Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de kinderalimentatie na het faillissement van de alimentatieplichtige man. De man, die in eerste aanleg door de rechtbank Noord-Nederland was veroordeeld tot het betalen van alimentatie voor zijn vier minderjarige kinderen, heeft hoger beroep ingesteld tegen deze beschikking. De rechtbank had de alimentatie vastgesteld op € 124,- per kind per maand, met ingang van 26 april 2016. De man verzocht het hof om de alimentatie te verlagen naar nihil, met het argument dat hij sinds zijn faillissement op 16 februari 2016 niet meer over draagkracht beschikt. De vrouw en de kinderen verzetten zich tegen dit verzoek en stelden dat de man zijn faillissement onnodig heeft uitgelokt om zijn betalingsverplichtingen te ontlopen.
Het hof heeft in zijn uitspraak de ontvankelijkheid van de man in zijn verzoek tot wijziging van de alimentatie beoordeeld. Het hof oordeelde dat de man niet ontvankelijk was voor de periode tot 16 februari 2016, omdat de rechtsvordering in dat geval door de curator ingesteld had moeten worden. Het hof heeft vastgesteld dat er sprake was van een wijziging van omstandigheden na het faillissement van de man, wat een herbeoordeling van de alimentatie rechtvaardigde. Echter, het hof oordeelde ook dat de man onterecht zijn faillissement had aangevraagd en dat er bijzondere omstandigheden waren die het verzoek om nihilstelling van de alimentatie afwezen.
Uiteindelijk heeft het hof de beschikking van de rechtbank gedeeltelijk vernietigd, maar de alimentatieverplichting voor de periode na 16 februari 2016 bevestigd. De proceskosten werden gecompenseerd, waarbij elke partij zijn eigen kosten draagt. Deze uitspraak benadrukt de complexiteit van alimentatiezaken in het licht van faillissement en de verantwoordelijkheden van alimentatieplichtigen.