In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 7 november 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 4 augustus 2016. De zaak betreft de aftrekbaarheid van lijfrentepremies in de inkomstenbelasting voor het jaar 2010. Belanghebbende had een lijfrenteverzekering afgesloten bij [A] N.V. en had in zijn aangifte voor 2010 een bedrag van € 2.400 aan premies in aftrek gebracht. De Inspecteur van de Belastingdienst had echter slechts een bedrag van € 600 aan aftrek toegestaan, wat leidde tot een correctie van € 1.800. Belanghebbende was het niet eens met deze beslissing en heeft hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting op 10 oktober 2017 heeft het Hof de argumenten van beide partijen gehoord. Belanghebbende stelde dat de Inspecteur niet correct had gehandeld en dat hij gedurende anderhalf jaar geen reactie had ontvangen, waardoor hij aannam dat de aanslag buiten incasso was gesteld. De Inspecteur daarentegen verdedigde zijn standpunt dat hij bij de aanslagregeling rekening had gehouden met het juiste bedrag aan betaalde lijfrentepremie.
Het Hof oordeelde dat de belastingrechter bevoegd is in geschillen over de heffing van belasting, maar niet over invordering of klachten over de bejegening door de Belastingdienst. Het Hof concludeerde dat de in eerdere jaren betaalde premies niet in aanmerking konden worden genomen bij de vaststelling van het belastbare inkomen over 2010. De uitspraak van de rechtbank werd bevestigd, en het hoger beroep werd ongegrond verklaard. Er werd geen aanleiding gezien voor vergoeding van griffierecht of proceskosten.