Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN
[Z](hierna: belanghebbende)
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Enschede(hierna: de Inspecteur)
1.Ontstaan en loop van het geding
2.Vaststaande feiten
750
3.221
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 31 maart 2016. De rechtbank had het beroep ongegrond verklaard met betrekking tot de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2011, waarbij belanghebbende een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.795 had opgegeven. De Inspecteur had het bezwaar van belanghebbende afgewezen. Tijdens de zitting op 14 april 2017 werd het onderzoek gesloten, maar het Hof heropende het onderzoek op 19 april 2017 om belanghebbende de kans te geven nadere stukken te overleggen. Het onderzoek werd voortgezet op 27 september 2017.
Belanghebbende had in zijn aangifte een negatief inkomen van € 1.500 en specifieke zorgkosten van € 22.529 opgevoerd. De specifieke zorgkosten waren onder andere uitgaven voor woningaanpassingen en medische hulpmiddelen. Het geschil draait om de vraag of belanghebbende recht heeft op aftrek van deze specifieke zorgkosten. Het Hof oordeelt dat de bewijslast voor de gevraagde aftrek bij belanghebbende ligt. De verklaring van de huisarts, die aangeeft dat woningaanpassingen om medische redenen voorzienbaar waren, wordt als onvoldoende specifiek beschouwd om recht op aftrek te rechtvaardigen.
Het Hof concludeert dat de uitgaven voor de woningaanpassing niet voor aftrek in aanmerking komen, omdat er geen medisch voorschrift is overgelegd dat de noodzaak van de aanpassing in 2011 bevestigt. Ook zijn er geen andere uitgaven voor specifieke zorgkosten aangetoond die voor aftrek in aanmerking komen. Het hoger beroep wordt gegrond verklaard voor de vermindering van de aanslag, en de Inspecteur wordt verplicht het betaalde griffierecht te vergoeden.