Vordering van de benadeelde partij [benadeelde]
De benadeelde partij heeft zich in eerste aanleg in het strafproces gevoegd met een vordering tot schadevergoeding. Deze bedraagt € 11.600,-. Deze vordering is bij het vonnis waarvan beroep toegewezen tot een bedrag van € 10.952,66,-.
De benadeelde partij heeft zich in hoger beroep opnieuw gevoegd en de oorspronkelijke vordering verlaagd tot een bedrag van € 11.055,60,-.
Uit het onderzoek ter terechtzitting is voldoende gebleken dat de benadeelde partij als gevolg van het subsidiair bewezenverklaarde handelen van verdachte rechtstreeks schade heeft geleden. Verdachte is tot vergoeding van die schade gehouden zodat de vordering in zijn geheel zal worden toegewezen.
Het hof overweegt met betrekking tot de vordering verder als volgt. De rechtbank heeft de wettelijke rente aangaande het deel van de vordering dat ziet op de materiële schade toegewezen vanaf 19 december 2016. De vordering tot schadevergoeding ziet op verschillende posten materiële schade, die op verschillende data na de pleegdatum zijn ontstaan. Het betreft de daggeldvergoeding van ziekenhuisopnames, de reiskosten, de parkeerkosten, de extra porto-, telefoon- en print-/kopieerkosten, het eigen risico van de zorgverzekering/niet vergoede zorg, de huishoudelijke hulp/mantelzorg, en overige kosten/medische voorschotten. Het hof zal de wettelijke rente laten ingaan op de dag van het ontstaan van de schade, zoals hieronder weergegeven. Voor de ingangsdatum van de wettelijke rente van materiële kosten die in een periode zijn gelegen, wordt het midden van die periode als uitgangspunt genomen.
Om te bevorderen dat de schade door verdachte wordt vergoed, zal het hof de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht opleggen op de hierna te noemen wijze.
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [benadeelde] ter zake van het bewezenverklaarde tot het bedrag van
€ 11.055,60 (elfduizend vijfenvijftig euro en zestig eurocent) bestaande uit € 1.055,60 (duizend vijfenvijftig euro en zestig eurocent) als vergoeding voor materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schadeen veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen een behoorlijk bewijs van kwijting te betalen aan de benadeelde partij.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente
- over een bedrag van € 119,95 met ingang van 29 september 2016
(kledingschade);
- over een bedrag van € 224,- met ingang van 3 oktober 2016
(daggeldvergoeding ziekenhuisopnames);
- over een bedrag van € 19,88 met ingang van 6 december 2016
(reiskosten ziekenhuis);
- over een bedrag van € 71,28 met ingang van 1 januari 2017
(reiskosten rechtbank);
- over een bedrag van € 68,64 met ingang van 11 augustus 2017
(reiskosten gerechtshof),
- over een bedrag van € 30,- met ingang van 6 november 2016
(parkeerkosten);
- over een bedrag van € 25,- met ingang van 1 april 2017
(porto-, telefoon- en print-/kopieerkosten);
- over een bedrag van € 53,20 met ingang van 15 november 2016
(eigen risico zorgverzekering, niet vergoede zorg);
- over een bedrag van € 387,- met ingang van 28 oktober 2016
(huishoudelijke hulp/mantelzorg); en
- over een bedrag van € 56,65 met ingang van 13 december 2016
(overige kosten medische voorschotten).
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [benadeelde] , ter zake van het bewezen verklaarde een bedrag te betalen van
€ 11.055,60 (elfduizend vijfenvijftig euro en zestig eurocent) bestaande uit € 1.055,60 (duizend vijfenvijftig euro en zestig eurocent) als vergoeding voor materiële schade en € 10.000,- (tienduizend euro) als vergoeding voor immateriële schade,bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
90 (negentig) dagen hechtenis, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan materiële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente
- over een bedrag van € 119,95 met ingang van 29 september 2016
(kledingschade);
- over een bedrag van € 224,- met ingang van 3 oktober 2016
(daggeldvergoeding ziekenhuisopnames);
- over een bedrag van € 19,88 met ingang van 6 december 2016
(reiskosten ziekenhuis);
- over een bedrag van € 71,28 met ingang van 1 januari 2017
(reiskosten rechtbank);
- over een bedrag van € 68,64 met ingang van 11 augustus 2017
(reiskosten gerechtshof),
- over een bedrag van € 30,- met ingang van 6 november 2016
(parkeerkosten);
- over een bedrag van € 25,- met ingang van 1 april 2017
(porto-, telefoon- en print-/kopieerkosten);
- over een bedrag van € 53,20 met ingang van 15 november 2016
(eigen risico zorgverzekering, niet vergoede zorg);
- over een bedrag van € 387,- met ingang van 28 oktober 2016
(huishoudelijke hulp/mantelzorg); en
- over een bedrag van € 56,65 met ingang van 13 december 2016
(overige kosten medische voorschotten).
Bepaalt dat voormeld toegewezen bedrag aan immateriële schadevergoeding vermeerderd wordt met de wettelijke rente vanaf 29 september 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Bepaalt dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de Staat daarmee de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij in zoverre komt te vervallen en andersom dat, indien de verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij daarmee de verplichting tot betaling aan de Staat in zoverre komt te vervallen.