ECLI:NL:GHARL:2017:924

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
200.202.206
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Opzegging arbeidsovereenkomst in verband met reorganisatie en herplaatsing in andere passende functie

In deze zaak gaat het om de opzegging van de arbeidsovereenkomst van [appellant] door Careyn Holding B.V. in het kader van een reorganisatie. [appellant], geboren op 31 december 1959, was sinds 17 februari 1997 in dienst bij Careyn als algemeen administratief medewerkster. Door een reorganisatie, die leidde tot een aanzienlijke inkrimping van het ondersteunend personeel, werd haar functie van Secretaresse Teammanager/team per 31 maart 2015 opgeheven. Careyn heeft [appellant] vervolgens per 1 maart 2016 ontslagen, nadat het UWV toestemming had verleend voor de opzegging. [appellant] heeft in hoger beroep aangevoerd dat de opzegging onterecht was, omdat er geen goede afspiegeling had plaatsgevonden en dat zij recht had op herplaatsing in een andere functie, namelijk die van administratief medewerker. Het hof heeft geoordeeld dat de functie van administratief medewerker niet uitwisselbaar is met de functie van Secretaresse Teammanager/team, en dat Careyn niet in strijd heeft gehandeld met de wet bij de opzegging van de arbeidsovereenkomst. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de proceskosten van Careyn in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.202.206
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht 5036578)
beschikking van 8 februari 2017
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [woonplaats] ,
verzoekster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verzoekster,
hierna:
[appellant] ,
advocaat: mr. P.F. van Esseveldt,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Careyn Holding B.V.,
gevestigd te Schiedam,
verweerster in hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna:
Careyn,
advocaat: mr. O.M. Bos-Steenbergen.

1.Het geding in eerste aanleg

In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de beschikking van
26 juli 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht.
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure is als volgt:
- het beroepschrift (met producties), ter griffie ontvangen op 26 oktober 2016;
- het verweerschrift (met een productie), ter griffie ontvangen op 6 december 2016;
- de op 11 januari 2017 gehouden mondelinge behandeling, waarbij door beide partijen pleitnotities zijn overgelegd. Voorts heeft Careyn met instemming van [appellant] het Sociaal Plan Careyn 1-8-2014 tot 1-1-2016 overgelegd.
2.2
Vervolgens heeft het hof uitspraak bepaald op 22 februari 2017 of zoveel eerder als mogelijk is.
2.3
[appellant] heeft in haar beroepschrift het hof verzocht bij beschikking, voor zover de wet het toelaat uitvoerbaar bij voorraad, de bestreden beschikking te vernietigen en, opnieuw rechtdoende, te bepalen dat de arbeidsovereenkomst ten onrechte is opgezegd en Careyn te veroordelen de arbeidsovereenkomst te herstellen onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag, dan wel aan [appellant] een zodanige vergoeding toe te kennen als het hof in goede justitie billijk acht, onder veroordeling van Careyn in de proceskosten van eerste aanleg en hoger beroep.
2.4
Careyn heeft verweer gevoerd.

3.De feiten

3.1
In hoger beroep staan de volgende feiten, als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende gemotiveerd betwist, vast.
3.2
[appellant] , geboren op 31 december 1959, is met ingang van 17 februari 1997 in dienst getreden bij (de rechtsvoorganger van) Careyn, in de functie van algemeen administratief medewerkster. Het laatstgenoten salaris bedraagt € 1.363,16 bruto per maand.
3.3
Careyn is een organisatie die is ontstaan na diverse fusies en die zich bezighoudt met het aanbieden van langdurige zorg in Nederland. Onder Careyn vallen thans 19 organisatie-onderdelen, die deels zelfstandige juridische entiteiten zijn. Careyn heeft een reorganisatie doorgevoerd. In dat kader is zij met de vakbonden een Sociaal Plan overeengekomen, dat van kracht was over de periode 1 augustus 2014 tot 1 januari 2016. De reorganisatie ziet op het ondersteunend personeel en boogt een inkrimping van het ondersteunend personeel van circa 1200 fte in 2013 naar 500 fte in 2018, te realiseren door harmonisatie van de bedrijfsprocessen en meer gebruik van Self Services. De ondersteunende activiteiten zijn ondergebracht in het bedrijfsonderdeel Chief Financial Officer (CFO). In het kader van de reorganisatie is (onder meer) een tweetal plannen opgesteld, te weten het Reorganisatieplan Indirecte ondersteuning [woonplaats] [bedrijf 4] (hierna: plan [woonplaats] [bedrijf 4] ) en het Inrichtingsplan (organisatie)structuur Bestuurs- en managementondersteuning (hierna: plan BMO). In beide plannen is onderscheid gemaakt tussen de bestaande situatie (IST) en de gewenste situatie (SOLL).
In het plan [woonplaats] [bedrijf 4] is onder meer het volgende bepaald:

1.2 Doel van de reorganisatie(…)
Het doel van het plan is te komen tot een betaalbare ondersteuningsstructuur per district, die aansluit op de toekomstige ondersteuningsbehoefte.(…)
1.3
Aard en omvang van de reorganisatie
1.3.1
Aard van de reorganisatie
De reorganisatie richt zich op het inrichten van de ondersteunende processen op het gebied van indirecte ondersteuning in het district [woonplaats] [bedrijf 4] .
1.3.2.
Omvang van de reorganisatie
De reorganisatie richt zich op de inrichting van de indirecte ondersteuning. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen vijf categorieën: secretariële ondersteuning (1), administratieve ondersteuning (2), facilitaire ondersteuning (3), ondersteuning op het gebied van planning (4) en overige ondersteuning (5).
Ad (1) deze herinrichting is in gang gezet met het inrichtingsplan BMO en zal niet nader beschreven worden in dit plan.
Ad (2) er wordt niet gereduceerd op dit onderdeel, wel wordt er gekeken hoe administratieve taken – overgebleven na uitrol Nedap en Visma – verdeeld kunnen worden over de administratieve krachten. (…)
1.3.3
Betreffende juridische entiteiten en bedrijfsvestigingenDe voorgenomen reorganisatie betreft de volgende juridische entiteit: Zuwe Zorg B.V. Binnen deze juridische entiteit worden de volgende bedrijfsvestigingen onderscheiden:
● [bedrijf 1]
● [bedrijf 2]
● [bedrijf 3]
● [bedrijf 4] [woonplaats] - [bedrijf 4] [woonplaats] [bedrijf 4] (…)”
In het in april 2015 vastgestelde definitieve plan BMO (een eerdere versie dateert uit januari 2015) is onder meer het volgende bepaald:
“(…)
1.3
Aard en omvang van de reorganisatie
1.3.1
Aard van de reorganisatie
De reorganisatie richt zich op het inrichten van de ondersteunende processen op het gebied van Bestuurs- en managementondersteuning.
1.3.2
Omvang van de reorganisatie
De reorganisatie richt zich op de inrichting van meerdere secretariaten. (…)
1.3.3
Betreffende juridische entiteiten en bedrijfsvestiging
De onderdelen waarop deze reorganisatie van toepassing is vallen onder de volgende juridische entiteiten: (…)
Alle afdelingen vallend onder de CFO vormen samen één bedrijfsvestiging. Via migratie van alle onder dit plan vallende medewerkers naar de bedrijfsvestiging CFO wordt dit plan uitgevoerd onder één bedrijfsvestiging, CFO. Afspiegeling vindt vanuit die bedrijfsvestiging plaats. (…)
Hoofdstuk 2: Huidige situatie (IST)
(…)
2.2
Huidige structuur, functies en formatie
De functie van secretaresse komt op meerdere niveaus binnen de organisatie terug (…). Er is sprake van verschillende functiebenamingen en er zijn meerdere functiewaarderingen. Naast de functies van secretaresse kent de organisatie ook een scala aan administratieve functies waarvan in de functie soms ook een deel secretaresse voorkomt. Daarnaast bestaat het beeld dat er administratieve ondersteuners zijn die ook secretariële werkzaamheden uitvoeren. Het scala aan secretariële/administratieve functies maakt dat er nader onderzoek nodig is, met als doel te achterhalen welke onder welke functiegroep en daarmee welk inrichtingsplan de medewerker valt. (…)
3.4
Het genoemde nadere onderzoek (dat ook is terug te vinden in een eerdere versie van het plan BMO uit januari 2015) heeft plaatsgehad begin 2015. Ook [appellant] heeft aan dit onderzoek meegedaan en een vragenlijst over haar werkzaamheden ingevuld.
In een e-mail van 20 januari 2015 is aan de deelnemers aan het onderzoek, waaronder [appellant] , onder meer het volgende bericht:

Waarom is dit onderzoek zo belangrijk?
Dit onderzoek heeft als doel het scherp stellen van de functie-uitoefening in de betreffende situatie (te weten het laatste half jaar van 2014), zodat tijdens het plaatsingsproces gematcht en afgespiegeld wordt met de juiste functies.
Waarom vindt dit onderzoek plaats onder secretaresses en administratieve medewerkers?
Uit de praktijk zijn signalen gekomen, waaruit blijkt dat er overlap bestaat tussen de secretariële en administratieve functies. Dit terwijl beide functies onder een ander inrichtingsplan vallen. Dit onderzoek heeft tevens als doel dit onderscheid helder te krijgen, zodat de medewerkers onder het juiste plan worden meegenomen. (…)
Wat betekent de uitkomst van dit plan voor administratieve medewerkers?
Het onderzoek geeft duidelijkheid over hun functie en dus ook over welk plan zij onder vallen, namelijk het plan decentrale administratie (nog in voorbereidingsfase).
3.5
In hoofdstuk 4 van het definitieve plan BMO uit april 2015 is beschreven dat, na het uitgevoerde nadere onderzoek, een herindeling is gemaakt in drie bestaande IST-functies, te weten Secretaresse raad van bestuur, Secretaresse directeur/regio/concern en Secretaresse teammanager/team. Deze functies zijn ingedeeld in respectievelijk FWG 45, 40 en 35.
3.6
Bij brief van 13 februari 2015 is aan [appellant] meegedeeld dat zij is ingedeeld in de IST-functie van Secretaresse Teammanager/team. In de brief is onder meer het volgende vermeld:

Op basis van dit onderzoek en de informatie die eerder al bij ons bekend was concluderen we dat u valt onder het inrichtingsplan BMO. Ook zijn op basis hiervan drie geharmoniseerde functiegroepen samengesteld. (…) Bijgaand ontvangt u de profielen van deze functiegroepen.
Op basis van het zwaartepunt van de werkzaamheden binnen de functie die u in de periode waarop het onderzoek zich heeft gericht hebt uitgeoefend, bent u ingedeeld in de IST functiegroep van Secretaresse teammanager/team. (…)
3.7
Bij brief van 16 maart 2015 is [appellant] gewezen op de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen deze indeling. In deze brief is onder meer vermeld:

Betreft: formele bezwaarmogelijkheid indeling ist functiegroep
(…)
Indien u het niet eens bent met uw indeling in de ist groep, dan kunt u een schriftelijk onderbouwd bezwaar (voorzien van uw handtekening, naam en adres), met waar mogelijk relevant onderliggende stukken, indienen bij de bezwarencommissie. (…)
Na afhandeling van de ingediende bezwaren, en een positief advies van COR op het inrichtingsplan BMO, zal het plaatsingsproces van start gaan. Hierbij wordt volgens de regels uit het Sociaal Plan en wetgeving bepaald wie op welke functie geplaatst wordt. (…)
[appellant] heeft geen bezwaar gemaakt tegen haar indeling in de functie Secretaresse Teammanager/team.
3.8
Bij brief van 9 april 2015 heeft Careyn aan [appellant] meegedeeld dat de functie van Secretaresse Teammanger/team volledig komt te vervallen en dat zij met ingang van
31 maart 2015 herplaatsbaar wordt gesteld.
3.9
Bij brief van 1 mei 2015 heeft Careyn aan [appellant] meegedeeld dat er geen passende functie kan worden aangeboden en dat [appellant] per 1 mei 2015 aangekondigd boventallig is en vanaf 1 december 2015 tot en met 1 februari 2016 volledig boventallig.
3.1
Bij brief van 8 oktober 2015 heeft Careyn toestemming gevraagd aan het UWV om de arbeidsovereenkomst met [appellant] wegens bedrijfseconomische redenen op te zeggen. [appellant] heeft verweer gevoerd.
3.11
Op 25 november 2015 heeft het UWV de door Careyn gevraagde toestemming verleend. In deze beslissing is onder meer het volgende vermeld:
“(…) Duidelijk is dat de functie van Teammanager is komen te vervallen, waarmee ook de kerntaken van de Secretaresse Teammanager zijn komen te vervallen. Deze taken worden geautomatiseerd casu quo overgeheveld naar zelfsturende teams. (…)
Voorts dient beoordeeld te worden of u het afspiegelingsbeginsel juist heeft toegepast. (…) zijn wij van mening dat CFO niet gezien kan worden als een aparte bedrijfsvestiging. (…)
Desondanks zijn wij op basis van de beschikbare informatie en de argumenten van partijen over en weer van mening dat aannemelijk is dat u – met deze aanvraag – niet in strijd handelt met het afspiegelingsbeginsel. (…) In zoverre achten we aannemelijk dat het onderdeel CFO een eigen, afgebakende, taak heeft binnen uw organisatie. Daarnaast is het ons niet gebleken dat er gelijkwaardige functies voorkomen elders binnen de organisatie. Nu de functie van Secretaresse Teammanager/Team geheel komt te vervallen is het afspiegelingsbeginsel niet van toepassing. (…)
U heeft ons er, middels de overgelegde stukken en uitleg, in voldoende mate van overtuigd dat er geen concrete, structurele herplaatsingsmogelijkheden voor betrokkene zijn binnen de onderneming. (…)”
3.12
Bij brief van 26 november 2015 heeft Careyn de arbeidsovereenkomst met [appellant] opgezegd tegen 1 maart 2016.
3.13
Careyn heeft op 17 mei 2016 een tweetal part-time vacatures opengesteld voor de functie van administratief medewerker op de locaties [adres 1] en [adres 2] , welke functies blijkens de vacaturetekst indicatief zijn gewaardeerd in FWG 30.

4.4. De verzoeken aan de kantonrechter en de beoordeling daarvan

4.1
[appellant] heeft verzocht:
primair: Careyn te veroordelen de arbeidsovereenkomst met terugwerkende kracht vanaf
1 maart 2016 te herstellen;
subsidiair: Careyn te veroordelen om de arbeidsovereenkomst te herstellen per een door de kantonrechter te bepalen datum en een voorziening te treffen omtrent de rechtsgevolgen van de onderbreking van de arbeidsovereenkomst;
meer subsidiair: Careyn te veroordelen aan [appellant] een billijke vergoeding te betalen ter hoogte van € 40.000,-, bruto, althans een door de kantonrechter te bepalen billijke vergoeding, alsmede de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der opeisbaarheid tot de dag der algehele voldoening;
in alle gevallen: Careyn te verplichten binnen 24 uur na betekening van de te geven beschikking de arbeidsovereenkomst te herstellen dan wel de vergoeding te betalen, onder verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag dat Careyn in gebreke blijft en Careyn te verplichten binnen 24 uur na betekening van de te geven beschikking het salaris, vermeerderd met de vakantiebijslagen overige emolumenten, wettelijke rente en wettelijke verhoging, aan [appellant] te voldoen en Careyn te veroordelen in de kosten van de procedure.
4.2
De kantonrechter heeft geoordeeld dat van strijd met artikel 7:669 lid 3 sub a BW geen sprake is, dat de opzegging van de arbeidsovereenkomst door Careyn rechtsgeldig is en dat de verzoeken van [appellant] tot herstel van de arbeidsovereenkomst en tot toekenning van een billijke vergoeding ter hoogte van € 40.000,- worden afgewezen. Voorts is [appellant] veroordeeld in de proceskosten.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
[appellant] is blijkens het beroepschrift van oordeel dat het UWV aan Careyn ten onrechte toestemming heeft gegeven om de arbeidsovereenkomst met [appellant] op te zeggen (artikel 7:671a BW in verbinding met artikel 7:669 lid 3 aanhef en onder a BW) en voorts dat de opzegging in strijd is met artikel 7:669 lid 1 BW. Zij heeft tegen de beschikking twee grieven aangevoerd.
5.2
In grief I stelt [appellant] dat door Careyn vacatures zijn opengesteld voor de functie van administratief medewerker, dat deze functie uitwisselbaar is met de functie die zij bij Careyn vervulde en dat ten onrechte geen juiste afspiegeling heeft plaatsgevonden. Bij correcte naleving van het afspiegelingsbeginsel had [appellant] in deze functie van administratief medewerker geplaatst moeten worden. Daarbij is van belang dat [appellant] gedurende haar hele dienstverband werkzaam is geweest in de functie van administratief medewerker en dat zij tot het einde van haar dienstverband vele uiteenlopende administratieve ondersteunende werkzaamheden heeft verricht ten behoeve van diverse afdelingen van Careyn. Dat zij in het kader van de reorganisatie is geplaatst in de functie van Secretaresse Teamleder/team doet daaraan niet af, aldus [appellant] . Careyn betwist dat sprake is van uitwisselbare functies en stelt bovendien dat, indien daarvan al sprake zou zijn, [appellant] op grond van het afspiegelingsbeginsel niet voor plaatsing in aanmerking zou komen.
5.3
Het hof stelt voorop dat [appellant] niet betwist dat de functie van Secretaresse Teammanager/team ten gevolge van de reorganisatie is komen te vervallen. In de kern komt haar betoog erop neer dat zij zich thans op het standpunt stelt dat deze functie niet overeenkomt met de werkzaamheden die zij verrichtte en dat voor de vraag of sprake is van uitwisselbaarheid van de functies niet naar de functie(benaming) Secretaresse Teammanager/team moet worden gekeken, maar naar de feitelijk door haar verrichte werkzaamheden. Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Bij de beoordeling van de vraag of sprake is van uitwisselbare functies komt het aan op een vergelijking van de functies op basis van de functie omschrijvingen (zie ook hierna onder 5.4). Uit de vragenlijst die [appellant] heeft ingevuld in het kader van het onderzoek naar de functiebenaming en functie-indeling van de secretaresses en administratieve medewerkers (productie 7b bij beroepschrift) blijkt dat [appellant] zelf heeft aangegeven dat zij in de referentieperiode, die tot uitgangspunt is genomen bij de reorganisatie, voor Teammanagers/zorgmanager en Team/afdeling werkte en heeft zij daarbij werkzaamheden aangekruist die overeenkomen met die genoemd in de functiebeschrijving Secretaresse Teammanager/team. [appellant] heeft tegen de indeling in de functie Secretaresse Teammanager/team ook geen bezwaar gemaakt. Daarnaar gevraagd tijdens de mondelinge behandeling heeft [appellant] verklaard dat zij dat niet heeft gedaan omdat haar was verteld dat alles bij het oude bleef. Dat strookt echter niet met de informatie die [appellant] daarover ten tijde van het reorganisatieproces heeft ontvangen en waarin haar uitdrukkelijk en per reorganisatiestap is meegedeeld wat de gevolgen van indeling in een functiegroep voor haar zouden zijn. Bij het onder 3.4 genoemde e-mailbericht is door Careyn aan [appellant] bericht dat op basis van de uitkomst van het onderzoek indeling in een functiegroep zou plaatsvinden en dat dit ook consequenties zou hebben voor de vraag welk inrichtingsplan (een nog in ontwikkeling zijnd decentraal plan of plan BMO) op haar van toepassing zou zijn. [appellant] wist derhalve dat indeling in een functiegroep van belang en bepalend was voor de vraag hoe de reorganisatie voor haar verder zou verlopen. Vervolgens is haar bij de onder 3.6 genoemde brief bericht dat zij in de IST-functiegroep Secretaresse Teammanager/team was ingedeeld èn dat het plan BMO op haar van toepassing was. Bij de onder 3.7 genoemde brief is haar een maand later de mogelijkheid van bezwaar tegen de indeling in die functiegroep kenbaar gemaakt, waarbij zij wederom op de consequenties is gewezen. [appellant] heeft daar geen gebruik van gemaakt. In deze omstandigheden kan [appellant] zich er niet achteraf in deze procedure met succes op beroepen dat de functie niet strookt met haar werkelijke werkzaamheden. Het hof gaat bij de verdere beoordeling dan ook uit van de indeling van [appellant] in de (door de reorganisatie vervallen) functie Secretaresse Teammanager/team.
5.4
Vervolgens rijst de vraag of, zoals [appellant] stelt maar Careyn betwist, deze functie uitwisselbaar is met de functie van administratief medewerker ( [appellant] beroept zich niet op uitwisselbaarheid van de functie met de andere in het plan BMO genoemde SOLL-functies). De functie van administratief medewerker is een SOLL-functie die is genoemd in het plan [woonplaats] [bedrijf 4] en die ingevolge dat plan uitgebreid wordt van 0,61 naar 1,8 fte. Bij de beoordeling of sprake is van uitwisselbare functies gaat het op grond van artikel 13 van de Ontslagregeling om functies die vergelijkbaar zijn voor zover het betreft de inhoud van de functie, de voor de functie vereiste kennis, vaardigheden en competenties en de tijdelijke of structurele aard van de functie (a), alsmede om het gelijkwaardige niveau van de functie en de daarbij behorende beloning (b), een en ander in onderlinge samenhang te beoordelen. Careyn heeft naar het oordeel van het hof voldoende toegelicht en onderbouwd dat de functie Secretaresse Teammanager/team niet uitwisselbaar is met de functie van administratief medewerker. De functiewaardering is verschillend: de eerste functie is ingedeeld in FWG 35 en de tweede in FWG 30. Daarnaast heeft Careyn een overzicht van de beide functiebeschrijvingen overgelegd als productie 1 bij verweerschrift in hoger beroep. Uit dat overzicht en de toelichting daarop door Careyn blijkt dat de administratief medewerker ondersteunend werk verricht, zoals het verspreiden van post, planning van vergaderingen en het doen van kantoorbestellingen, en dat deze vrijwel geen secretariële werkzaamheden verricht, zoals agendabeheer, verslaglegging en correspondentie. [appellant] heeft dit niet, althans onvoldoende weersproken. Zij heeft wel gesteld dat haar eigen werkzaamheden de werkzaamheden van administratief medewerker (mede) omvatten, maar bij de beoordeling van uitwisselbaarheid van functies gaat het om de (objectieve) onderlinge uitwisselbaarheid van de functies. [appellant] heeft in dat verband niet (gemotiveerd) aangevoerd dat de werkzaamheden van een administratief medewerker ook secretariële werkzaamheden omvatten.
5.5
Nu uit het voorgaande volgt dat van uitwisselbare functies geen sprake is, behoefde het afspiegelingsbeginsel niet te worden toegepast. Grief I faalt.
5.6
Met grief II betoogt [appellant] dat de kantonrechter ten onrechte heeft geoordeeld dat herplaatsing in een andere passende functie binnen een redelijke termijn niet mogelijk is. Zij beroept zich erop dat artikel 7:669 lid 1 BW onjuist is toegepast. [appellant] stelt dat de functie van administratief medewerker voor haar passend is en dat zij in die functie geplaatst had moeten worden.
5.7
Het hof oordeelt als volgt. Ingevolge artikel 7:669 lid 1 BW geldt dat de werkgever de arbeidsovereenkomst kan opzeggen indien daar een redelijke grond voor is en herplaatsing van de werknemer binnen een redelijke termijn in een andere passende functie niet mogelijk is of niet in de rede ligt. Op grond van artikel 9 lid 1 van de Ontslagregeling worden bij de beoordeling of binnen de onderneming van de werkgever een passende functie beschikbaar is voor een werknemer, arbeidsplaatsen betrokken waarvoor een vacature bestaat of binnen de redelijke termijn bedoeld in artikel 10 van de Ontslagregeling een vacature zal ontstaan. Artikel 10 lid 1 van de Ontslagregeling, dat hier van toepassing is, bepaalt dat die termijn gelijk is aan de opzegtermijn van artikel 7:672 lid 2 BW. Lid 4 van artikel 10 van de Ontslagregeling bepaalt dat de redelijke termijn aanvangt op de dag waarop wordt beslist op het verzoek om toestemming voor beëindiging van de arbeidsovereenkomst. In het geval van [appellant] is de redelijke termijn aangevangen op 25 november 2015 (datum beslissing UWV) en eindigde deze op 25 maart 2016 (de opzegtermijn bedraagt vier maanden). De vacature voor administratief medewerker is, zoals [appellant] onder 11 van haar beroepschrift heeft aangevoerd, geplaatst op 17 mei 2016, derhalve twee maanden na het verstrijken van de redelijke termijn. [appellant] heeft voor het eerst ter zitting aangevoerd dat de vacature tijdens de redelijke termijn voorzienbaar was, maar het hof gaat aan deze stelling voorbij. De enkele omstandigheid dat de uitbreiding van de functie administratief medewerker was opgenomen in het plan [woonplaats] - [bedrijf 4] acht het hof daartoe niet voldoende, nu daarin niet tevens een tijdspad is opgenomen waaruit zou kunnen worden afgeleid dat het ontstaan van de vacature binnen de redelijke termijn te verwachten viel. Voorts heeft [appellant] onvoldoende gemotiveerd betwist dat op grond van het Sociaal Plan een arbeidsbeperkte kandidaat voorrang op haar als herplaatsingskandidaat zou hebben. Het beroep van [appellant] op strijd met artikel 7:669 lid 1 BW faalt en daarmee faalt ook grief II.
5.8
Nu het hoger beroep niet slaagt zal de beschikking van de kantonrechter worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk gestelde partij wordt [appellant] veroordeeld in de proceskosten van Careyn in hoger beroep, vastgesteld op € 718,- aan griffierecht en € 1.788,- aan salaris advocaat volgens liquidatietarief (2 punten, tarief II in hoger beroep).
6. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van 26 juli 2016 van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie [woonplaats] ;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van Careyn in hoger beroep tot aan deze beschikking vastgesteld op € 718,- aan griffierecht en € 1.788,- voor salaris advocaat volgens het liquidatietarief;
verklaart deze beschikking, voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft, uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.E.F. Hillen, mr. E.B. Knottnerus en
mr. O.E. Mulder en is in tegenwoordigheid van de griffier uitgesproken ter openbare terechtzitting van 8 februari 2017.