4.3[appellante] acht deze bewijswaardering onjuist en voert in dat verband het volgende aan:
- [geïntimeerde] is niet consistent in zijn uitlatingen. In de conclusie van antwoord stelt hij dat buurvrouw [D] (verder: [D] ) ook aanwezig was op het moment dat [appellante] de gestelde toestemming zou hebben verleend (verder: het toestemmingsgesprek), maar bij de comparitie van partijen ten overstaan van de kantonrechter spreekt [geïntimeerde] niet meer over de aanwezigheid van [D] en in zijn als (partij)getuige afgelegde verklaring stelt hij dat slechts hijzelf, [C] en [appellante] aanwezig waren. Geen [D] dus. [B] bevestigt in haar als getuige afgelegde verklaring dat [D] niet aanwezig was.
- [geïntimeerde] is ook niet consistent in zijn uitlatingen inzake de aanwezigheid van [C] . Tijdens de comparitie in eerste aanleg zegt [geïntimeerde] dat slechts [appellante] en hij aanwezig waren bij het toestemmingsgesprek, maar als (partij) getuige verklaart hij dat [C] ook aanwezig was. De voor deze discrepantie in zijn verklaring als (partij)getuige gegeven uitleg - ik was me er niet van bewust - is ongeloofwaardig.
- [geïntimeerde] en [C] verklaren beiden vervolgens niet meer met elkaar over het toestemmingsgesprek te hebben gesproken. Dat is ongeloofwaardig omdat zij vrienden van elkaar zijn.
- [C] zegt in zijn verklaring als getuige kort voor de bouwvak aan [geïntimeerde] gevraagd te hebben hoe het met de rechtszaak ging. Hij wist daar dus kennelijk van. [geïntimeerde] verklaart echter als (partij)getuige dat hij pas in dat gesprek kort voor de bouwvak aan [C] verteld heeft dat sprake was van een rechtszaak. Dat is vreemd en een aanwijzing dat [geïntimeerde] en [C] het verhaal over de toestemming hebben gefabriceerd.
- [C] heeft als getuige verklaard dat hij [geïntimeerde] wel kende omdat hij bij hem een paar keer heeft gestraat, maar dat zij elkaar ook privé ontmoetten, doordat ze wel bij elkaar langs kwamen en samen naar de kroeg gingen. [geïntimeerde] en [B] daarentegen doen het voorkomen alsof [C] niet meer was dan een kennis die ook wel eens bij [geïntimeerde] straatte. [geïntimeerde] heeft, als (partij)getuige uitdrukkelijk verklaard dat [C] geen vriend van hem is. [geïntimeerde] en [B] hebben aldus duidelijk de waarde van [C] als getuige willen maximaliseren door de persoonlijke band van [geïntimeerde] met [C] te minimaliseren.
- [C] heeft, indien hij aanwezig was in de schuur op het erf van [geïntimeerde] tijdens het toestemmingsgesprek, dat gesprek niet kunnen horen. Die schuur is meer dan de gestelde 4,5 à 5 meter verwijderd van de schutting (waar [geïntimeerde] en [appellante] zich zouden hebben bevonden) en is bovendien stevig en deugdelijk gebouwd.
- Van latere bevestiging van [appellante] van de door haar beweerdelijk gegeven toestemming is, anders dan [geïntimeerde] en [B] verklaren, nooit sprake geweest.