Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van de minderjarige [kind 2]. De moeder, verzoekster in hoger beroep, was het niet eens met de eerdere beschikking van de kinderrechter van 8 mei 2017, waarin [kind 2] onder toezicht was gesteld voor een jaar. De moeder stelde dat er geen sprake was van een onveilige opvoedsituatie en dat [kind 2] goed functioneerde op school en thuis. Het hof heeft de procedure in hoger beroep behandeld, waarbij de moeder werd bijgestaan door haar advocaat en de raad voor de kinderbescherming en de gecertificeerde instelling (GI) als verweerders optraden.
Het hof heeft vastgesteld dat de ouders van [kind 1] en [kind 2] in een conflictueuze situatie verkeren, wat een risico vormt voor de ontwikkeling van de kinderen. De kinderrechter had geoordeeld dat er zorgen waren over de opvoedsituatie, maar het hof kwam tot de conclusie dat de situatie inmiddels verbeterd was. [kind 2] had weer contact met haar zus en vader, en de moeder had zich actief ingezet voor de ontwikkeling van haar dochter. Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling niet langer gerechtvaardigd was, omdat er geen voldoende concrete ontwikkelingsbedreiging meer was.
Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter bekrachtigd voor de periode tot de uitspraak, maar de ondertoezichtstelling met ingang van de uitspraak beëindigd. De ouders zijn verantwoordelijk voor de zorg voor [kind 2] en kunnen indien nodig hulp in het vrijwillige kader zoeken. Het hof heeft benadrukt dat als de situatie verslechtert, opnieuw een onderzoek naar de noodzaak van een beschermingsmaatregel kan worden gestart.