ECLI:NL:GHARL:2017:955

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
9 februari 2017
Zaaknummer
21-000876-16
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Fraude met omzetbelasting door feitelijke leidinggevende van vennootschappen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 8 februari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, geboren in 1955 en bestuurder van de besloten vennootschappen [bedrijf 1] B.V. en [bedrijf 2] B.V., werd beschuldigd van belastingfraude. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte opzettelijk onjuiste aangiften omzetbelasting heeft gedaan over meerdere jaren, waardoor te weinig belasting werd geheven. De verdachte had feitelijke leiding gegeven aan de vennootschappen en was op de hoogte van de onjuiste aangiften, maar heeft nagelaten om de juiste aangiften in te dienen. De advocaat-generaal vorderde een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden en een taakstraf van 120 uren. De verdediging betoogde dat de verdachte geen opzet had en dat de getuigen niet betrouwbaar waren. Het hof oordeelde echter dat de verklaringen van de getuigen consistent en betrouwbaar waren. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van twee jaren. Het hof hield rekening met de omstandigheden van de verdachte, waaronder zijn leeftijd en het feit dat hij niet eerder was veroordeeld.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-000876-16
Uitspraak d.d.: 8 februari 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van
8 februari 2016 met parketnummer 08-997507-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 25 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, inhoudende dat het gerechtshof verdachte zal veroordelen tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 120 uren. De vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. H.P. Eckert, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt. Het hof doet daarom opnieuw recht.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

1.

de besloten vennootschap(pen) [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. (ook wel genoemd fiscale eenheid [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V.) op één of meerdere tijdstippen in of omstreeks de periode van 29 april 2009 tot en met 8 januari 2014 in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Apeldoorn, althans elders in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de omzetbelasting over het:
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2009; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2010; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2011; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2012; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2013,
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers hebbende [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. (telkens) opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te Emmen en/of elders in Nederland, ingeleverde aangiftebiljet(ten) omzetbelasting en/of elektronische aangifte (biljet) omzetbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven;

2.

de besloten vennootschap(pen) [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. (ook wel genoemd fiscale eenheid [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V.), op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 27 november 2014, althans in ieder geval over de periode 01 januari 2012 tot en met 27 november 2014, in de gemeente Assen en/of Emmen, althans elders in Nederland, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen,
(telkens) als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, te weten de verplichting ingevolge artikel 10A Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting juncto artikel 68 lid 1 onder a Algemene Wet inzake rijksbelastingen, opzettelijk deze niet, onjuist of onvolledig heeft verstrekt, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers hebbende [bedrijf 1] B.V. en/of [bedrijf 2] B.V. de in de hierboven vermelde regelgeving opgenomen verplichting tot het doen van een suppletie, door het (alsnog) verstrekken van de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, betrekking hebbende op de aangifte(n) voor de omzetbelasting over het:
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2009; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2010; en/of - eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2011; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2012; en/of
- eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal 2013,
opzettelijk niet gedaan,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens) feitelijke leiding heeft gegeven.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Verdachte was enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 2] B.V.. Deze holding was weer enig aandeelhouder en bestuurder van [bedrijf 1] B.V..
Binnen de holding vond echter geen economische activiteit plaats; de holding was louter eigenaar van het aan [bedrijf 1] B.V. ter beschikking gestelde bedrijfspand. In het hiernavolgende zal het hof zich dan ook slechts richten op de activiteiten van [bedrijf 1] B.V. en verdachtes aandeel daarin.
Tevens staat niet ter discussie dat verdachte niet alleen formeel, maar ook feitelijke zeggenschap had over alle activiteiten van [bedrijf 1] B.V. .
Bij de FIOD is een melding binnengekomen inhoudende dat [bedrijf 1] B.V. over de jaren 2009 tot en met 2011 de omzetbelasting niet volledig zou hebben afgedragen. De FIOD heeft deze melding doorgegeven aan de Belastingdienst en de Belastingdienst heeft een boekenonderzoek ingesteld in welk onderzoek ook de jaren 2012 en 2013 zijn betrokken. Geconstateerd is dat over de hiervoor genoemde jaren onjuiste aangiften omzetbelasting zijn gedaan.
De getuige [getuige 1] , administrateur van verdachte in de periode 2008 t/m september 2009, heeft verklaard dat in het eerste kwartaal van 2009 € 10.000,00 aan voorbelasting bij de aangifte omzetbelasting is bijgeteld.
Door de getuige [getuige 2] , zelfstandig boekhouder, zijn over de periode 3e kwartaal 2009 tot en met het 3e kwartaal 2012 de aangiften omzetbelasting voor verdachte ingediend. [getuige 2] heeft verklaard dat in 2009 met akkoord van verdachte bewust minder belasting is aangegeven door met de btw te schuiven. Dit vond eveneens plaats in de jaren 2010, 2011 en 2012. Door [getuige 2] is diverse keren bij verdachte er op aangedrongen een suppletieaangifte in te dienen.
Getuige [getuige 3] , accountant en opsteller van de jaarrekeningen 2011 en 2012 van [bedrijf 1] B.V., heeft verklaard dat bij de bespreking van de jaarrekeningen met verdachte is besproken dat er nog een suppletieaangifte van de omzetbelasting moest worden gedaan. Verdachte heeft ook bevestigd dat [getuige 3] hem er op heeft gewezen dat er nog een suppletieaangifte gedaan moest worden.
De getuige [getuige 4] , accountant AA, heeft verklaard dat verdachte tegen hem heeft gezegd dat verdachte de suppletieaangiften niet wilde indienen omdat verdachte de cijfers niet vertrouwde.
Standpunt advocaat-generaal
De advocaat-generaal stelt zich op het standpunt dat de feiten wettig en overtuigend bewezen kunnen worden. De advocaat-generaal heeft zich op het standpunt gesteld, dat er bij verdachte in ieder geval sprake was van voorwaardelijk opzet.
Standpunt verdediging
De verdediging heeft zich, kort weergegeven, op het standpunt gesteld dat de getuigen allemaal hun eigen belang hadden toen zijn hun verklaringen hebben afgelegd en dat de afgelegde verklaringen om die reden niet erg betrouwbaar kunnen zijn. Verder heeft de verdediging aangevoerd dat verdachte geen opzet heeft gehad om onjuiste aangiften in te dienen. Verdachte heeft volgens de verdediging juist alles in het werk gesteld om een correcte administratie te voeren. Verdachte heeft volgens de verdediging niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat er onjuiste aangiften voor de omzetbelasting werden ingediend.
Oordeel hof
Anders dan de raadsman heeft betoogd, acht het hof de verklaringen van de getuigen [getuige 1] , [getuige 2] , [getuige 3] en [getuige 4] voor zover die voor het bewijs zullen worden gebezigd, betrouwbaar.
Deze verklaringen van de getuigen zijn consistent, duidelijk en op wezenlijke punten met elkaar in overeenstemming en geven alle aan dat verdachte is gewezen op het doen van suppletieaangiften. Dat de getuigen ieder voor zich mogelijk belang had om anders dan de waarheid te verklaren, vindt het hof, gelet op hetgeen de raadsman daarover heeft aangevoerd, niet aannemelijk geworden. Het hof zal daarom de getuigenverklaringen gebruiken voor het bewijs.
Gelet op het hiervoor overwogene acht het hof bewezen dat [bedrijf 1] B.V. over de in de bewezenverklaring genoemde kwartalen steeds onjuiste aangiften voor de omzetbelasting heeft gedaan en dat tevens opzettelijk niet is voldaan aan de op [bedrijf 1] B.V. rustende verplichting tot het doen van een suppletieaangifte ter zake de omzetbelasting.
Vervolgens dient het hof de vraag te beantwoorden of verdachte feitelijke leiding heeft gegeven aan [bedrijf 1] B.V. Van feitelijke leidinggeven aan verboden gedragingen kan onder omstandigheden sprake zijn indien de desbetreffende functionaris, -terwijl deze daartoe bevoegd en redelijkerwijs gehouden is, - maatregelen ter voorkoming van deze gedragingen achterwege laat en bewust de aanmerkelijke kans aanvaardt dat de verboden gedragingen zich zullen voordoen. In deze situatie wordt de functionaris geacht opzettelijk de verboden gedragingen te bevorderen. [1]
Verdachte was door de hiervoor genoemde getuigen er op gewezen dat de aangiften omzetbelasting door [bedrijf 1] BV niet correct waren en dat hij daarom suppletieaangiften moest doen. Verdachte heeft dit op zijn beloop gelaten omdat hij de conclusie van zijn adviseurs niet vertrouwde. Dat verdachte telkenmale, in weerwil van de conclusies van zijn boekhouders en accountants, naar eigen zeggen meende dat de administratie niet betrouwbaar was en op grond van zijn “zesde zintuig” telkens bewust minder omzetbelasting afdroeg dan door zijn adviseurs berekend en daarom ook geen suppletieaangiften indiende, maakt dat verdacht opzet heeft gehad op het doen van onjuiste aangiften en dus feitelijke leiding heeft gegeven aan het doen van onjuiste aangiften omzetbelasting.
Het hof acht hetgeen verdachte onder feit 1 en feit 2 ten laste is gelegd wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

1.

de besloten vennootschap
(pen)[bedrijf 1] B.V.
en/of [bedrijf 2] B.V. (ook wel genoemd fiscale eenheid [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V.) op één of meerdere tijdstippenin of omstreeks de periode van 29 april 2009 tot en met 8 januari 2014
in de gemeente Emmen en/of in de gemeente Apeldoorn, althans eldersin Nederland,
(telkens
)opzettelijk
(een
)bij de Belastingwet voorziene aangifte
(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten
(een
)aangifte
(n)voor de omzetbelasting over het:
- eerste kwartaal en
/oftweede kwartaal en
/ofderde kwartaal en
/ofvierde kwartaal 2009; en/of
- eerste kwartaal en
/oftweede kwartaal
en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal2010; en/of
- eerste kwartaal en
/oftweede kwartaal
en/of derde kwartaalen
/ofvierde kwartaal 2011; en/of
-
eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/ofderde kwartaal en
/ofvierde kwartaal 2012; en/of
- eerste kwartaal en
/of tweede kwartaal
en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal2013,
onjuist en
/ofonvolledig heeft gedaan,
immers heeft [bedrijf 1] B.V.
en/of [bedrijf 2] B.V. (telkens
)opzettelijk op het bij de Inspecteur der belastingen
of de Belastingdienst te Emmen en/of eldersin Nederland, ingeleverde aangiftebiljet
(ten)omzetbelasting en/of elektronische aangifte
(biljet
)omzetbelasting over genoemd
(e
) jaar/jaren
(telkens
)een te laag belastbaar bedrag,
althans (telkens) een te laag bedrag aan belastingopgegeven,
terwijl dat feit
(telkens
)ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging
(en
)verdachte
al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens
)feitelijke leiding heeft gegeven;

2.

de besloten vennootschap
(pen)[bedrijf 1] B.V.
en/of [bedrijf 2] B.V. (ook wel genoemd fiscale eenheid [bedrijf 2] B.V. en [bedrijf 1] B.V.), op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 januari 2009 tot en met 27 november 2014,
althans in ieder geval over de periode 01 januari 2012 tot en met 27 november 2014, in de gemeente Assen en/of Emmen, althans elders in Nederland
, tezamen en in vereniging met één of meer andere(n), althans alleen,
(telkens
)als degene die ingevolge de Belastingwet verplicht was tot het verstrekken van inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, te weten de verplichting ingevolge artikel 10A Algemene wet inzake rijksbelastingen juncto artikel 15 Uitvoeringsbesluit omzetbelasting juncto artikel 68 lid 1 onder a Algemene Wet inzake rijksbelastingen,
opzettelijk deze niet,
onjuist of onvolledigheeft verstrekt, terwijl dat feit ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven,
immers heeft [bedrijf 1] B.V.
en/of [bedrijf 2] B.V.de in de hierboven vermelde regelgeving opgenomen verplichting tot het doen van een suppletie, door het
(alsnog
)verstrekken van de juiste en volledige inlichtingen, gegevens of aanwijzingen, betrekking hebbende op de aangifte
(n)voor de omzetbelasting over het:
- eerste kwartaal en
/oftweede kwartaal en
/ofderde kwartaal en
/ofvierde kwartaal 2009; en/of
- eerste kwartaal en
/oftweede kwartaal
en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal2010; en/of
- eerste kwartaal en
/oftweede kwartaal
en/of derde kwartaalen
/ofvierde kwartaal 2011; en/of
-
eerste kwartaal en/of tweede kwartaal en/ofderde kwartaal en
/ofvierde kwartaal 2012; en/of
- eerste kwartaal en
/of tweede kwartaal
en/of derde kwartaal en/of vierde kwartaal2013,
opzettelijk niet gedaan,
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, al dan niet tezamen met één of meer andere(n), (telkens) opdracht heeft gegeven, dan welaan welke bovenomschreven verboden gedraging
(en
)verdachte
al dan niet tezamen met één of meer anderen, (telkens
)feitelijke leiding heeft gegeven;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van opzettelijk een bij de belastingwet voorziene aangifte onjuist doen, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
feitelijke leiding geven aan het door een rechtspersoon begaan van ingevolge de belastingwet verplicht zijnde inlichtingen, gegevens of aanwijzingen te verstrekken, deze opzettelijk niet verstrekken, terwijl het feit er toe strekt dat te weinig belasting wordt geheven, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Verdachte is door de rechtbank veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie maanden geheel voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis.
Het standpunt van de advocaat-generaal.
De advocaat-generaal heeft geëist dat verdachte ter zake van het tenlastegelegde conform de rechtbank zal worden veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden met een proeftijd van drie jaren en een taakstraf van 120 uren subsidiair 60 dagen vervangende hechtenis
Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft verzocht om bij een veroordeling over te gaan tot oplegging van een geheel voorwaardelijke straf.
Overweging hof
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan belastingfraude. Door aldus te handelen heeft de verdachte ertoe bijgedragen dat de overheid (mogelijk) te weinig inkomsten uit belastingen heeft genoten. Bovendien wordt het algemeen vertrouwen in het belastingsysteem, waarbinnen sprake zou moeten zijn van eerlijke lastenverdeling, door dergelijk handelen geschaad. Voor het systeem van belastingheffing is het van essentieel belang dat de Belastingdienst vertrouwen kan stellen in de juistheid van bepaalde geschriften.
Het hof houdt bij de straftoemeting rekening met de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd en zoekt daarbij aansluiting bij de oriëntatiepunten fraude. Het hof is van oordeel dat voor afdoening van de bewezenverklaarde feiten, gelet op het aan de fiscus toegebrachte nadeel, zowel in eerste instantie als bij de nadere berekening, in beginsel een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van enige maanden in de rede zou liggen.
Bij de bepaling van de hoogte van de straf heeft het hof naast vorenstaande in het voordeel
van verdachte rekening gehouden met het feit dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor
strafbare feiten en niet is gebleken dat verdachte na het plegen van de bewezen verklaarde feiten wederom de fout in is gegaan. Ook houdt het hof rekening met de leeftijd van verdachte en met het feit dat verdachte de bewezenverklaarde feiten niet heeft begaan ter eigen financieel gewin, maar dat handelingen gericht waren op het voortbestaan van onderneming van verdachte.
Alles afwegende zal het hof verdachte veroordelen tot een werkstraf van 240 uren en een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden. Anders dan door de advocaat-generaal gevorderd, acht het hof het opleggen van een proeftijd van drie jaren als preventie niet mogelijk nu de mogelijkheid van het opleggen van een proeftijd van drie jaar niet mogelijk is voor een deel van de bewezen verklaarde feiten, nu een proeftijd van drie jaren eerst mogelijk is geworden per 1 april 2010. Het hof volstaat met oplegging van een proeftijd van twee jaren.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op artikel 69 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen en de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c, 22d en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
3 (drie) maanden.
Bepaalt dat de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Veroordeelt de verdachte tot een
taakstrafvoor de duur van
240 (tweehonderdveertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door
120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Aldus gewezen door
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. B.J.J. Melssen en mr. G. Dam, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. G.W. Jansink, griffier,
en op 8 februari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Proces-verbaal van het in dezelfde zaak voorgevallene ter openbare terechtzitting van het gerechtshof van 8 februari 2017.
Tegenwoordig:
mr. R. de Groot, voorzitter,
mr. drs. I.E.W. Gonzales, advocaat-generaal,
B.J. Berendsen, griffier.
De voorzitter doet de zaak uitroepen.
De verdachte

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [1955] ,
wonende te [woonplaats] , [adres]
is niet in de zaal van de terechtzitting aanwezig.
De voorzitter spreekt het arrest uit.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de voorzitter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.

Voetnoten

1.Hoge Raad 16 december 1986, LJN: AC9607