Uitspraak
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in het principaal en het incidenteel hoger beroep
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
€ 374.000,-, derhalve een verschil van € 47.500,-.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om de afwikkeling van huwelijkse voorwaarden tussen een man en een vrouw die in 1991 met elkaar zijn gehuwd. Voorafgaand aan hun huwelijk hebben zij huwelijkse voorwaarden opgesteld, waarin onder andere is vastgelegd dat bij het einde van het huwelijk afgerekend wordt alsof er een algehele gemeenschap van goederen heeft bestaan. De vrouw heeft in 2013 een verzoek tot echtscheiding ingediend, waarna verschillende beschikkingen zijn uitgesproken door de rechtbank. De man is in hoger beroep gegaan tegen deze beschikkingen, waarbij hij onder andere grieven heeft ingediend met betrekking tot gelden die hij onder uitsluitingsclausule heeft verkregen door schenking en erfenis. Het hof heeft vastgesteld dat de man in totaal € 53.448,- heeft ontvangen van zijn ouders, wat buiten de verrekening van de huwelijkse voorwaarden zou moeten blijven, mits kan worden aangetoond dat dit bedrag aan de pseudogemeenschap ten goede is gekomen. Het hof heeft geoordeeld dat de man recht heeft op dit bedrag en dat dit eerst verrekend moet worden voordat het resterende bedrag gelijkelijk tussen partijen wordt verdeeld. Daarnaast zijn er geschillen over de inboedel en de kosten die de man na de peildatum heeft gemaakt, welke door het hof zijn afgewezen. De vrouw heeft ook een verzoek gedaan met betrekking tot een verzekeringspolis, waarover partijen overeenstemming hebben bereikt. De uiteindelijke beslissing van het hof houdt in dat de eerdere beschikkingen gedeeltelijk worden vernietigd en dat de man een bedrag van € 18.227,57 aan de vrouw moet betalen, terwijl de opbrengst van de voormalig echtelijke woning op een bepaalde manier wordt verdeeld.