernietigen en het verzoek van [verweerster] alsnog afwijzen. Het hof zal de kosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat ieder van partijen de eigen kosten draagt.

4.De beslissing

Het hof:
vernietigt de beschikking van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 17 maart 2016,
en opnieuw beslissende:
wijst af het verzoek van [verweerster] om te bepalen dat kan worden overgegaan tot verkoop en levering van de in beslag genomen aandelen (met bepaling van de termijn, de wijze waarop en de voorwaarden waaronder);
bepaalt dat ieder van partijen de eigen kosten draagt van het geding in hoger beroep.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.D.S.L. Bosch, mr. G. Jonkman en mr. B.J.H. Hofstee, en is in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken op 2 november 2017.