In deze zaak gaat het om een hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Gelderland, waarbij een administratieve sanctie van € 115,- was opgelegd aan de betrokkene, een B.V., voor het uitrijden van een uitrit zonder het overige verkeer voor te laten gaan. De gedraging vond plaats op 24 april 2015 op de Rijksweg-Noord te Elst. De gemachtigde van de betrokkene heeft hoger beroep ingesteld en betoogd dat de bekeuring onterecht was, onder andere vanwege procedurele fouten en machtsmisbruik door de verbalisant. Tijdens de zitting op 19 september 2017 heeft de gemachtigde haar standpunt toegelicht, maar geen schriftelijke toelichting gegeven.
Het hof heeft de zaak beoordeeld en vastgesteld dat de gedraging inderdaad heeft plaatsgevonden, maar dat er bijzondere omstandigheden waren die aanleiding gaven om de sanctie te matigen. De gemachtigde heeft verklaard dat het moeilijk was om het overige verkeer te zien bij het uitrijden van de uitrit, gezien de nabijheid van een kruispunt met verkeerslichten. Het hof heeft geoordeeld dat, hoewel de betrokkene niet volledig vrij van schuld was, de omstandigheden zodanig waren dat de sanctie tot nihil kon worden gematigd. Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter en de officier van justitie vernietigd en het beroep gedeeltelijk gegrond verklaard, met als gevolg dat de administratieve sanctie op € 0,- is gesteld en het eerder betaalde bedrag van € 237,- aan de betrokkene wordt gerestitueerd.