In de zaak met parketnummer 21-005352-16 heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 18 oktober 2017 een verwijzingsbeslissing genomen in het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 oktober 2016. De verdachte, geboren in Angola in 1990, was eerder vrijgesproken van de onder parketnummer 05-740130-16 ten laste gelegde feiten, maar werd veroordeeld tot een gevangenisstraf van 46 maanden voor de feiten onder parketnummer 05-900920-10. Deze zaak is eerder behandeld door de rechtbank, die de officier van justitie niet-ontvankelijk verklaarde in de vervolging van de verdachte. Het gerechtshof vernietigde dit vonnis op 16 september 2014 en verklaarde de officier van justitie ontvankelijk in de strafvervolging, waarna de zaak werd terugverwezen naar de rechtbank Gelderland.
De verdediging heeft aangekondigd in hoger beroep een preliminair verweer te voeren, waarbij zij stelt dat er tegen het vonnis van 26 juni 2013 geen rechtsgeldig hoger beroep is ingesteld. Dit zou blijken uit een strafrechtelijk onderzoek door de rijksrecherche naar aanleiding van een aangifte van valsheid in geschrift door de raadslieden. Een medewerker van de centrale informatiebalie is als verdachte aangemerkt in dit onderzoek. De raadslieden hebben verzocht om verwijzing van de zaak naar het gerechtshof Amsterdam vanwege de betrokkenheid van deze medewerker.
Het gerechtshof heeft vastgesteld dat er betrokkenheid is van het hof bij de zaak, aangezien medewerkers van de rechtbank Gelderland ook werkzaamheden voor het gerechtshof verrichten. Gelet op deze betrokkenheid heeft het hof besloten de zaak ter verdere behandeling te verwijzen naar het gerechtshof Amsterdam, in overeenstemming met artikel 62b van de Wet op de rechterlijke organisatie. De beslissing is genomen in tegenwoordigheid van de griffier en is op 18 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.