ECLI:NL:GHARL:2017:8831

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 oktober 2017
Publicatiedatum
12 oktober 2017
Zaaknummer
21-001627-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen veroordeling voor oplichting en vermogensdelicten met meerdere slachtoffers

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 12 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een veroordeling van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte is beschuldigd van een reeks oplichtings- en vermogensdelicten, waarbij hij zich schuldig heeft gemaakt aan het misbruiken van het vertrouwen van meerdere slachtoffers. De verdachte ontkent grotendeels de beschuldigingen, maar het hof heeft op basis van bewijs en getuigenverklaringen geoordeeld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan acht feiten, waaronder vier oplichtingsdelicten en vier vermogensdelicten. De verdachte heeft zich in verschillende situaties voorgedaan als een betrouwbare huurder of koper, maar heeft telkens zijn betalingsverplichtingen niet nagekomen. Het hof heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar en bijzondere voorwaarden. Daarnaast zijn er beslissingen genomen over de vorderingen van de benadeelde partijen, waarbij schadevergoedingen zijn toegewezen aan de slachtoffers. Het hof heeft ook rekening gehouden met de overschrijding van de redelijke termijn in de procedure.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-001627-15
Uitspraak d.d.: 12 oktober 2017
TEGENSPRAAK
Promis

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken

gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 6 maart 2015 met de gevoegde parketnummer 19-097837-12 en 18-830031-14 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1964,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 28 september 2017 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vernietiging van het vonnis van de rechtbank, voor zover aan hoger beroep onderworpen, bewezenverklaring van het in de zaak met het parketnummer 19-097837-12, onder 1a, 1b, 1c en 3 primair en het in de zaak met het parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair onder a en 5 ten laste gelegde en veroordeling van verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden, zoals die door de rechtbank zijn opgelegd. De advocaat-generaal heeft voorts gevorderd dat het hof de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] , [slachtoffer 2] en [slachtoffer 3] zal toewijzen conform de beslissingen daarover van de rechtbank, met dienovereenkomstige schadevergoedingsmaatregelen. Voor wat betreft de in het ongerede geraakte vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] spreekt de advocaat-generaal de wens uit dat het hof desondanks ruimte ziet voor toewijzing daarvan. De vordering van de advocaat-generaal is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.A.C. de Vilder-van Overmeire, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft verdachte vrijgesproken van het in de zaak met het parketnummer
19-097837-12 onder 2 ten laste gelegde alsmede van het in de zaken met het parketnummer 18-830031-14 onder 1, 4 primair onder b en 6 ten laste gelegde. Verdachte is ter zake van het in de zaak met het parketnummer 19-097837-12, onder 1a, 1b, 1c en 3 primair en het in de zaak met het parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair onder a en 5 bewezen verklaarde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van drie jaren, met aftrek van de tijd die door verdachte in verzekering is doorgebracht en met de bijzondere voorwaarden, zoals opgenomen in het dictum van het vonnis. De bewezenverklaring betrof meerdere gevallen van oplichting alsmede diefstallen, veelal met valse sleutels. De rechtbank heeft voorts beslissingen genomen op de vorderingen van de benadeelde partijen.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen, vernietigen en opnieuw rechtdoen.

De omvang van het hoger beroep

Voor zover het hoger beroep gericht is tegen de vrijspraken van het in de zaak met het parketnummer 19-097837-12 onder 2 ten laste gelegde alsmede van het in de zaken met het parketnummer 18-830031-14 onder 1, 4 primair onder b en 6 ten laste gelegde wordt verdachte daarin niet-ontvankelijk verklaard.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting in hoger beroep - ten laste gelegd dat:

parketnummer 19-097837-12 (gevoegd):1.hij in of omstreeks de periode van 17 januari 2010 tot en met 07 oktober 2011 te [plaats] , gemeente [gemeente] en/of te [plaats] , gemeente [gemeente] en/of te [plaats] , althans in Nederland, meermalen, althans eenmaal met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,

a.
- in de periode van 17 januari 2010 tot en met 19 maart 2010, te [plaats] , gemeente
[gemeente] , althans in Nederland, [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het verlenen van
een dienst en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een
inschuld, te weten verhuur van een appartement, hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat appartement, en/of
- zich voorgedaan als [valse naam] en/of de naam [valse naam] op het
huurcontract heeft laten zetten en/of
- (toen betaling van de huur uitbleef) (telkens) smoezen, althans verklaringen heeft
gegeven, dat hij, verdachte, (telkens) niet in staat was om de huur te betalen
en/of
- op 19 februari 2010, althans eind februari 2010 aan die [slachtoffer 1] heeft verklaard
dat hij een operatie moest ondergaan en dat hij (daags ervoor) langs zou komen
om spullen te halen en de huur contant zou betalen en/of
- is vertrokken zonder nader adres of verblijfplaats door te geven en/of (mobiel)
bereikbaar te zijn,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en/of schuld en/of inschuld;
b.
- in de periode van 18 april 2010 tot en met 21 juni 2010, te [plaats] , gemeente [gemeente]
, althans in Nederland, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst
en/of tot het aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te
weten verhuur van een chalet (op recreatiepark [naam recreatiepark] ), hebbende verdachte met
vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of
bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat chalet en/of
- (toen betaling van de huur uitbleef) (telkens) smoezen, althans verklaringen heeft
gegeven waardoor hij, verdachte niet in staat was om de huur te betalen en/of
- aan die [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn, verdachtes, zoon in coma lag en/of was
overleden en/of
- is vertrokken zonder nader adres of verblijfplaats door te geven en/of (mobiel)
bereikbaar te zijn,
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en/of schuld en/of inschuld;
c.
- in de periode van 30 maart 2011 tot en met 07 oktober 2011, te [plaats] , althans in
Nederland, [slachtoffer 3] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst en/of tot het
aangaan van een schuld en/of tot het teniet doen van een inschuld, te weten een
verblijf als gast in een Bed- en Breakfast en/of de verkoop en/of levering en/of
daarmee annexe verbintenissen van en met betrekking tot het pand/de woning aan
de [adres] gedurende de periode van 30 maart 2011 tot 11 mei 2011,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid
- zich heeft voorgedaan als potentiële en/of bonafide koper voor de woning
(inclusief de Bed- en Breakfast) aan de [adres] van die [slachtoffer 3] en/of
zich heeft voorgedaan als een persoon met een dienstverband en/of een persoon
die (voldoende) inkomsten had en/of
- voor aankoop van die woning een voorlopig koopcontract heeft getekend en/of
- zich heeft voorgedaan als een persoon die een hypothecaire lening kon afsluiten
(en zich bij BKR heeft laten toetsen) en/of
- is vertrokken zonder nader adres of verblijfplaats door te geven en/of (mobiel)
bereikbaar te zijn,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en/of schuld en/of inschuld;
3.
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te [plaats] , gemeente [gemeente] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte;
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij te [plaats] , gemeente [gemeente] , op of omstreeks 24 maart 2011 opzettelijk wederrechtelijk een motorrijtuig, (een auto), toebehorende aan [slachtoffer 7] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, als bestuurder heeft gebruikt op de weg, [adres] , in elk geval op een of meer weg(en);

parketnummer 18-830031-14 (gevoegd):

2.
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 in [plaats] en/of (elders) in Nederland, en in Oostenrijk, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (uit geld/pinautoma(a)t(en) en/of via internetbankieren) heeft weggenomen een of meer geldbedragen (in totaal 12.400 euro), in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[slachtoffer 4] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich die/dat geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten (telkens) middels een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, pinpas met bijbehorende pincode, al dan niet, in combinatie met een (ABN-AMRO) randomreader en/of (internet) inlogcodes);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 23 januari 2013 tot en met 20 maart 2013 te
[plaats] en/of ( elders) in Nederland, en in Oostenrijk, (telkens) opzettelijk een of meer geldbedragen en/of een ABN- AMRO randomreader en/of een armband, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 4] , in elk geval aan een ander of anderen (telkens) dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte ( telkens) anders dan door misdrijf te weten voor/namens die [slachtoffer 4] gepind en/of overgeboekt/opgenomen, en/of bij die [slachtoffer 4] (in [plaats] ) in huis verblijvend en/of (vervolgens) met die [slachtoffer 4] ( in Oostenrijk) in een (gast/vakantie)huis verbÏijvend en/of met die [slachtoffer 4] in een huis in [plaats] verblijvend, in elk geval ( telkens) anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
3.
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012 te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of (elders) in Nederland, (telkens) met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een of meer goederen, te weten een of meer geldbedragen (in totaal 3000 euro), en/of een auto (merk/type Renault Megane, chassisnr. [nummer] , kenteken [kenteken] ), en/of (bijbehorende) autosleutels en/of autopapieren/kentekenbewijs, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de/het geldbedrag(en) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten middels (een) onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, Visa-creditcard(s) met bijbehorende pincode);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij in of omstreeks de periode van 09 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012 te [plaats] , gemeente [gemeente] , en/of (elders) in Nederland, (telkens) opzettelijk een of meer goederen, te weten een of meet geldbedragen (in totaal 3000 euro) en/of een auto (merk/type Renault Megane, chassisnr. [nummer] , kenteken [kenteken] ), en/of (bijbehorende) autosleutels en/of autopapieren/kentekenbewijs, in elk geval (telkens) enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 5] , in elk geval (telkens) aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte (telkens) anders dan door misdrijf, te weten voor/namens die [slachtoffer 5] gepind/opgenomen, en/of bij/met die [slachtoffer 5] (in huis) verblijvend/ (samen)wonend en/of (die auto) tijdens dat verblijf/samenwonen bij hem (mede) in gebruik, in elk geval ( telkens) anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toegeëigend;
4.
a.
hij op of omstreeks 13 december 2013 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening (in/uit een pinautomaat van ING-bank aan [straat] ) heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, waarbij verdachte zich de toegang tot de plaats des misdrijfs heeft verschaft en/of de/het weg te nemen goed(eren) onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel (te weten middels een onrechtmatig verkregen, althans onbevoegd gebruikte, pinpas met bijbehorende pincode);
althans, indien terzake van het vorenstaande geen veroordeling mocht volgen, dat
hij op of omstreeks 13 december 2013 te [plaats] opzettelijk een geldbedrag van
500 euro, althans enig geldbedrag, in eik geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 8] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, welk(e) goed(eren) verdachte anders dan door misdrijf, te weten voor/namens die [slachtoffer 8] gepind, in elk geval anders dan door misdrijf, onder zich had, wederrechtelijk zich heeft toege-eigend;
5.
hij in of omstreeks de periode van 1 tot en met 13 augustus 2014 te [plaats] (gemeente [gemeente] ) en/of [plaats] (gemeente [gemeente] ), in elk geval in Nederland, (telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van geld, in elk geval van enig goed, hebbende verdachte (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat hij [valse naam] heette en/of dat hij (in Oostenrijk) 100.000 euro op een rekening had weggesluisd en/of dat hij in [plaats] een assurantiekantoor had dat failliet is gegaan en/of dat hij voor een goede vriendin ( [betrokkene 1] ) die in de schulden zat een hypotheek had geregeld en/of 30.000 euro had geschonken, en/of dat hij nu geen geld had, althans niet over zijn geld kon beschikken, omdat dat nog niet was gedeblokkeerd en/of dat hij vanaf 12 augustus 2014 weer de beschikking had over zijn geld in Nederland, waardoor die [slachtoffer 6] (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte;
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overwegingen omtrent het bewijs voor het ten laste gelegde

Ter beoordeling in hoger beroep staan vier oplichtingsfeiten en vier vermogensdelicten, waarvan drie gekwalificeerd. Verdachte ontkent nagenoeg volledig zich aan het ten laste gelegde schuldig te hebben gemaakt. Voor zover hij zich niet op geheugenverlies beroept, geeft verdachte een geheel van de aangiftes afwijkende lezing van de feiten, waarbij hij zich op het standpunt stelt dat er sprake is van een jegens hem ontstane hetze. Deze proceshouding noopt tot de navolgende bespreking van het bewijs voor al hetgeen ten laste is gelegd.
Het onder het parketnummer 19-097837-12 onder 1a, 1b en 1c ten laste gelegde
Onder 1a, 1b en 1c is ten laste gelegd dat verdachte in 2010 en 2011 een drietal verhuurders van woonruimte door middel van een valse voorstelling van zaken bewogen heeft deze aan hem beschikbaar te stellen zonder aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen.
1a
Verdachte huurt met ingang van 17 januari 2010 te [plaats] een appartement van aangever [slachtoffer 1] . Hij geeft daarbij als naam op ' [valse naam] ' in de plaats van zijn werkelijke naam [verdachte] . Aangever verzoekt verdachte herhaaldelijk een identiteitsbewijs over te leggen. Verdachte weet dit op de lange baan te schuiven.
Uiteindelijk wordt er een huurcontract opgesteld en ondertekend op naam van [valse naam] . Om zijn betrouwbaarheid te staven zegt verdachte in dienst van [bedrijf] te zijn en werkzaamheden voor Radio Noord te verrichten als sportverslaggever. Verdachte gaat daarbij zo ver dat hij een mailbericht opstelt, beweerdelijk afkomstig van [betrokkene 3] , directeur van [bedrijf] , en voorzien van een 'no-reply'-mailadres, waarin deze bevestigt dat [valse naam] sedert geruime tijd bij zijn, [betrokkene 3] , bedrijf werkzaam is als manager. Een gelijksoortige kunstgreep verricht verdachte met [betrokkene 2] van advocatenkantoor [advocatenkantoor] : Verdachte stelt een mailbericht op, beweerdelijk afkomstig van [betrokkene 2] voornoemd en voorzien van het niet bestaande mailadres [mailadres] , waarin wordt gesteld dat [valse naam] een integer, eerlijk en oprecht man is, voor wie [betrokkene 2] de handen in het vuur steekt. Zowel [betrokkene 3] als [betrokkene 2] hebben verklaard nimmer een dergelijk bericht te hebben opgesteld en evenmin over de betreffende mailadressen te beschikken. [betrokkene 2] heeft schriftelijk laten weten dat het bericht 'met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid' afkomstig is van de hem bekende [verdachte] , verdachte.
Als aangever op 18 februari 2010 verdachte aanspreekt op het feit dat hij, ondanks herhaalde toezeggingen, nog steeds geen huurpenningen heeft betaald, geeft verdachte aan dat hij de dag erna geopereerd wordt en vóór die tijd langs zal komen om zijn eigendommen op te halen en aan zijn betalingsverplichtingen te voldoen. Verdachte komt deze toezegging niet na. Aangever hoort niets meer van hem.
Als aangever [slachtoffer 1] op 1 oktober 2013 wordt gehoord door de rechter-commissaris in strafzaken herkent hij op de aan hem getoonde foto van verdachte degene die zich tegenover hem heeft voorgedaan als [valse naam] .
De verklaring van verdachte dat hij nimmer een appartement van [slachtoffer 1] heeft gehuurd acht het hof ongeloofwaardig, temeer daar hij desgevraagd de hiervoor weergegeven hem belastende omstandigheden op geen enkele wijze weet te ontzenuwen.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 1] , diens herkenning ten overstaan van de rechter-commissaris van verdachte als de beweerdelijke [valse naam] , de mailwisseling van aangever met [betrokkene 3] en [betrokkene 2] en de verklaring van [betrokkene 2] over zijn sterke vermoeden aangaande de identiteit van degene die het mailbericht valselijk heeft opgemaakt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1a ten laste gelegde heeft begaan. Het hof acht het ontbreken van een causaal verband tussen de gedragingen en uitlatingen van verdachte en de bevoordeling niet aan de orde, daarbij mede gelet op de inhoud van een mailbericht van aangever [slachtoffer 1] aan [betrokkene 3] dat hij en zijn echtgenote als gepensioneerden niet opgewassen zijn tegen dergelijk bedrog en verdachte in zijn voorstelling van zaken hebben geloofd.
1b
Onder 1b is ten laste gelegd dat aangever zich wederrechtelijk heeft bevoordeeld
door in april 2010, ditmaal onder eigen naam, een chalet op een recreatiepark in [plaats] te huren van aangever [slachtoffer 2] , waarbij hij van meet af aan een valse voorstelling van zaken geeft om gebruik te mogen maken van het chalet en aan zijn betalingsverplichtingen te ontkomen. De raadsvrouw refereert zich voor wat betreft dit deel van de tenlastelegging aan het oordeel van het hof. Verdachte ontkent evenwel dit feit te hebben begaan.
Een opvallende overeenkomst met het hiervoor besproken oplichtingsfeit is dat verdachte zich - ditmaal niet als [valse naam] , maar als [verdachte] - opnieuw presenteert als sportjournalist, werkzaam bij [betrokkene 3] Uitgeverij. Er wordt een huurcontract opgesteld, dat wordt ondertekend door [slachtoffer 2] , diens echtgenote [getuige 1] en verdachte. Als verdachte in gebreke blijft met zijn betalingen, begeeft [slachtoffer 2] zich op 9 juni 2010 naar het chalet. Verdachte zegt dan dat de boekhouder van zijn werkgever [betrokkene 3] het geld zou overmaken, omdat zijn, verdachtes, bankpas defect was. Hij bevestigt die beweerdelijke overboeking in een mailbericht aan het echtpaar [slachtoffer 2] . Verdachte zou zijn baas hebben gesproken die hem verzekerd had dat het geld was overgemaakt en dat het er al had moeten zijn. Als de betaling achterwege blijft, zegt verdachte dat hij het verschuldigde bedrag contant zal betalen en wel op 11 juni 2010 om 18:00 uur in het hal van het Universitair Medisch Centrum te Groningen . Eerder die middag laat verdachte telefonisch aan [slachtoffer 2] weten dat de afspraak niet door kan gaan, omdat zijn zoontje is overleden. [slachtoffer 2] heeft zijn twijfels en neemt contact op met [betrokkene 3] . Hem wordt verteld dat verdachte weliswaar ooit bij hem heeft gesolliciteerd, maar nimmer in dienst is geweest en voorts dat hij een oplichter is. [betrokkene 3] heeft een en ander in een mailbericht aan [slachtoffer 2] bevestigd. Daarin geeft hij tevens de contactgegevens van medegedupeerde [slachtoffer 1] door.
[slachtoffer 2] verklaart dat, wanneer verdachte zich niet had voorgedaan als sportjournalist met een vaste baan, hij zijn chalet niet aan verdachte zou hebben verhuurd. De echtgenote van [slachtoffer 2] , de eerdergenoemde [getuige 1] , is op 18 september 2013 gehoord door de rechter-commissaris. Zij is betrokken en aanwezig geweest bij al hetgeen door [slachtoffer 2] is verklaard en verklaart derhalve uit eigen wetenschap. Zij bevestigt de door [slachtoffer 2] aangegeven gang van zaken.
Verdachte erkent huurder te zijn geweest van het betreffende chalet. Hij zegt zich niet te kunnen herinneren dat er problemen waren met de betaling. Verdachte verklaart voorts nooit te hebben gezegd dat zijn zoontje was overleden. Tegen de achtergrond van de hiervoor aangeduide bewijsmiddelen acht het hof ook deze blote ontkenning van verdachte niet overtuigend.
Op grond van de aangifte, het mailbericht van [betrokkene 3] en de verklaring van [getuige 1] , afgelegd bij de rechter-commissaris, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1b ten laste gelegde heeft begaan.
1c
Verdachte verblijft van 30 maart 2011 tot 11 mei 2011 in een Bed & Breakfast aan de [adres] te [plaats] . Hij betaalt voor één week. Aangever [slachtoffer 3] heeft verklaard dat hij daar aanvankelijk geen punt van maakte, omdat hij de B & B wilde verkopen, verdachte daarin geïnteresseerd was en de onderhandelingen daarover met [makelaar] gaande waren. [slachtoffer 3] verklaart dat verdachte 'een nette en betrouwbare indruk maakte'. Verdachte vertelde hem dat hij vertegenwoordiger was en dat de woning van zijn moeder verkocht was, waardoor hij maar een klein bedrag hoefde te lenen voor de aankoop van de
B & B.
Op 9 mei 2011 wordt het voorlopig koopcontract ondertekend. Nog diezelfde dag ontvangt [slachtoffer 3] bericht van zijn makelaar dat verdachte geen financiering kan krijgen, omdat hij bij het Bureau Kredietregistratie (BKR) als 'niet acceptabel' geregistreerd staat. Aangever heeft verklaard: 'Als gevolg van de verhalen van [verdachte] heb ik hem ongewild en onbetaald onderdak verleend en was ik in de veronderstelling dat ik mijn woning aan hem verkocht had.
Verdachte heeft ter terechtzitting van het hof verklaard dat hij wist dat hij BKR-geregistreerde was. Het hof stelt vast dat hij aldus welbewust en tegen beter weten in niettemin een voorlopig koopcontract heeft ondertekend en aangever ook na 11 mei 2011 schriftelijk aan het lijntje heeft gehouden met nimmer nagekomen toezeggingen over de achterstallige betalingen en de aankoop van de B & B.
Op grond van de aangifte van [slachtoffer 3] en de verklaring van verdachte dat hij een verplichting is aangegaan, waarvan hij redelijkerwijs kon weten dat hij deze niet kon nakomen acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan. Door het feit dat verdachte zich in strijd met de waarheid heeft voorgedaan als een persoon met een inkomen en een zeker vermogen en - daarmee verband houdende - als potentiële koper van de B & B werd aangever bewogen hem de ten laste gelegde
diensten te verlenen.
Het hof is van oordeel dat vorenstaande feiten elk op zichzelf wettig en overtuigend bewezen kunnen worden, zonder gebruikmaking van schakelbewijsconstructies. Dat neemt niet weg dat de drie feiten op essentiële punten overeenkomsten vertonen, waarbij verdachte telkens als dader kan worden aangemerkt. In zoverre, zo overweegt het hof, versterken de voor elk feit afzonderlijk gebezigde bewijsmiddelenbewijs elkaar over en weer en dragen zij bij aan de overtuiging.
Het onder het parketnummer 19-097837-12 onder 3 primair ten laste gelegde
Verdachte wordt verweten dat hij zich de auto van zijn ex-vriendin [slachtoffer 7] , wederrechtelijk heeft toegeëigend. Het hof acht dit feit wettig en overtuigend bewezen op grond van de aangifte van [slachtoffer 7] en verdachtes op 7 maart 2012 ten overstaan van verbalisanten afgelegde verklaring dat hij de auto zonder haar toestemming en tegen de gemaakte afspraken heeft meegenomen. Het verweer van de raadsvrouw dat er geen sprake zou zijn van het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening wordt door het hof verworpen. Daargelaten de strijdigheid met de aangifte, heeft aangeefster verdachte eerst drie dagen nadat verdachte de auto had meegenomen, na een door aangeefster zelf opgezette uitgebreide zoekactie en tal van bedreigende en naargeestige sms-berichten van de zijde van verdachte, aangetroffen met haar auto, op een camping in [plaats] .
Verdachte beschikte op dat moment reeds drie dagen als heer en meester over de auto en heeft zijn verblijfplaats niet aan aangeefster bekend gemaakt. Het is aan aangeefsters eigen inzet te danken geweest dat zij de auto terug vond. Verdachte heeft daar hoegenaamd geen enkel aandeel in gehad. Er was daarom sprake van wederrechtelijke toe-eigening door verdachte.
Het onder het parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair onder a en 5 ten laste gelegde

2 primair

In december 2012 gaat verdachte een relatie aan met aangeefster [slachtoffer 4] . Hij had haar verteld een goede baan bij justitie te hebben, maar niet meer terug te willen omdat er sprake was van ontslag of overplaatsing. Op 23 januari 2013 vertrekken zij gezamenlijk naar Oostenrijk. Verdachte zou zich daar willen vestigen. Op 22 maart 2013 keren zij tussentijds terug naar de woning van [slachtoffer 4] in [plaats] . Op 23 maart 2013 staat aldaar de politie voor de deur. Er was een bevel tot aanhouding buiten heterdaad afgegeven naar aanleiding van meerdere aangiftes van diefstal en/of oplichting van vrouwen, met wie verdachte een telkens kortstondige relatie had onderhouden. [slachtoffer 4] gaat op internet zoeken en vindt daar diverse links over oplichtingspraktijken van verdachte. Als [slachtoffer 4] vervolgens haar bankzaken controleert, ontdekt zij dat zowel haar betaalrekening als haar spaarrekening vrijwel volledig zijn leeggehaald. Volgens de aangifte en de aanvullende verklaring daarop gaat het om een bedrag van in totaal € 10.450-, waarvan het grootste deel afkomstig is van de erfenis van [slachtoffer 4] moeder. Het geld was deels contant opgenomen door middel van pintransacties en deels overgeboekt naar de ING-rekening van verdachte. Bij de overboekingen stonden bijschriften, zoals 'bedankt' en 'zoals beloofd', waarmee verdachte kennelijk de suggestie heeft willen wekken dat er sprake was van vrijwillig door [slachtoffer 4] verrichte transacties.
[slachtoffer 4] heeft uitdrukkelijk verklaard nimmer geld naar verdachte overgemaakt te hebben en evenmin toestemming te hebben gegeven voor de talloze pinopnames. Van belang daarbij is dat de contante opnames, zo blijkt ook uit de bankafschriften die zich in het dossier bevinden, voornamelijk in de vroege ochtenduren zijn gedaan, terwijl [slachtoffer 4] vanwege medicatiegebruik nooit voor 10.00 uur wakker zegt te zijn. Relevant is voorts dat [slachtoffer 4] reeds in Oostenrijk had bemerkt dat zij haar ABNAMRO-random reader ofwel kwijt was, ofwel vergeten was om mee te nemen.
De random reader wordt aangetroffen in de fouillering van verdachte. Ten overstaan van verbalisanten heeft hij verklaard twee bankrekeningen te hebben en wel bij de ING en dus niets met de ABNAMRO-reader te kunnen. Verdachte kan desgevraagd geen verklaring geven voor het feit dat de random reader onder hem is aangetroffen, noch voor de ratio van de pinopnames en overboekingen van veelal aanzienlijke bedragen, anders dan dat alles met toestemming van [slachtoffer 4] zou zijn gebeurd. Verdachte zou naar eigen zeggen over bonnen beschikken, waaruit dat kon blijken. Zijn toezegging om die bonnen in handen van de politie te stellen is hij echter niet nagekomen. Als verbalisanten verder doorvragen beroept verdachte zich op zijn zwijgrecht. Ter terechtzitting verklaart verdachte dat hij, naast de twee ING-bankrekeningen, ook een ABNAMRO-rekening had.

3 primair

Op 25 januari 2013 doet [slachtoffer 5] aangifte van diefstal. Zij verklaart een relatie met verdachte te hebben gehad van 29 maart 2012 tot en met 5 oktober 2012. Zij woonde in die periode met hem samen in haar woning te [plaats] . [slachtoffer 5] verklaart voorts dat zij, bij het aangaan van haar lidmaatschap van de ANWB, een Visa Card cadeau kreeg met een kredietlimiet van € 3.000,-. Bij het ontbreken van de noodzaak daartoe heeft zij nimmer gebruik gemaakt van deze creditcard, noch deze geactiveerd. Op 24 augustus 2012 bemerkt [slachtoffer 5] door middel van een brief van Visa Card dat haar kredietlimiet verhoogd is tot
€ 3.750,- zonder dat zij daartoe opdracht heeft gegeven. Navraag leerde haar dat er bij verschillende gelegenheden in totaal € 3.000,- van haar kredietrekening was afgeschreven. De transacties waren gedaan vanuit een geldautomaat van de ING-bank te [plaats] . [slachtoffer 5] verdenkt onmiddellijk haar toenmalige partner, verdachte. Als zij hem daarmee confronteert, erkent verdachte - zo verklaart [slachtoffer 5] - de Visa Card geactiveerd en de opnames gedaan te hebben, waarna hij haar de Visa Card, die zich in zijn portemonnee bevindt, overhandigt. De relatie blijft niettemin voortduren tot 5 oktober 2012. Verdachte verlaat dan de woning van [slachtoffer 5] , met medeneming van haar personenauto, haar autosleutels en -papieren.
Later die ochtend ontvangt zij twee mailberichten van hem, luidende: "Ben in de war en in paniek, help a.u.b." en "Ben in de war en in paniek auto staat al op mijn naam, dus diefstal tja ik kon niet anders, you pushed me to the limit". Diezelfde dag heeft verdachte de auto op zijn naam over laten schrijven.
Verdachte heeft ten overstaan van verbalisanten verklaard dat hij geld heeft opgenomen met de Visa Card. Hij zou dat één keer niet hebben gevraagd aan [slachtoffer 5] , 'en daar valt zij nu over'. Alles zou met haar toestemming zijn gebeurd, met inbegrip van de overschrijving van de auto. Tot de verhoging van de kredietlimiet zou [slachtoffer 5] zelf opdracht hebben gegeven. Ter terechtzitting van het hof heeft verdachte bovendien verklaard dat het
zijnauto was. Wat hij met zijn mailberichten heeft bedoeld zegt verdachte niet meer te weten. Het hof stelt vast dat verdachte bij de politie heeft verklaard dat hij € 500,- voor de auto had betaald, terwijl hij ten overstaan van het hof heeft verklaard er niet voor betaald te hebben, omdat hij bijdroeg in de huishouding.

4 primair onder a

Aangeefster [slachtoffer 8] ontmoet verdachte op 27 november 2013. Ze hebben elkaar leren kennen via datingsite Lexa. Verdachte vertelt haar dat hij als kok werkzaam is in Oostenrijk en belooft haar te helpen van haar schulden af te komen. Op 14 december 2013 bemerkt [slachtoffer 8] dat de dag ervóór een bedrag van € 500,- van haar rekening is gepind bij een ING-geldautomaat. Zij kijkt in haar portemonnee en ziet dat haar pinpas verdwenen is. Zij belt met haar bank om de pas te laten blokkeren. Als zij dit aan verdachte vertelt, zegt hij dat hij iemand kent bij de ING, die het wel zou kunnen oplossen. Aan de zoon van verdachte, getuige [getuige 3] , vertelt verdachte dat uit zijn (beweerdelijke) contact met de ING-bank was gebleken dat de pas van [slachtoffer 8] 'geskimd' was. De ING zou ervoor zorgen dat de € 500,- vóór kerstmis weer op haar rekening stond, hetgeen uiteraard niet het geval was. Toen [slachtoffer 8] contact met de ING opnam, werd haar verteld dat er door middel van een reguliere pintransactie een bedrag van € 500,- was opgenomen. Op 28 december 2013 zet [slachtoffer 8] verdachte uit haar woning.
Verdachte verklaart dat hij op verzoek van [slachtoffer 8] een bedrag van € 500,- voor haar heeft gepind. [slachtoffer 8] zegt nimmer een dergelijk verzoek aan verdachte te hebben gedaan. Zij kon zich een pinopname van € 500,- überhaupt niet permitteren. Zij zat in de schuldsanering en beschikte over een minimum aan leefgeld. Verdachte ontkent beweringen te hebben gedaan over zijn contacten met de ING.
5
De schoonzus van aangeefster [slachtoffer 6] heeft verdachte leren kennen via datingsite Parship. Omdat zij hem meer vindt passen bij [slachtoffer 6] brengt zij hen met elkaar in contact. [slachtoffer 6] ontmoet verdachte voor het eerst op 3 augustus 2014. Hij stelt zich voor als ' [valse naam] ', als kok werkzaam in Oostenrijk en in het bezit van een woning aldaar. Verdachte vertelt tevens dat hij op een Oostenrijkse bankrekening een bedrag van
€ 100.000,- heeft staan, waar hij op dat moment niet aan kan komen, omdat de rekening nog gedeblokkeerd moet worden. Ook zou hij een goede vriendin, ene [betrokkene 1] , € 30.000,- hebben geschonken om haar op die wijze met een hypotheek te helpen. Verdachte beschikt derhalve - naar zijn zeggen tijdelijk - niet over contanten, reden waarom hij [slachtoffer 6] vraagt of zij de door hem getankte benzine ad € 25,- wil betalen en vervolgens of zij hem € 300,- wilde lenen, aan welke verzoeken zij heeft voldaan. [slachtoffer 6] krijgt al snel haar twijfels over de identiteit van verdachte en zijn betrouwbaarheid. Op zijn laptop ziet zij de naam ' [verdachte] '. Als zij op 9 augustus 2014 die naam googelt, ziet zij verdachte direct in beeld met de tekst 'OPGELICHT'. Als [slachtoffer 6] hem daarmee confronteert, houdt verdachte vol dat hij [valse naam] heet en altijd eerlijk tegen haar is geweest. Uit het dossier blijkt voorts dat [slachtoffer 6] met verdachte op bezoek is geweest bij haar buren. Getuige [getuige 2] verklaart daarover dat hij daar ook heeft verteld over zijn huis in Oostenrijk. [getuige 2] herkent op een filmpje van het televisieprogramma 'Opgelicht' verdachte als degene die bij haar, samen met [slachtoffer 6] , op bezoek is geweest.
Ten overstaan van verbalisanten verklaart verdachte op 15 september 2014 dat hij [slachtoffer 6] kent als [slachtoffer 6] en dat hij contact met haar heeft gekregen via haar schoonzus, die hij via een datingsite kende. Ter terechtzitting van het hof verklaart verdachte dat hij de naam [slachtoffer 6] in het dossier tegengekomen is. Hij verklaart dat hij de door aangeefster bedoelde persoon niet kan zijn geweest, omdat hij in die periode in een gesloten GGZ-instelling verbleef.
Schakelbewijs
Het hof stelt vast dat in de hiervoor besproken vier zaken met het parketnummer 18-830031-14 sprake is van een aangifte met enig steunbewijs. De vraag of er in elk van deze gevallen afzonderlijk voldaan is aan de bewijsminimumregels van artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering is dan ook gerechtvaardigd. Het hof overweegt hierover het navolgende.
Uit de rechtspraak vloeit voort dat het gebruik van schakelbewijs toelaatbaar is, mits feiten soortgelijk zijn in die zin dat de gang van zaken bij het ten laste gelegde feit op essentiële punten belangrijke overeenkomsten vertoont met de gang van zaken bij andere feiten en voor zover het bewijs voor het ene feit redengevend is voor het bewijs voor het andere ten laste gelegde feit. Het dient dan te gaan om een specifiek patroon in het gedrag van verdachte en de omstandigheden van het geval.
In dat verband kan over de onderhavige vier zaken het navolgende worden gezegd:
- verdachte gaat kortstondige relaties aan met alleenstaande vrouwen en wint hun
vertrouwen;
- verdachte, die niet over eigen woonruimte beschikt, gaat na (zeer) korte tijd met hen
samenwonen in hun woning dan wel bezoekt hen daar frequent, waardoor hij zicht krijgt
op hun financiële situatie en, zij het clandestien, toegang krijgt tot hun bankpassen en
bijbehorende gegevens en apparatuur;
- verdachte vertelt hun aperte leugens over - onder meer - zijn maatschappelijke en
financiële situatie en, in het geval van [slachtoffer 6] , over zijn identiteit;
- na korte of langere tijd slaat verdachte, altijd met een financieel motief, toe en berooft hij
de vrouwen van hun banktegoeden dan wel beweegt hij hen onder valse voorwendselen,
zoals in het geval van [slachtoffer 6] , hem geld te 'lenen'.
-als, na korte of langere tijd, ontdekking volgt, verdwijnt hij van het toneel.
Tegen de achtergrond van het hiervoor geschetste patroon acht het hof verdachtes ontkenning van zijn misdadige gezindheid zonder dat hij daaraan enige te verifiëren onderbouwing heeft weten te geven, ongeloofwaardig.
Het hof stelt voorts vast dat de vrouwen elkaar niet kennen, noch - althans bij aanvang van de relatie met verdachte - diens reputatie als notoire oplichter. Verdachtes bewering dat er jegens hem sprake zou zijn van een hetze mist dan ook elke grond. Uit het dossier komt geen enkele reden naar voren waarom aangeefsters allen, onafhankelijk van elkaar, valselijk aangifte tegen verdachte zouden doen. Integendeel, zij zijn allen, met reden, boos, gegriefd en berooid.
Gelet op de specifieke context waarbinnen deze feiten zijn begaan en het repeterende gedragspatroon van verdachte acht het hof het geoorloofd om in deze zaken gebruik te maken van een zogeheten schakelbewijsconstructie: de aangifte (met enig steunbewijs) van de één kan als redengevend worden aangemerkt voor die van de ander. De opvatting dat schakelbewijs slechts kan worden toegepast, indien tenminste één feit zelfstandig bewezen kan worden, vindt geen steun in het recht (NJ 2007, 345).

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel - ook in onderdelen - slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1a, b en c en 3 primair en in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair onder a en 5 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:

parketnummer 19-097837-12 (gevoegd):

1.
hij in de periode van 17 januari 2010 tot en met 11 mei 2011 te [plaats] , gemeente [gemeente] en te [plaats] , gemeente [gemeente] en te [plaats] , meermalen, met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
a.
- in de periode van 17 januari 2010 tot en met 19 maart 2010, te [plaats] , gemeente
[gemeente] , [slachtoffer 1] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten
verhuur van een appartement, hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk
- zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de
waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat appartement, en
- zich voorgedaan als [valse naam] en de naam [valse naam] op het
huurcontract heeft laten zetten en
- toen betaling van de huur uitbleef telkens smoezen heeft gegeven, dat hij,
verdachte, telkens niet in staat was om de huur te betalen en
- op 19 februari 2010 aan die [slachtoffer 1] heeft verklaard dat hij een operatie moest
ondergaan en dat hij (daags ervoor) langs zou komen om spullen te halen en de
huur contant zou betalen,
waardoor die [slachtoffer 1] werd bewogen tot bovenomschreven dienst;
b.
- in de periode van 18 april 2010 tot en met 21 juni 2010, te [plaats] , gemeente [gemeente]
, [slachtoffer 2] heeft bewogen tot het verlenen van een dienst, te weten verhuur
van een chalet op recreatiepark [naam recreatiepark] , hebbende verdachte met vorenomschreven
oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de
waarheid
- zich voorgedaan als bonafide huurder van dat chalet en
- toen betaling van de huur uitbleef telkens smoezen heeft gegeven waardoor hij,
verdachte niet in staat was om de huur te betalen en
- aan die [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zijn, verdachtes, zoon was overleden,
waardoor die [slachtoffer 2] werd bewogen tot bovenomschreven dienst;
c.
- in de periode van 30 maart 2011 tot en met 11 mei 2011, te [plaats] , [slachtoffer 3]
heeft bewogen tot het verlenen van een dienst en tot het aangaan van een schuld, te
weten een verblijf als gast in een Bed- en Breakfast en de verkoop en daarmee
annexe verbintenissen van en met betrekking tot de woning aan de
[adres] gedurende de periode van 30 maart 2011 tot 11 mei 2011,
hebbende verdachte met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven -
listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid
- zich heeft voorgedaan als potentiële en bonafide koper voor de woning,
inclusief de Bed- en Breakfast, aan de [adres] van die [slachtoffer 3] en
zich heeft voorgedaan als een persoon met een dienstverband en een persoon
die voldoende inkomsten had en
- voor aankoop van die woning een voorlopig koopcontract heeft getekend en
- zich heeft voorgedaan als een persoon die een hypothecaire lening kon afsluiten,
waardoor die [slachtoffer 3] werd bewogen tot bovenomschreven dienst en schuld;
3.
3.
hij op 24 maart 2011 te [plaats] , gemeente [gemeente] , met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een auto, toebehorende aan
[slachtoffer 7] ;

parketnummer 18-830031-14 (gevoegd):2.hij in de periode van 23 januari 2013 tot en met 26 maart 2013 in [plaats] en/of elders in Nederland, en in Oostenrijk, telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit geld/pinautomaten en via internetbankieren heeft weggenomen geldbedragen (in totaal 10.450 euro), toebehorende aan [slachtoffer 4] , waarbij verdachte die geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten telkens middels een onrechtmatig verkregen pinpas met bijbehorende pincode, al dan niet, in combinatie met een ABN-AMRO randomreader en/of (internet) inlogcodes);

3.
hij in de periode van 09 juli 2012 tot en met 5 oktober 2012 te [plaats] , gemeente [gemeente] , telkens met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen goederen, te weten geldbedragen (in totaal 3000 euro), en een auto (merk/type Renault Megane, chassisnr. [nummer] , kenteken
[kenteken] ), en bijbehorende autosleutels en autopapieren/kentekenbewijs, toebehorende aan [slachtoffer 5] , waarbij verdachte de geldbedragen onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels een onrechtmatig verkregen Visa-creditcard met bijbehorende pincode;
4.
a.
hij op 13 december 2013 te [plaats] met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening uit een pinautomaat van ING-bank aan [straat] heeft weggenomen een geldbedrag van 500 euro, toebehorende aan [slachtoffer 8] , waarbij verdachte het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van een valse sleutel, te weten middels een onrechtmatig verkregen pinpas met bijbehorende pincode;
5.
hij in de periode van 1 tot en met 13 augustus 2014 te [plaats] en/of [plaats] (gemeente [gemeente] ), telkens met het oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door het aannemen van een valse naam en door een of meer listige kunstgrepen en door een samenweefsel van verdichtsels, [slachtoffer 6] heeft bewogen tot de afgifte van geld, hebbende verdachte telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en listiglijk en bedrieglijk en in strijd met de waarheid tegen die [slachtoffer 6] gezegd dat hij [valse naam] heette en dat hij in Oostenrijk 100.000 euro op een rekening had weggesluisd en dat hij in [plaats] een assurantiekantoor had dat failliet is gegaan en dat hij voor een goede vriendin ( [betrokkene 1] ) die in de schulden zat een hypotheek had geregeld en 30.000 euro had geschonken, en dat hij nu geen geld had, omdat dat nog niet was gedeblokkeerd en dat hij vanaf 12 augustus 2014 weer de beschikking had over zijn geld in Nederland, waardoor die [slachtoffer 6] telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgifte.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1 a, b en c bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal.
Het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 3 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels, meermalen gepleegd.
Het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 4 primair bewezen verklaarde levert op:
diefstal, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van valse sleutels.
Het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 5 bewezen verklaarde levert op:
oplichting, meermalen gepleegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een achttal feiten, vier oplichtingsdelicten en vier vermogensdelicten. De toedracht van een en ander is reeds uitvoerig uiteengezet in de voorgaande overwegingen omtrent het bewijs. Het hof stelt vast dat verdachte op uitgebreide schaal en telkens opnieuw misbruik heeft gemaakt van het door aangevers in hem gestelde vertrouwen en hen ten behoeve van eigen gewin, veelal in ernstige mate, financieel heeft gedupeerd. Dit is des te wranger, daar waar de delicten zich hebben afgespeeld binnen een relationele context, waarin wederzijds vertrouwen de basis dient te zijn. Het hof stelt voorts vast dat verdachte op geen enkele wijze verantwoordelijkheid aanvaardt voor het bewezen verklaarde, noch enige spijt of empathie jegens zijn slachtoffers betuigt of anderszins toont. Integendeel, verdachte externaliseert in hoge mate en voelt zich slachtoffer van 'leugens' van anderen en van de media die daarin zijn meegegaan. Verdachte heeft bij het hof de indruk gewekt volstrekt onaangedaan te zijn door hetgeen hem wordt verweten.
Het hof heeft voorts gelet op het de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie van 24 augustus 2017, waaruit blijkt dat hij eerder, in 2010, is veroordeeld voor soortgelijke delicten tot een gevangenisstraf voor de duur van tien maanden. Ook in 2005 is verdachte veroordeeld ter zake van oplichting.
De raadsvrouw heeft aangevoerd dat - indien het hof tot een bewezenverklaring zou komen - in strafmatigende zin rekening moet worden gehouden met het feit dat verdachte ondanks het ingestelde hoger beroep op vrijwillige basis hulp en begeleiding heeft gezocht conform de in het vonnis van de rechtbank geformuleerde bijzondere voorwaarden. De raadsvrouw heeft daartoe, kort voor de zitting bij het hof, een groot aantal stukken overgelegd. Daaruit blijkt dat verdachte intensief begeleid wordt door Loots BV, een instelling voor maatschappelijke opvang en ondersteuning in Farmsum. Loots BV heeft een WMO-indicatie aangevraagd voor 19,5 uur per week. Dat aantal uren wordt ook door Loots weliswaar als zeer hoog aangemerkt, maar noodzakelijk geacht, gelet op de intensiteit van de problematiek van verdachte en de maatschappelijke schade bij grensoverschrijdend gedrag. Het recidiverisico wordt door Loots als hoog ingeschat, indien verdachte 'onder de radar verdwijnt'. Verdachte beschikt thans over eigen woonruimte in [plaats] en is verplicht onder curatele gesteld.
Zoals ook reeds bij het hof bekend was, is verdachtes gezondheidstoestand slecht. Verdachte lijdt aan diabetes. Als gevolg daarvan heeft er een onderbeenamputatie plaatsgevonden, die complicaties mee heeft gebracht. Voor zijn psychische problematiek - geconstateerd is een narcistische persoonlijkheidsstoornis en enkele kenmerken van psychopathie - wordt verdachte behandeld door Forint, instelling voor forensisch psychiatrische zorg, in samenwerking met Lentis. De raadsvrouw heeft het hof erop gewezen dat er een verband is tussen de bij verdachte geconstateerde stoornissen en zijn gedragingen.
Het hof is desondanks van oordeel dat deze zaak zich niet leent voor toepassing van een andere strafmodaliteit dan een (deels) onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De hoeveelheid bewezen verklaarde feiten, de ernst en impact daarvan, de proceshouding van verdachte en zijn justitiële documentatie laten geen lichtere afdoening toe. Dat de in gang gezette behandeling en begeleiding daarmee zou worden doorkruist, is niet van een zodanig gewicht dat tot een andersluidend oordeel zou moeten worden gekomen. Dat geldt evenzeer voor het onderzoek naar verdachtes detentiegeschiktheid, dat volgens informatie van de raadsvrouw is aangevraagd. Het bij verdachte geconstateerde psychiatrische ziektebeeld disculpeert hem naar het oordeel van het hof evenmin, hoewel een zeker verband met zijn gedragingen en proceshouding voor de hand liggend is.
Dat alles neemt niet weg dat de in eerste aanleg opgelegde straf van drie jaren, waarvan één jaar voorwaardelijk, het hof als passend en geboden voorkomt.
Het hof zal echter rekening houden met de overschrijding van de redelijke termijn, zoals bedoeld in artikel 6, eerste lid, van het EVRM. Als aanvangsdatum van de redelijke termijn dient 6 maart 2012 te worden genomen, de datum waarop verdachte voor de eerste maal werd aangehouden en in verzekering gesteld, zij het met de kanttekening dat verdachte nadien nog tal van strafbare feiten heeft begaan en de keuze van het openbaar ministerie voor een gevoegde behandeling niet onbegrijpelijk is. Daarnaast is het onderzoek ter terechtzitting zowel in eerste aanleg als in hoger beroep vertraagd door de verzoeken van de verdediging om getuigen door de rechter-commissaris respectievelijk de raadsheer-commissaris te doen horen, zij het dat deze verhoren niet met de gewenste voortvarendheid hebben plaatsgevonden.
Alles afwegende acht het hof een compensatie van deze termijnoverschrijding met 10% redelijk. Afgerond in het voordeel van verdachte brengt dit mee dat aan hem een gevangenisstraf zal worden opgelegd van 32 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk. Aan de aan het voorwaardelijk deel verbonden proeftijd van twee jaren zullen - naast de gebruikelijke algemene voorwaarden - de bijzondere voorwaarden worden verbonden, zoals geformuleerd door de rechtbank en opgenomen in het dictum van dit arrest.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

De benadeelde partij [slachtoffer 1] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 1.047,96. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1a bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

De benadeelde partij [slachtoffer 2] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 12.798,79. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 2.489,04. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd tot het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1b bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot een bedrag van € 2.489,04. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
De overige schade is in hoofdzaak gebaseerd op de waarde van het door verdachte gehuurde chalet, dat enkele maanden na het bewezen verklaarde feit is afgebrand. Daargelaten het feit dat niet gebleken is van verdachtes betrokkenheid daarbij, is de gestelde schade niet veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij kan daarom voor dat deel in zijn vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

De benadeelde partij [slachtoffer 3] heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedroeg € 13.316,54. De vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 1.156,00. De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd voor het bedrag van zijn oorspronkelijke vordering.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is het hof voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1c bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden tot het in eerste aanleg toegewezen bedrag van € 1.156,00. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering tot dat bedrag zal worden toegewezen, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
Voor het overige is onvoldoende gebleken dat de gestelde schade van € 10.000, veroorzaakt door de boeteclausule in het koopcontract van het door de benadeelde partij gekochte appartement dat was aangekocht in de veronderstelling dat de oude woning aan verdachte was verkocht, rechtstreeks door het bewezenverklaarde handelen van verdachte is veroorzaakt. De benadeelde partij kan daarom in dat deel van zijn vordering niet worden ontvangen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.

De vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6]

[slachtoffer 4] , [slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] hebben zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. De vordering van [slachtoffer 4] is door de rechtbank toegewezen tot een bedrag van € 11.612,-, met niet-ontvankelijkverklaring van deze benadeelde partij in het overige deel van haar vordering. De vorderingen van
[slachtoffer 5] en [slachtoffer 6] van € 3.226,21 respectievelijk € 325,- werden volledig toegewezen.
Vastgesteld moet worden dat de betreffende vorderingen in het ongerede zijn geraakt. Ondanks intensieve navraag konden de voegingsformulieren niet achterhaald worden.
Nu noch de advocaat-generaal noch het hof over die formulieren beschikt, is er geen wettelijke basis voor toewijzing van de vorderingen.
Uit de bewoordingen alsmede de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht volgt echter dat de schadevergoedingsmaatregel een strafrechtelijke sanctie is die los van de beslissing in de voegingsprocedure kan worden opgelegd, indien en voor zover de verdachte jegens een slachtoffer naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het strafbare feit is toegebracht. Nu dat hier het geval is zal de schade, voor zover deze op basis van het proces-verbaal van politie kan worden vastgesteld, dan ook worden toegewezen in de vorm van een schadevergoedings-maatregel.
In de zaak van [slachtoffer 4] zal aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd tot het bedrag van € 10.450,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
In de zaak van [slachtoffer 5] zal aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd tot het bedrag van € 3.000,-, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van het ontstaan van de schade.
In de zaak van [slachtoffer 6] zal aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel worden opgelegd tot het bedrag van € 325,-.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57, 310, 311 en 326 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep voor zover dit is gericht tegen de vrijspraken van het in de zaak met het parketnummer 19-097837-12 onder 2 ten laste gelegde alsmede van het in de zaken met het parketnummer 18-830031-14 onder 1, 4 primair onder b en 6 ten laste gelegde.
Vernietigt het vonnis voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1a, 1b, 1c en 3 primair en in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 ten laste gelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1a, 1b, 1c en 3 primair en in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair, 3 primair, 4 primair en 5 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
32 (tweeëndertig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot
12 (twaalf) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van
2 (twee) jarenaan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn/haar identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.

Stelt als bijzondere voorwaarden:

dat veroordeelde zich uiterlijk binnen een week na het onherroepelijk worden van dit arrest meldt bij de Reclassering Nederland, Leonard Springerlaan 21 te Groningen. Hierna moet veroordeelde zich blijven melden zo frequent en zolang de reclassering dit noodzakelijk acht. Veroordeelde houdt zich tijdens zijn proeftijd aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft;
dat veroordeelde zich gedurende de proeftijd onder behandeling zal stellen van de AFPN of een soortgelijke instelling voor verder psychiatrisch onderzoek en behandeling van zijn persoonlijkheidsproblematiek, waarbij hij zich houdt aan de aanwijzingen die hem in het kader van die behandeling door of namens de instelling/behandelaar zullen worden gegeven.
dat veroordeelde verplicht is de reclassering toestemming te geven voor informatie-uitwisseling tussen de reclassering en zijn eventuele partner, zijn eventuele werkgever en de bij hem betrokken hulpverleningsinstanties;
dat veroordeelde meewerkt aan een traject om zijn financiën op orde te krijgen en/of curatele en/of bewindvoering en/of budgetbeheer, indien en zolang de reclassering dat nodig acht.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 1] ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1a bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.047,96 (duizend zevenenveertig euro en zesennegentig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 1] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1a bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.047,96 (duizend zevenenveertig euro en zesennegentig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
20 (twintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 19 februari 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1b bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 2.489,45 (tweeduizend vierhonderdnegenentachtig euro en vijfenveertig cent) ter zake van materiële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 2] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1b bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 2.489,45 (tweeduizend vierhonderdnegenentachtig euro en vijfenveertig cent) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
34 (vierendertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 21 juni 2010 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.

Vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3]

Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 3] ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder 1c bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 1.156,00 (duizend honderdzesenvijftig euro) bestaande uit € 906,00 (negenhonderdzes euro) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Verklaart de benadeelde partij in de vordering voor het overige niet-ontvankelijk.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 3] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 19-097837-12 onder
1c bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 1.156,00 (duizend honderdzesenvijftig euro) bestaande uit € 906,00 (negenhonderdzes euro) materiële schade en € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
21 (eenentwintig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de immateriële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 11 mei 2011 tot aan de dag der algehele voldoening.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 4]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 4] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 2 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 10.450,00 (tienduizend vierhonderdvijftig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
87 (zevenentachtig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 26 maart 2013 tot aan de dag der algehele voldoening.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 5]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 5] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder
3 primair bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 3.000,00 (drieduizend euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
40 (veertig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormelde betalingsverplichting ter zake van de materiële schade vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 5 oktober 2012 tot aan de dag der algehele voldoening.

Schadevergoedingsmaatregel [slachtoffer 6]

Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [slachtoffer 6] , ter zake van het in de zaak met parketnummer 18-830031-14 onder 5 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 325,00 (driehonderdvijfentwintig euro) als vergoeding voor materiële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
6 (zes) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Aldus gewezen door
mr. T.H. Bosma, voorzitter,
mr. A.J. Rietveld en mr. G.A. Versteeg, raadsheren,
in tegenwoordigheid van J.B. Schwerzel, griffier,
en op 12 oktober 2017 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. A.J. Rietveld is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.