ECLI:NL:GHARL:2017:9296

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 oktober 2017
Publicatiedatum
27 oktober 2017
Zaaknummer
21-002366-17
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verkeersongeval met dodelijke afloop en mishandeling met zwaar lichamelijk letsel

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1970, werd beschuldigd van een verkeersongeval op 6 maart 2016, waarbij een inzittende, [slachtoffer], om het leven kwam. Het hof achtte bewezen dat de verdachte onder invloed van alcohol zeer onvoorzichtig heeft gereden, met een snelheid die niet verantwoord was, en dat dit heeft geleid tot het fatale ongeval. De verdachte kreeg een gevangenisstraf van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met bijzondere voorwaarden gericht op behandeling. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot een ontzegging van de bevoegdheid om motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren.

Naast de verkeersdelicten was de verdachte ook betrokken bij twee mishandelingen van [benadeelde] op 2 mei en 3 juli 2016, waarbij de benadeelde zwaar lichamelijk letsel opliep. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan deze mishandelingen en legde een schadevergoeding op van € 1.345,96 aan de benadeelde partij. De uitspraak benadrukt de ernst van de feiten, de recidive van de verdachte en de noodzaak van behandeling voor zijn alcoholproblematiek.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-002366-17
Uitspraak d.d.: 27 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 24 april 2017 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 18-830327-16 en 18-153178-16, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 oktober 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer
18-153178-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van
36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden zoals vermeld in het door de Reclassering Nederland op 26 september 2017 uitgebrachte reclasseringsadvies, en toewijzing van de vordering van de benadeelde partij
[benadeelde] ad € 1.345,96 met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair ten laste gelegde voorts tot een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren, met aftrek, en ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 4 ten laste gelegde tot een geldboete van € 400,00 subsidiair 8 dagen hechtenis. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. W.G. ten Have, naar voren is gebracht.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Nu de rechtbank verdachte heeft vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer
18-830327-16 onder 3 ten laste gelegde, kan verdachte voor zover het hoger beroep is gericht tegen deze vrijspraak daarin niet worden ontvangen.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen vernietigen en in zoverre opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover voor dit hoger beroep van belang en na de door de rechtbank toegelaten wijziging van de tenlastelegging - tenlastegelegd dat:

zaak met parketnummer 18-830327-16:1 primair:hij op of omstreeks 6 maart 2016, op de [weg] , in de nabijheid van [plaats 1] en [plaats 2] , gelegen in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bedrijfsauto, merk Fiat, type Ducato, daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg [weg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door roekeloos, in elk geval zeer, althans aanmerkelijk, onvoorzichtig en/of onoplettend, en terwijl hij, verdachte, onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende drank,

- met hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, althans gelet op de omstandigheden ter plaatse verantwoord was, genoemde weg heeft bereden en/of (vervolgens) de afrit [afrit] heeft genomen en/of
- op de afrit [afrit] in de (rechter)berm is gaan rijden en/of (vervolgens) een stuurbeweging naar links heeft gemaakt, tengevolge waarvan het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig in de linkerberm is gaan rijden en/of (aldaar) is gekanteld en/of (vervolgens) in de bermsloot terecht is gekomen,
waarbij [slachtoffer] , inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, (deels) uit het motorrijtuig is geraakt/gevallen en/of onder het gekantelde motorrijtuig bekneld is geraakt, waardoor die [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, eerste of tweede lid van de Wegenverkeerswet 1994, danwel na het feit niet heeft voldaan aan een bevel gegeven krachtens artikel 163, tweede, zesde, achtste of negende lid van genoemde wet;
1. subsidiair:
hij op of omstreeks 6 maart 2016, op de [weg] , in de nabijheid van [plaats 1] en [plaats 2] , gelegen in de gemeente [gemeente] , als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bedrijfsauto, merk Fiat, type Ducato, daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg [weg] ,
- genoemde weg heeft bereden met hoge snelheid, althans een hogere snelheid dan ter plaatse toegestaan, althans gelet op de omstandigheden ter plaatse verantwoord was en/of (vervolgens) de afrit [afrit] heeft genomen en/of
- op de afrit [afrit] in de (rechter)berm is gaan rijden en/of (vervolgens) een stuurbeweging naar links heeft gemaakt, tengevolge waarvan het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig in de linkerberm is gaan rijden en/of (aldaar) is gekanteld en/of (vervolgens) in de bermsloot terecht is gekomen,
door welke gedraging(en) van verdachte gevaar op die weg werd veroorzaakt, althans kon worden veroorzaakt, en/of het verkeer op die weg werd gehinderd, althans kon worden gehinderd;
2:
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te/nabij [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] , als bestuurder van een voertuig, (bedrijfsauto, merk: Fiat, type: Ducato), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
4:
hij op of omstreeks 6 maart 2016 te [plaats 1] , althans in de gemeente [gemeente] , als bezitter, althans als degene op wiens naam een motorrijtuig in het kentekenregister is ingeschreven, in elk geval als houder in de zin van artikel 2, tweede lid van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen, van een motorrijtuig (Fiat, type Ducato), gekentekend [kenteken] , daarmede heeft doen rijden, althans heeft toegelaten dat daarmede werd gereden, op de voor het openbaar verkeer openstaande weg, [weg] , zonder dat hij voor dit motorrijtuig een verzekering overeenkomstig genoemde Wet had gesloten en in stand gehouden;

zaak met parketnummer 18-153178-16:1:hij op of omstreeks 3 juli 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente] , [benadeelde] heeft mishandeld door hem

- meermalen in zijn gezicht te stompen/slaan en
- meermalen tegen zijn handen en polsen te stompen/slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rechteronderarm en/of een gebroken middenhandsbeentje links ten gevolge heeft gehad;
2:
hij op of omstreeks 2 mei 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente] [benadeelde] heeft mishandeld door hem meermalen in/tegen zijn gezicht, zijn hoofd en zijn lichaam te stompen/slaan.

Bespreking gevoerd bewijsverweer ad 1

De raadsman heeft ter zitting van het hof bepleit dat de verdachte moet worden vrijgesproken van het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 2 ten laste gelegde, omdat verdachte de uitslag van de op 6 maart 2016 bij hem afgenomen ademanalyse ten overstaan van de betrokken politieambtenaar heeft betwist en desondanks niet door de politie op het recht van een tegenonderzoek is gewezen, waardoor niet gesproken kan worden van een onderzoek in de zin van artikel 8 van de Wegenverkeerswet 1994. Dit dient ook consequenties te hebben voor de bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit, aldus de raadsman.
Het hof overweegt hieromtrent het volgende.
Het hof acht niet aannemelijk geworden dat verdachte
dadelijknadat hem aanstonds, na het eindigen van de ademanalyse op 6 maart 2016 te 09:32 uur, het resultaat daarvan was meegedeeld, uitdrukkelijk en ondubbelzinnig om een tegenonderzoek heeft verzocht. In de door verdachte op 15 maart 2016 tussen 10:00 en 12:11 uur bij de politie afgelegde verklaring heeft hij naar voren gebracht dat hij slechts 2 normale flesjes Heineken bier had gedronken en op de laatste vraag van de verhorende verbalisanten, inhoudende of hij over de uitslag van
675 ug/l van het ademonderzoek iets wil zeggen, heeft hij als antwoord gegeven: "Het kan volgens mij niet". Daargelaten de vraag of dit als een uitdrukkelijk en ondubbelzinnig verzoek om een tegenanalyse kan worden aangemerkt, is het in ieder geval niet tijdig gedaan en moet het verweer reeds daarom worden verworpen.

Bespreking gevoerd bewijsverweer ad 2

De raadsman heeft voorts ter zitting bepleit dat de verklaring van de verbalisant dat verdachte als gevolg van alcoholgebruik niet meer op zijn benen leek te kunnen staan niet overtuigend is en dat het niet onwaarschijnlijk is dat de door de politie geconstateerde toestand waarin de verdachte zich bevond is veroorzaakt door een shocktoestand. De verdediging heeft echter geen concrete omstandigheden gesteld die de aannemelijkheid van een zodanige toestand zouden kunnen onderbouwen. Dit verweer treft geen doel.

Bespreking gevoerd bewijsverweer ad 3

De raadsman heeft - zakelijk weergegeven en naar het hof begrijpt - aangevoerd dat een ernstige psychische ontregeling aan het aannemen van aanmerkelijke schuld in de zin van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994 in de weg kan staan, dat na het ongeval niet is onderzocht in hoeverre de bipolaire stoornis van verdachte een rol heeft gespeeld bij het onvoorzichtige rijden door een tijdelijke ontregeling en dat niet uitgesloten kan worden dat het verkeersongeval daarvan het gevolg is geweest.
Het hof verwerpt het verweer en overweegt hiertoe dat de psychiater Kemperman in zijn rapport van 20 februari 2017 heeft geconcludeerd dat niet aannemelijk is geworden dat een stoornis ten tijde van het onder 1 tenlastegelegde feit de controle van verdachte over zijn gedrag zou hebben verminderd, terwijl van de zijde van de verdediging geen omstandigheden zijn gesteld die de aannemelijkheid van dit verweer zouden kunnen onderbouwen en het dossier daar evenmin aanknopingspunten voor biedt.
Vrijspraak
Het hof acht niet wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 4 tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken. In het bijzonder acht het hof niet bewezen dat verdachte, die de bestuurder van het in de tenlastelegging genoemde motorrijtuig was, met dat motorrijtuig
heeft doen rijden, althans
heeft toegelaten dat daarmee werd gereden.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

zaak met parketnummer 18-830327-16:1 primair:hij op 6 maart 2016 op de [weg] gelegen in de gemeente [gemeente] als verkeersdeelnemer, namelijk als bestuurder van een motorrijtuig, te weten een bedrijfsauto, merk Fiat, type Ducato, daarmede rijdende over de weg, de provinciale weg [weg] , zich zodanig heeft gedragen dat een aan zijn schuld te wijten verkeersongeval heeft plaatsgevonden, door zeer onvoorzichtig en terwijl hij, verdachte, onder invloed was van het gebruik van alcoholhoudende drank,

- met een hogere snelheid dan gelet op de omstandigheden ter plaatse verantwoord was, genoemde weg heeft bereden en de afrit [afrit] heeft genomen en
- op de afrit [afrit] in de rechterberm is gaan rijden en vervolgens een stuurbeweging naar links heeft gemaakt, tengevolge waarvan het door hem, verdachte, bestuurde motorvoertuig in de linkerberm is gaan rijden en aldaar is gekanteld en in de bermsloot terecht is gekomen,
waarbij [slachtoffer] , inzittende van het door verdachte bestuurde motorrijtuig, deels uit het motorrijtuig is geraakt en onder het gekantelde motorrijtuig bekneld is geraakt, waardoor die [slachtoffer] werd gedood, terwijl hij, verdachte, verkeerde in de toestand als bedoeld in artikel 8, tweede lid, van de Wegenverkeerswet 1994;
2:
hij op 6 maart 2016 in de gemeente [gemeente] als bestuurder van een voertuig, bedrijfsauto, merk: Fiat, type: Ducato, dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van zijn adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994, 675 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;

zaak met parketnummer 18-153178-16:1:hij op 3 juli 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente] , [benadeelde] heeft mishandeld door hem - meermalen in zijn gezicht te stompen/slaan en

- tegen zijn handen en polsen te stompen/slaan, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rechteronderarm en een gebroken middenhandsbeentje links ten gevolge heeft gehad;
2:
hij op 2 mei 2016 te [plaats 3] , gemeente [gemeente] , [benadeelde] heeft mishandeld door hem meermalen tegen zijn hoofd en zijn lichaam te stompen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 6 van de Wegenverkeerswet 1994, terwijl het een ongeval betreft waardoor een ander wordt gedood en terwijl de schuldige verkeerde in de toestand, bedoeld in artikel 8, tweede lid, van deze wet.
Het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
overtreding van artikel 8, tweede lid, onderdeel a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Het in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 bewezen verklaarde levert op:
eendaadse samenloop van

mishandeling

en

mishandeling, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel ten gevolge heeft.

Het in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 2 bewezen verklaarde levert op:
mishandeling.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 6 maart 2016 onder invloed van alcoholhoudende drank als bestuurder van een bedrijfsauto, met daarin vijf inzittenden, onder wie [slachtoffer] , zeer onvoorzichtig aan het verkeer deelgenomen. Hij heeft met een hogere snelheid dan gelet op de omstandigheden ter plaatse verantwoord was op de provinciale weg [weg] gereden en een afrit genomen. Op die afrit is hij in de rechterberm gaan rijden, waarna hij vervolgens een stuurbeweging naar links heeft gemaakt. Als gevolg daarvan is de door hem bestuurde bedrijfsauto in de linkerberm terecht gekomen waar deze is gekanteld en in de bermsloot is geraakt. Hierbij is inzittende [slachtoffer] deels uit de bedrijfsauto geslingerd en onder de gekantelde bedrijfsauto bekneld geraakt, waardoor hij is gedood. Na onderzoek bleek het alcoholgehalte van verdachtes adem 675 ug/l te bedragen.
Aldus heeft verdachte de verkeersveiligheid, daaronder begrepen de veiligheid van zijn medeweggebruikers en zijn mede-inzittenden, ernstig in gevaar gebracht, heeft hij zijn verantwoordelijkheid als verkeersdeelnemer veronachtzaamd en heeft hij de dood van [slachtoffer] veroorzaakt.
Met het overlijden van - de destijds 42-jarige - [slachtoffer] is nabestaanden groot leed aangedaan, zoals ter zitting van het hof is gebleken.
Verdachte heeft ter terechtzitting bij het hof de indruk gewekt dat hij weliswaar zwaar onder het gebeurde gebukt gaat, maar dat zijn ter zitting getoonde emoties in de eerste plaats worden ingegeven door de gevolgen die het ongeval voor hemzelf kan hebben, te weten (een) aan hem op te leggen straf(fen).
Daarnaast heeft verdachte respectievelijk op 2 mei 2016 en op 3 juli 2016 telkens zijn vriend [benadeelde] mishandeld door hem meermalen respectievelijk tegen zijn hoofd en lichaam te stompen/slaan en in het gezicht te stompen/slaan. Op 3 juli 2016 heeft verdachte [benadeelde] voorts tegen zijn handen en polsen gestompt/geslagen, waardoor die [benadeelde] zwaar lichamelijk letsel, te weten een gebroken rechter onderarm en een gebroken middenhandsbeentje links, heeft opgelopen. Door aldus te handelen heeft verdachte meermalen inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van [benadeelde] .
Omtrent verdachte is op 20 februari 2017 door C.J.F. Kemperman, psychiater, ingeschreven in het NRGD, een psychiatrisch rapport uitgebracht. Dit rapport houdt onder meer als conclusie in:
Betrokkene heeft in de afgelopen jaren regelmatig bemoeienis gehad met politie wegens diefstal met geweld, vernielingen, heling, rijden onder invloed en zonder geldig rijbewijs, bedreiging, wederspannigheid en zware mishandeling, hetgeen wijst op een patroon van normovertredingen en niet slechts een incident. Er is sprake van een alcohol gebruik stoornis, matig van ernst, gefundeerd op een persoonlijkheidsstoornis met antisociale trekken bij een persoon bij wie in het verleden een bipolaire I stoornis bestond, maar die daar nu geen symptomen van heeft. Dit was ook ten tijde van het ten laste gelegde het geval. Dat een psychiatrische stoornis de controle over het gedrag ten tijde van de ten laste gelegde feiten destijds verminderde, is niet aannemelijk geworden. Van alcoholgebruik kende betrokkene de effecten al. Geadviseerd wordt betrokkene de ten laste gelegde feiten volledig toe te rekenen.
Het hof neemt voormelde conclusie over en maakt die tot de zijne.
Hiermee is het andersluidende verweer van de raadsman ter zitting van het hof voor zover betrekking hebbende op het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 ten laste gelegde, inhoudende dat verdachte ter zake van dat ten laste gelegde mogelijk verminderd toerekeningsvatbaar zou zijn vanwege een bipoliare stoornis en/of zijn alcoholproblematiek, niet aannemelijk geworden.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 3 oktober 2017 blijkt dat verdachte vóór 6 maart 2016 meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder meermalen ter zake van rijden onder invloed, laatstelijk op 21 november 2014, en eenmaal ter zake van medeplegen van zware mishandeling met voorbedachte raad, onherroepelijk is veroordeeld. Deze veroordelingen hebben verdachte er niet van weerhouden de bewezen verklaarde feiten te begaan. Het hof rekent het verdachte zwaar aan dat hij voor de zoveelste keer met alcohol achter het stuur van een motorvoertuig is gestapt en dat hij mede als gevolg daarvan deze keer een ongeval met dodelijke afloop heeft veroorzaakt.
Om recht te doen aan de ernst van de door verdachte gepleegde feiten, de omstandigheden, waaronder deze feiten zijn gepleegd, voormelde recidive, de mate van schuld die het hof in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair bewezen acht en de gevolgen daarvan, en mede in aanmerking nemende de landelijk gehanteerde oriëntatiepunten voor straftoemeting "artikel 6 Wegenverkeerswet 1994 veroorzaken verkeersongeval", behoort aan verdachte in ieder geval een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden en een ontzegging van de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de duur van 4 jaren te worden opgelegd.
Het hiervoor genoemde rapport van psychiater Kemperman houdt - naast het al eerder vermelde - tevens het volgende in:
De recidivekans zonder verbetering van de psychische gesteldheid zou als matig tot hoog kunnen worden ingeschat. Er is een patroon van normovertredingen en weinig inzicht in de situatie. Vanuit een zorgoogpunt wordt geadviseerd een behandeling met aandacht voor de verslavingsproblematiek met een beperkte agressieregulatie. Daarnaast is begeleiding gewenst bij betrokkenes financiële management en het opbouwen van een goede dagbesteding. Behandeling kan plaatsvinden bij een instelling als de AFPN en VNN.
Omtrent verdachte is op 26 september 2017 door de Reclassering Nederland een reclasseringsadvies uitgebracht, dat - zakelijk weergegeven - het navolgende inhoudt:
Op basis van de ervaringen met betrokkene tot nu toe zijn wij van mening dat de responsiviteit laag is en achten wij een ambulant behandeltraject, zoals geadviseerd door de psychiater die het Pro Justitia onderzoek uitvoerde, niet voldoende. We zien wel risicofactoren, maar geen beschermende factoren. Het recidiverisico wordt ingeschat als hoog. Geadviseerd wordt een gecombineerde gevangenisstraf op te leggen. Toelichting: wij vinden het van belang dat betrokkene een duidelijk signaal krijgt dat hij moet stoppen met het overschrijden van grenzen. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf lijkt het meest geschikt in deze situatie. Om een plan van aanpak met bijzondere voorwaarden uit te kunnen voeren, adviseren wij om een deel van de straf voorwaardelijk op te leggen. Het is wenselijk om een eventueel onvoorwaardelijke detentie uit te laten zitten voordat een klinische behandeling wordt opgestart. Hierbij worden de volgende bijzondere voorwaarden geadviseerd:

1. dat betrokkene zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en zich gedurende de proeftijd bij deze instelling zal blijven melden, zolang en zo vaak deze instelling dit noodzakelijk acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door deze instelling zullen worden gegeven, en - in geval van een opname - zal meewerken aan contact met de reclassering op locatie;

2. dat betrokkene wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;

3. dat het betrokkene verboden is om alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urinecontrole en bloedonderzoek;

4. dat betrokkene wordt verplicht openheid van zaken te geven over zijn contacten met het CBR, in het geval er wordt toegewerkt naar het opnieuw vrijgeven van zijn rijbewijs;

5. dat betrokkene wordt verplicht, voor zover dat niet in een kliniek of bij het CBR gebeurt, mee te werken aan medisch onderzoek om eventuele alcoholschade vast te stellen.

Ter zitting van het hof heeft verdachte verklaard dat hij bereid is zijn medewerking te verlenen aan een behandeling, nu hij inmiddels inziet dat hij niet op deze weg kan doorgaan en er achter wil komen waarom hij zoveel alcoholhoudende drank nuttigt, waardoor hij telkens weer in de problemen komt.
Al het vorenstaande leidt ertoe dat een passende bestraffing gevonden wordt in het opleggen van een gevangenisstraf voor de duur van 36 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren, met aftrek van voorarrest, met daaraan gekoppeld de hiervoor genoemde vijf bijzondere voorwaarden, met dien verstande, dat de duur van de hiervoor onder 2. genoemde bijzondere voorwaarde wordt bepaald op maximaal 1 jaar. Verder zal het hof verdachte de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen ontzeggen voor de duur van 4 jaren.
Anders dan door de raadsman is bepleit, is het hof van oordeel dat de onderhavige feiten, in het bijzonder het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair en de in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 bewezen verklaarde mishandeling, zwaar lichamelijk letsel tengevolge hebbende, te ernstig zijn om te volstaan met oplegging van een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf met daaraan gekoppeld de in voormeld reclasseringsadvies d.d. 26 september 2017 vermelde bijzondere voorwaarden. Om dezelfde reden zal het hof, mede gelet op het strafblad van verdachte, een gevangenisstraf van dezelfde duur en vorm opleggen als door de advocaat-generaal gevorderd.
Het voorwaardelijke deel van de op te leggen gevangenisstraf dient mede als stok achter de deur, teneinde te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Gebleken is dat de benadeelde partij zich in het geding in eerste aanleg ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 ten laste gelegde heeft gevoegd en dat zijn vordering in eerste aanleg geheel is toegewezen. Derhalve duurt de voeging ter zake van zijn gehele vordering tot schadevergoeding in het geding in hoger beroep voort.
Vaststaat dat de benadeelde partij ter zake van het in de zaak met parketnummer
18-153178-16 onder 1 bewezen verklaarde feit schade heeft geleden, waarvoor
verdachte jegens genoemd slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is.
De benadeelde partij heeft een vergoeding gevorderd voor materiële schade tot een bedrag van in totaal € 95,96 aan reiskosten naar en van het ziekenhuis en voor immateriële schade tot een bedrag van € 1.250,00. Daarnaast heeft de benadeelde partij de wettelijke rente gevorderd vanaf het moment van het ontstaan van de schade.
Verdachte heeft de vordering van de benadeelde partij niet bestreden.
De vordering van de benadeelde partij behoort derhalve te worden toegewezen tot een bedrag van in totaal € 1.345,96, met oplegging van een schadevergoedingsmaatregel, nu het hof die maatregel noodzakelijk voorkomt.
De gevorderde wettelijke rente is eveneens voor toewijzing vatbaar.
Gelet op het vorenstaande dient verdachte, als de in het ongelijk gestelde partij, te worden veroordeeld in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt, tot aan deze uitspraak begroot op nihil en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 55, 57, 63 en 300 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 6, 8, 175, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.
BESLISSING
Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 3 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 4 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer
18-153178-16 onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder 1 primair en 2 en in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 en 2 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
3 (drie) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 3 (drie) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden:
1. dat de verdachte zich zal melden bij Reclassering Nederland op het adres Leonard Springerlaan 21 te Groningen, en zich gedurende de proeftijd bij deze instelling zal blijven melden, zolang en zo vaak deze instelling dit noodzakelijk acht, en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem door deze instelling zullen worden gegeven, en - in geval van een opname - zal meewerken aan contact met de reclassering op locatie;
2. dat de verdachte wordt verplicht om op basis van de door het NIFP-IFZ afgegeven indicatiestelling zich te laten opnemen in een forensische verslavingskliniek of een soortgelijke intramurale instelling, zulks ter beoordeling van het NIFP-IFZ, voor de duur van maximaal 1 jaar en zich zal houden aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de (geneesheer-)directeur van die instelling zullen worden gegeven;
3. dat het de verdachte verboden is om alcohol te gebruiken, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht, en dat hij verplicht is ten behoeve van de naleving van dit verbod mee te werken aan urinecontrole en bloedonderzoek;
4. dat de verdachte wordt verplicht openheid van zaken te geven over zijn contacten met het CBR, in het geval er wordt toegewerkt naar het opnieuw vrijgeven van zijn rijbewijs;
5. dat de verdachte wordt verplicht, voor zover dat niet in een kliniek of bij het CBR gebeurt, mee te werken aan medisch onderzoek om eventuele alcoholschade vast te stellen.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de verdachte ten behoeve daarvan te begeleiden.
Ontzegt de verdachte ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830327-16 onder
1. primair bewezen verklaarde de
bevoegdheid motorrijtuigen te besturenvoor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs van de verdachte ingevolge artikel 164 van de Wegenverkeerswet 1994 vóór het tijdstip, waarop deze uitspraak voor wat betreft de in artikel 179 van die wet genoemde bijkomende straf voor tenuitvoerlegging vatbaar is geworden, ingevorderd of ingehouden is geweest, op de duur van bovengenoemde bijkomende straf geheel in mindering zal worden gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.345,96 (duizend driehonderdvijfenveertig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 95,96 (vijfennegentig euro en zesennegentig cent) materiële schade en
€ 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-153178-16 onder 1 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.345,96 (duizend driehonderdvijfenveertig euro en zesennegentig cent) bestaande uit € 95,96 (vijfennegentig euro en zesennegentig cent) materiële schade en € 1.250,00 (duizend tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
23 (drieëntwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 3 juli 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Aldus gewezen door
mr. E. de Witt, voorzitter,
mr. W.M. van Schuijlenburg en mr. L.G. Wijma, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 27 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. De Witt is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.