ECLI:NL:GHARL:2017:8630

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 oktober 2017
Publicatiedatum
4 oktober 2017
Zaaknummer
WAHV 200.183.599
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht; Strafprocesrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
  • J. van Schuijlenburg
  • M. Huizenga
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen niet-ontvankelijk verklaring door kantonrechter in administratieve sanctiezaak

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 4 oktober 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, die op 17 november 2015 het beroep van de betrokkene tegen een beslissing van de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk had verklaard. De betrokkene, vertegenwoordigd door zijn gemachtigde, heeft hoger beroep ingesteld en verzocht om vergoeding van kosten. De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend, maar heeft geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om te reageren op de nadere toelichting van de gemachtigde.

Het hof heeft beoordeeld of er redenen zijn om het appelverbod te doorbreken, zoals vastgelegd in artikel 14 van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (WAHV). De opgelegde sanctie bedroeg € 55,-, wat betekent dat er in beginsel geen hoger beroep openstond. De gemachtigde voerde aan dat hij niet in staat was om een goede verdediging te voeren omdat het procesdossier niet was verstrekt en dat zijn verzoek om uitstel niet was gehonoreerd. Het hof oordeelde echter dat er geen sprake was van schending van fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging die een doorbreking van het appelverbod rechtvaardigen.

Het hof concludeerde dat de gemachtigde voldoende gelegenheid had om zijn gronden in te dienen en dat het niet tijdig ontvangen van stukken voor zijn rekening kwam. Daarom werd het beroep op doorbreking van het appelverbod verworpen en werd het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard. Tevens werd het verzoek tot vergoeding van kosten afgewezen, omdat de betrokkene niet in het gelijk werd gesteld.

Uitspraak

WAHV 200.183.599
4 oktober 2017
CJIB 185117115
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
zittingsplaats Leeuwarden
Arrest
op het hoger beroep tegen de beslissing
van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland
van 17 november 2015
betreffende
[betrokkene] (hierna te noemen: betrokkene),
wonende te [A] ,
voor wie als gemachtigde optreedt [B] ,
kantoorhoudende te [C] .

De beslissing van de kantonrechter

De kantonrechter heeft het beroep van de betrokkene tegen de door de Centrale Verwerking Openbaar Ministerie namens de officier van justitie genomen beslissing niet-ontvankelijk verklaard.
Het procesverloop
De gemachtigde van de betrokkene heeft tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep ingesteld. Tevens is verzocht om vergoeding van kosten.
De advocaat-generaal heeft een verweerschrift ingediend.
De gemachtigde van de betrokkene heeft schriftelijk een nadere toelichting gegeven op het beroep.
De advocaat-generaal is in de gelegenheid gesteld een reactie te geven op de nadere toelichting op het beroep. Hiervan is geen gebruik gemaakt.

Beoordeling

1. Ingevolge het bepaalde in artikel 14, eerste lid, van de WAHV kan tegen de beslissing van de kantonrechter hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden worden ingesteld, indien de opgelegde administratieve sanctie bij die beslissing meer bedraagt dan € 70,-. In gevolge het tweede lid van die bepaling kan tevens hoger beroep worden ingesteld in geval de kantonrechter het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard wegens het niet (tijdig) stellen van zekerheid.
2. De sanctie die aan de betrokkene is opgelegd bedraagt € 55,-. De situatie als bedoeld in het tweede lid van artikel 14, WAHV, doet zich hier niet voor. Tegen de beslissing van de kantonrechter staat daarom in beginsel geen hoger beroep open.
3. De gemachtigde doet een beroep op doorbreking van het appelverbod. Hij voert daartoe aan dat het hem onmogelijk is gemaakt de verdediging te voeren doordat het procesdossier hem, ondanks meerdere verzoeken daartoe, niet is verstrekt. De gemachtigde heeft om uitstel van de zitting gevraagd, op welk verzoek niet is ingegaan. Verder heeft de gemachtigde wel degelijk beroepsgronden ingediend, zodat de kantonrechter het beroep ten onrechte wegens het ontbreken van beroepsgronden niet-ontvankelijk heeft verklaard.
Later ontving de gemachtigde een brief van de griffier van de rechtbank, waaruit blijkt dat zijn diverse faxen de rechtbank pas na de zitting hebben bereikt vanwege een storing in het faxsysteem. Kennelijk zijn daardoor het verzoek om de stukken, het verzoek om uitstel en de ingediende beroepsgronden niet tijdig door de rechtbank ontvangen.
4. Wanneer zo fundamentele beginselen van behoorlijke rechtspleging worden geschonden dat daardoor geen sprake meer is van een eerlijke en onpartijdige behandeling en daarop een beroep wordt gedaan, is doorbreking van het appelverbod van artikel 14, eerste lid, WAHV gerechtvaardigd.
5. Het hof is niet gebleken dat in de procedure bij de kantonrechter van zodanige schending sprake is geweest. Van enige reden tot doorbreking van het appelverbod is in het onderhavige geval daarom geen sprake. Het staat de rechter - behoudens uitzonderlijke gevallen - immers niet vrij de wet terzijde te schuiven en de zaak ondanks het in de wet opgenomen verbod alsnog te behandelen. Tot die uitzonderlijke gevallen behoort niet de omstandigheid dat de kantonrechter in de visie van de gemachtigde een onjuiste beslissing heeft gegeven, dat de ingediende gronden niet of onvoldoende in de beslissing zijn betrokken, dat een verzoek om uitstel niet is gehonoreerd of dat de op de zaak betrekking hebbende stukken niet aan de gemachtigde zouden zijn verstrekt. Met betrekking tot dit laatste overweegt het hof dat deze stukken blijkens de oproepingsbrief van de griffier van de rechtbank d.d. 29 september 2015 ter griffie van de rechtbank ter inzage hebben gelegen. Aan de gemachtigde is de gelegenheid geboden om een afspraak te maken met de griffier teneinde de stukken in te zien. De gemachtigde had aldus de mogelijkheid kennis te nemen van de stukken. Voorts is de gemachtigde opgeroepen voor de zitting van de kantonrechter. Daar had hij het indienen van de gronden onder de aandacht van de kantonrechter kunnen brengen. Voor het verschijnen ter zitting was te meer reden nu de gemachtigde op het verzoek tot uitstel geen reactie had gekregen. Dat hij van deze gelegenheden geen gebruik heeft gemaakt, komt voor rekening van de gemachtigde.
6. Gelet op het voorgaande verwerpt het hof het beroep op doorbreking van het appelverbod en wordt het hoger beroep niet-ontvankelijk verklaard.
7. Nu de betrokkene niet in het gelijk wordt gesteld, zal het hof het verzoek tot vergoeding van kosten afwijzen.

Beslissing

Het gerechtshof:
verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk;
wijst het verzoek tot vergoeding van kosten af.
Dit arrest is gewezen door mr. Van Schuijlenburg, in tegenwoordigheid van mr. Huizenga als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting.