ECLI:NL:GHARL:2017:905

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
27 januari 2017
Publicatiedatum
8 februari 2017
Zaaknummer
21-006639-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak poging tot doodslag en zware mishandeling, bewezen poging tot zware mishandeling met noodweer

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 27 januari 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Midden-Nederland. De verdachte was beschuldigd van poging tot doodslag en zware mishandeling. Het hof heeft de verdachte vrijgesproken van de poging tot doodslag en zware mishandeling, omdat het hof oordeelde dat er geen (voorwaardelijk) opzet was op de dood van het slachtoffer en de verwondingen niet als zwaar lichamelijk letsel konden worden gekwalificeerd. Wel is de verdachte schuldig bevonden aan poging tot zware mishandeling, omdat de kans dat het slachtoffer zwaar lichamelijk letsel had kunnen oplopen aanmerkelijk werd geacht. Het hof oordeelde dat de verdachte zich gerechtvaardigd had verdedigd tegen een wederrechtelijke aanval van het slachtoffer, waardoor het beroep op noodweer slaagde. De verdachte werd ontslagen van alle rechtsvervolging voor de poging tot zware mishandeling, maar kreeg wel een gevangenisstraf van twee weken opgelegd voor de bewezen verklaarde diefstal in vereniging van levensmiddelen uit een supermarkt. De uitspraak benadrukt de noodzaak van proportionaliteit en subsidiariteit in zelfverdediging.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-006639-15
Uitspraak d.d.: 27 januari 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank
Midden-Nederland van 18 november 2015 in de in eerste aanleg gevoegde strafzaken, parketnummers 16-659545-15 en 16-111489-15, en de van dat vonnis deel uitmakende beslissing op de vordering tot tenuitvoerlegging, parketnummer 16-078791-13, tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1970,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 13 januari 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling ter zake van het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 primair en het in de zaak met parketnummer 16-111489-15 ten laste gelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met daaraan gekoppeld de bijzondere voorwaarden van reclasseringstoezicht, een meldplicht, een behandelverplichting bij de (Forensische) verslavingszorg Amethist of soortgelijke ambulante forensische zorg en een contactverbod met [slachtoffer] , alsmede tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf van
4 weken, de veroordeelde voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland d.d. 25 juni 2013 onder parketnummer 16-078791-13. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. T.E. Korff, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:

zaak met parketnummer 16-659545-15:primair:hij op of omstreeks 23 juli 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement

Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans met een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp in het hoofd en/of het gezicht en/of de nek/halsstreek heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
subsidiair:hij op of omstreeks 23 juli 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een (grote) snijwond op het hoofd en/of in het gezicht), heeft toegebracht, door voornoemde
[slachtoffer] opzettelijk (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans met een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp in het hoofd en/of het gezicht te steken en/of te snijden;
meer subsidiair:hij op of omstreeks 23 juli 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan
[slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans met een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp in het hoofd en/of het gezicht en/of de nek/halsstreek heeft gestoken en/of gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;
meest subsidiair:hij op of omstreeks 23 juli 2015 te [plaats] , althans in het arrondissement
Midden-Nederland, opzettelijk mishandelend [slachtoffer] (met kracht) meerdere malen, althans eenmaal, met een mes, althans met een dergelijk (scherp) (steek)voorwerp in het hoofd en/of het gezicht en/of de nek/halsstreek heeft gestoken en/of gesneden, waardoor voornoemde [slachtoffer] letsel heeft bekomen en / of pijn heeft ondervonden;

zaak met parketnummer 16-111489-15:

hij op of omstreeks 7 juni 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot aantal levensmiddelen, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn, in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededaders.

Vrijspraak

Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Verdachte heeft aangever [slachtoffer] gericht twee stompen in het gezicht gegeven, waarbij verdachte een opengeklapt mes in zijn hand had. [slachtoffer] is daarbij gewond geraakt. Hij heeft daarbij een lange verticale kras/snijverwonding aan de linkerkant van het gezicht en een lange horizontale kras/snijwond links in de nek/halsstreek opgelopen. De verwonding aan de zijkant van het hoofd is op enkele plaatsen gehecht. Het dossier bevat geen gegevens over het herstel van deze door [slachtoffer] opgelopen verwondingen.
Op grond van het vorenstaande acht het hof niet bewezen dat verdachte opzet heeft gehad op de dood van [slachtoffer] , ook niet in voorwaardelijke vorm. De kans dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte zou komen te overlijden acht het hof, gezien de hiervoor beschreven verwondingen, niet aanmerkelijk. Voorts acht het hof niet bewezen dat deze toegebrachte verwondingen zwaar lichamelijk letsel opleveren, nu deze niet te kenschetsen zijn als zwaar lichamelijk letsel in de zin van de wet.
Derhalve acht het hof niet bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer
16-659545-15 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Nadere bewijsoverweging

Het meer subsidiair tenlastegelegde acht het hof daarentegen wel bewezen, waarbij naar het oordeel van het hof sprake is van voorwaardelijk opzet op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. De kans dat [slachtoffer] door het handelen van verdachte, zoals hiervoor omschreven, zwaar lichamelijk letsel had
kunnenoplopen acht het hof aanmerkelijk. De plaatsen waar hij met het mes is geraakt, in casu het gezicht, de omgeving van de slaap en de nek/halsstreek, zijn immers kwetsbare delen van het lichaam en een opengeklapt mes is over het algemeen en zeker dit specifieke mes ook een gevaarlijk wapen. Het hof is van oordeel dat de gedragingen van verdachte naar hun uiterlijke verschijningsvorm kunnen worden aangemerkt als zozeer op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel gericht te zijn dat het, behoudens aanwijzingen voor het tegendeel, niet anders kan zijn geweest dan dat verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans op dat gevolg heeft aanvaard dan wel op de koop toe genomen. Van dergelijke aanwijzingen is niet gebleken. Het meer subsidiair tenlastegelegde is in zoverre wettig en overtuigend bewezen.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 meer subsidiair en in de zaak met parketnummer 16-111489-15 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

zaak met parketnummer 16-659545-15:meer subsidiair:hij op 23 juli 2015 te [plaats] ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet(met kracht) met een mes in het gezicht en de nek/halsstreek heeft gesneden, zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid;

zaak met parketnummer 16-111489-15:hij op 7 juni 2015 in de gemeente [gemeente] tezamen en in vereniging met een ander met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een groot aantal goederen, waaronder levensmiddelen, toebehorende aan het winkelbedrijf Albert Heijn.

Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 meer subsidiair bewezen verklaarde levert op:
poging tot zware mishandeling.
Het in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezen verklaarde levert op:
diefstal door twee of meer verenigde personen.

Strafbaarheid van de verdachte

Op grond van de processtukken en het verhandelde ter zitting stelt het hof met betrekking tot het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 meer subsidiair bewezen verklaarde de navolgende feiten en omstandigheden vast.
Onder meer verdachte en aangever [slachtoffer] woonden op de bewuste dag al geruime tijd in dezelfde woning, maar op verschillende kamers. Verdachte had die dag boodschappen gehaald, zowel voor hemzelf als ook voor [slachtoffer] . Verdachte haalde wel vaker boodschappen voor [slachtoffer] en had als het ware een beetje de zorg voor hem. Verdachte heeft de boodschappen bij [slachtoffer] in diens kamer gebracht. In die kamer is ruzie ontstaan tussen [slachtoffer] en verdachte, waarbij verdachte door [slachtoffer] is geslagen of geduwd. Om verdere escalatie te voorkomen is verdachte naar zijn eigen kamer gegaan. Aldaar is hij bezig gegaan met het klaarmaken van zijn eten, saté met stokbrood, dat hij kort daarvoor had gekocht. Daartoe heeft hij een mes gepakt en dat opengeklapt om daarmee het stokbrood te snijden en om gaatjes te prikken in het satébakje om deze vervolgens in de magnetron te verwarmen. Op het moment dat verdachte daarmee bezig was is [slachtoffer] , zonder te kloppen, de kamer van verdachte binnen gestormd. [slachtoffer] heeft verdachte daarop meteen met zijn ene hand bij zijn rechterhand gepakt, waarin zich nog het opengeklapte mes bevond. [slachtoffer] heeft verdachte hard tegen zijn oog geslagen. Dit oog zat toen dicht. Vervolgens heeft hij verdachte meerdere kopstoten en knietjes gegeven. [slachtoffer] heeft verdachte bij zijn keel gepakt en deze dicht gedrukt. Hierdoor kwam verdachte in ademnood. Verdachte stond tegen de tafel in zijn kleine kamer gedrukt en kon niet wegkomen omdat [slachtoffer] tussen hem en de deur in stond. Verdachte wist niet wat hem overkwam, omdat hij [slachtoffer] nog nooit zo had meegemaakt. Verdachte dacht dat [slachtoffer] hem zou vermoorden. Verdachte heeft zich tegen deze plotselinge aanranding door [slachtoffer] verdedigd door hem met zijn rechtervuist twee stompen in het gezicht te geven. Daarbij had hij het opengeklapte mes nog in de hand waarmee hij de stompen heeft uitgedeeld. Na de tweede stomp van verdachte is [slachtoffer] tegen de grond gegaan. Als gevolg van deze twee stompen is [slachtoffer] met het mes, dat verdachte nog in zijn hand had toen hij de stompen uitdeelde, in het gezicht en de nek/halsstreek gesneden, waardoor hij gewond is geraakt. Nadat [slachtoffer] op de grond lag, heeft verdachte [slachtoffer] meteen eerste hulp verleend.
Verdachte heeft, in een poging de aanval door [slachtoffer] af te slaan, tweemaal met zijn vuist tegen het hoofd van [slachtoffer] gestompt. Naar het oordeel van het hof is dit een adequate proportionele wijze van verdediging tegen een aanval die bestaat uit een in ernst oplopende serie geweldshandelingen uitmondend in het dichtknijpen van de keel. Het is aannemelijk dat verdachte onder deze omstandigheden in grote angst verkeerde, zoals hij zelf ook heeft verklaard. Verdachte had in zijn hand nog steeds het mes waarmee hij in eerste instantie kookhandelingen verrichtte. Ter zitting daarnaar gevraagd heeft verdachte verklaard [slachtoffer] bewust niet te hebben geschopt of geslagen in diens buik. Verdachte verklaarde dat [slachtoffer] aan zijn huisgenoten doorlopend voorhield dat zijn buik zijn zwakke plek was en dat hij daar nooit mocht worden aangeraakt. Ter zitting verklaarde verdachte dat [slachtoffer] dood zou gaan als je hem daar slaat of schopt. Dat wilde verdachte niet. Verdachte wilde wel aan de aanval door [slachtoffer] ontsnappen en zag geen andere mogelijkheid dan door hem in het gezicht te stompen. Als voormalig kickbokser wist verdachte dat hij daarmee [slachtoffer] onschadelijk kon maken. Alles in samenhang bezien is naar het oordeel van het hof aannemelijk geworden dat verdachte zich gerechtvaardigd heeft verdedigd tegen de wederrechtelijke aanval door [slachtoffer] en heeft verdachte dat gedaan op een wijze die onder de gegeven omstandigheden toelaatbaar was.
Op grond van het vorenstaande acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat verdachtes handelen was geboden door de noodzakelijke verdediging van zijn lijf tegen een ogenblikkelijke, wederrechtelijke aanranding door aangever [slachtoffer] . Het door hem toegepaste geweld is in het onderhavige geval proportioneel geweest. Het beroep op noodweer slaagt. Verdachte zal daarom ten aanzien van het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 meer subsidiair bewezen verklaarde worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
Ten aanzien van de zaak met parketnummer 16-111489-15 is verdachte strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft op 7 juni 2015 samen met zijn mededader uit een supermarkt een groot aantal goederen, waaronder levensmiddelen, ten bedrage van in totaal € 133,16 weggenomen. Door het plegen van dit feit hebben verdachte en zijn mededader inbreuk gemaakt op het eigendomsrecht van een ander.
Uit het verdachte betreffende Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 13 december 2016 blijkt dat verdachte meermalen ter zake van het plegen van strafbare feiten, waaronder soortgelijke als in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezen verklaard, (onherroepelijk) is veroordeeld. Bovendien blijkt uit dat uittreksel dat het in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezen verklaarde feit is gepleegd tijdens de proeftijd verbonden aan een eerdere veroordeling. Desondanks heeft een en ander verdachte er niet van weerhouden het hiervoor in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezen verklaarde feit te begaan.
Op grond van het vorenstaande is het hof van oordeel dat niet kan worden volstaan met het opleggen van een andere straf dan een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
Bij de bepaling van de duur van de op te leggen gevangenisstraf heeft het hof - naast het hiervoor overwogene - tevens het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte is na vele jaren omzwervingen sedert een jaar in de kost bij een hospita. Deze hospita heeft op 12 januari 2017 schriftelijk laten weten dat zij verdachte ervaart als een behulpzame, bescheiden, dienstbare en rustige persoon.
Verdachte heeft ter zitting van het hof verklaard dat hij nu sedert jaren eindelijk een stabiele huisvesting heeft, dat hij het zeer naar zijn zin heeft bij zijn hospita, dat hij haar helpt bij allerlei klusjes en dat zij hem op het rechte pad houdt, dat hij onder bewindvoering staat, dat hij vrijwilligerswerk doet, dat hij enorm opziet tegen de tenuitvoerlegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf en dat oplegging van een dergelijke gevangenisstraf de positieve ontwikkeling die hij nu heeft ingezet zal doorkruisen.
In verband met het vorenstaande heeft de raadsvrouw bepleit om een gevangenisstraf op te leggen die gelijk is aan de duur van het voorarrest.
Uit voormeld uittreksel blijkt dat verdachte na 27 januari 2016 niet wederom ter zake van het plegen van enig strafbaar feit met justitie in aanraking is gekomen
Het hof constateert dat het leven van verdachte een gunstige wending lijkt te hebben genomen. Om deze positieve ontwikkeling te ondersteunen zal het hof aan verdachte een gevangenisstraf opleggen, die qua duur zodanig is, dat hij bij de tenuitvoerlegging van die straf met toepassing van het bepaalde in artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht op vrije voeten kan blijven en door kan gaan op de ingeslagen weg.

Vordering tenuitvoerlegging

Bij vonnis van de politierechter in de rechtbank Midden-Nederland d.d. 25 juni 2013 is verdachte onder parketnummer 16-078791-13 veroordeeld tot gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren. Gebleken is dat voormeld vonnis op 10 juli 2013 onherroepelijk is geworden en dat op diezelfde dag de proeftijd is ingegaan.
Bij vordering van 27 augustus 2015 heeft de officier van justitie gevorderd dat last zal worden gegeven tot tenuitvoerlegging van voormelde gevangenisstraf, omdat verdachte zich voor het einde van voormelde proeftijd heeft schuldig gemaakt aan een of meer strafbare feiten, zoals ten laste gelegd in de dagvaarding met parketnummer 16-111489-15.
Het hiervoor in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezen verklaarde feit is begaan voor het einde van voormelde proeftijd. Het hof is dan ook van oordeel dat in beginsel de tenuitvoerlegging op zijn plaats is.
Echter, gelet op hetgeen hiervoor in de strafmotivering met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van verdachte is overwogen, acht het hof termen aanwezig om voormelde gevangenisstraf van 4 weken om te zetten in een werkstraf voor de duur van 120 uren, subsidiair 30 dagen hechtenis. Hierbij heeft het hof gelet op de landelijk gehanteerde afspraken "Art. 14g Sr omzetting vrijheidsstraf in taakstraf (TUL)".

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14g, 310 en 311 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 primair en subsidiair ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 meer subsidiair en in de zaak met parketnummer
16-111489-15 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-659545-15 meer subsidiair bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld, verklaart de verdachte niet strafbaar en ontslaat de verdachte te dier zake van alle rechtsvervolging.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 16-111489-15 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) weken.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voor zover voorwaardelijk opgelegd bij vonnis van de politierechter in de rechtbank te Midden-Nederland van 25 juni 2013, parketnummer
16-078791-13, te weten van gevangenisstraf voor de duur van 4 weken, te vervangen door:
taakstrafvoor de duur van
120 (honderdtwintig) uren, bij gebreke van het naar behoren verrichten te vervangen door
30 (dertig) dagen hechtenis.
Aldus gewezen door
mr. L.J. Hofstra, voorzitter,
mr. M.C. Fuhler en mr. M. van Seventer, raadsheren,
in tegenwoordigheid van G.A. Boersma, griffier,
en op 27 januari 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. M. van Seventer is buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.