ECLI:NL:GHARL:2017:8285

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 september 2017
Publicatiedatum
20 september 2017
Zaaknummer
200.165.470/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over geluidsoverlast door dakconstructie van recreatiewoning

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door een groep appellanten tegen een vonnis van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland. De appellanten hebben een recreatiewoning gekocht van de geïntimeerden, maar ervaren hinder van kraak- en knalgeluiden die afkomstig zijn uit de dakconstructie. De appellanten vorderen in hoger beroep de vernietiging van het eerdere vonnis en een schadevergoeding van € 22.656,86, te vermeerderen met wettelijke rente. De kantonrechter had in eerste aanleg de vordering van de appellanten afgewezen, waarbij werd geoordeeld dat de klachten te laat waren ingediend en dat de appellanten niet voldoende onderzoek hadden gedaan naar de staat van de woning voor de aankoop.

Het hof heeft in hoger beroep de feiten vastgesteld zoals die in het eerdere vonnis zijn beschreven en heeft de klachtplicht van de appellanten beoordeeld. Het hof oordeelt dat de appellanten tijdig hebben geklaagd over de geluidsoverlast, gezien de omstandigheden van de zaak. Daarnaast wordt de onderzoeksplicht van de appellanten besproken, waarbij het hof concludeert dat de appellanten niet verplicht waren om de dakconstructie voorafgaand aan de koop te onderzoeken, gezien de relatief nieuwe staat van de constructie.

Het hof heeft ook de aanwezigheid van de geluiden vastgesteld op basis van rapporten van deskundigen en concludeert dat de geluidsoverlast het normale gebruik van de woning belemmert. De zaak is aangehouden voor een comparitie van partijen om nadere inlichtingen te verkrijgen en de mogelijkheden voor een schikking te onderzoeken. De beslissing van het hof is op 19 september 2017 uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.165.470/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 3305218\ CV EXPL 14-8946)
arrest van 19 september 2017
in de zaak van

1.[appellant1] ,

wonende te [A] ,

2. [appellant2] ,

wonende te [A] ,

3. [appellant3] ,

wonende te [B] ,

4. [appellant4] ,

wonende te [A] ,

5. [appellant5] ,

wonende te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. R.S. van der Spek, kantoorhoudend te Leeuwarden,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [C] ,

2. [geïntimeerde2] ,

wonende te [D] ,

3. [geïntimeerde3] ,

wonende te [B] ,

4. [geïntimeerde4] ,

wonende te [E] ,

5. [geïntimeerde5] ,

wonende te [F] ,
geïntimeerden,
in eerste aanleg: gedaagden,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaten: mr. J.C. Klompé en mr. D.M. Woelinga, kantoorhoudend te Loosdrecht.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
5 september 2014 en 19 december 2014 die de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep d.d. 12 januari 2015,
- de memorie van grieven (met producties),
- de memorie van antwoord (met producties),
- een akte uitlating producties van [geïntimeerden] c.s. (met productie).
2.2
Vervolgens hebben [appellanten] c.s. de stukken voor het wijzen van arrest overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
[appellanten] c.s. vorderen in het hoger beroep het vonnis van de kantonrechter van 19 december 2014 te vernietigen en, opnieuw recht doende, [geïntimeerden] c.s.
- te veroordelen tot betaling aan [appellanten] c.s. van een bedrag van € 22.656,86, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dagvaarding in prima (behoudens voor wat betreft de onderzoekskosten NAA, te berekenen vanaf de datum van de memorie van grieven),
- althans [geïntimeerden] c.s. te veroordelen tot betaling aan [appellanten] c.s. van een bedrag van € 5.700,46, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van de dagvaarding in prima, althans vanaf de datum van de memorie van grieven, en te vermeerderen met de schade, nader op te maken bij staat,
- met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van deze procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep, grotendeels, uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1. tot en met 2.8. van het (bestreden) vonnis van 19 december 2014 nu tegen die feitenvaststelling geen grieven zijn gericht en het hof ook niet is gebleken van onjuistheden in die vaststelling. Daarnaast gaat het hof uit van feiten die zijn opgenomen in de hierna volgende overwegingen 3.10 en 3.11, welke overwegingen hun grondslag vinden in de rapporten die in hoger beroep nog in het geding gebracht zijn.
3.2
[appellanten] c.s. hebben van [geïntimeerden] c.s. op 13/14 april 2010 gekocht en bij notariële akte van 12 mei 2010 geleverd gekregen (ieder voor een vijfde onverdeeld gedeelte) de vrijstaande (recreatie)woning met tuin en verder toebehoren, staande en gelegen te [G] , [a-straat] 107, kadastraal bekend gemeente Langweer, sectie [Y] , nummers [0000] en [0001] , samen groot 13 are en 55 centiare (hierna: de woning).
3.3.
De woning is in 1970 gebouwd. De dakconstructie van de woning is in het jaar 2004/2005 vervangen wegens een uitbreiding van de woning.
3.4
In de artikelen 5.1. en 5.3. van de koopovereenkomst van 13/14 april 2010 is - voor zover van belang - vermeld:
"Artikel 5 Staat van de onroerende zaak, gebruik
5.1.
De onroerende zaak zal aan koper in eigendom worden overgedragen in de staat waarin deze zich bij het tot stand komen van deze overeenkomst bevindt met alle daarbij behorende rechten en aanspraken, zichtbare en onzichtbare gebreken, heersende erfdienstbaarheden en kwalitatieve rechten, en vrij van hypotheken, beslagen en beschrijvingen daarvan.
(…)
5.3.
De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als:WOONHUIS VOOR RECREATIEVE BEWONING.
(…)
Verkoper staat niet in voor andere eigenschappen dan die voor een normaal gebruik nodig zijn.
Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst."
3.5
Bij brief van 10 juni 2011 hebben [appellanten] c.s. [geïntimeerden] c.s. onder meer het volgende medegedeeld:
"In deze merken wij het navolgende op:
1. Mogelijk veroorzaakt door spanningen ergens in de constructie van de woning horen we regelmatig krakende (en dus hinderlijke) geluiden. Met name in de ochtend en in de avond, waardoor we vermoeden dat deze geluiden veroorzaakt worden door uitzetting of door krimp.
(…)
We vernemen gaarne van U per omgaande welke handelswijze u voorstelt om de door ons gesignaleerde problemen tot een oplossing te brengen. (…)"
[geïntimeerden] c.s. hebben [appellanten] c.s. hierop bij brief van 29 juni 2011 medegedeeld dat zij nimmer dergelijke geluiden hebben gehoord en dat zij dan ook geen reden zien om dit door [appellanten] c.s. gesignaleerde probleem op te lossen.
3.6
Bij brief van 2 juli 2011 hebben [appellanten] c.s. onder meer het volgende aan [geïntimeerden] c.s. medegedeeld:
"(…)
We kunnen u meedelen dat we inmiddels meer dan een jaar met veel plezier gebruik maken van de van u gekochte woning.
Dit laat onverlet dat er toch problemen zijn gesignaleerd. (…)"
3.7
In opdracht van [appellanten] c.s. heeft Bureau Landstra een onderzoek verricht naar (onder meer) de in de brief van 10 juni 2011 bedoelde geluiden. Bureau Landstra
(Ing. [H] ) heeft in zijn rapport van 9 december 2011 onder meer het volgende vermeld:
"(…)
De klachten betreffen het regelmatig optreden van (soms luide) knallende geluiden, afkomstig uit de kapconstructie.
(…)
Hoewel de klachten tijdens de inspectie als zodanig niet zijn ervaren moeten deze ons inziens met name in verband worden gebracht met het thermisch gedrag van de dakplaten. Dergelijke klachten zijn bij ons bureau eerder geconstateerd en onderzocht bij soortgelijke dakconstructies en ook bij de leverancier van de dakplaten is het fenomeen bekend.
(…)
Het thermisch gedrag van de dakplaat in deze situatie is lastig te wijzigen. Uniforme en beproefde standaardoplossingen zijn ook niet voorhanden, zodat moet worden uitgeweken naar een pragmatische methode van stapsgewijze verbetering of naar een meer rigoureuze aanpak: vervanging van de dakplaten.
Een oplossing zou kunnen bestaan uit het aanbrengen van een viltlaag tussen de dakplaten en de opleggingen (nokgording, tussengording, zoldervloerrand, muurplaat). De dakplaten kunnen dan vrij werken. (…)"
3.8
Op verzoek van [appellanten] c.s. heeft de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden bij beschikking van 18 april 2013 een voorlopig deskundigenbericht bevolen, met benoeming van BDA Groep te Gorinchem tot deskundige.
3.9
Op 30 juli 2013 heeft BDA Groep ( [I] ) een deskundigenbericht uitgebracht. Hierin is onder meer het volgende vermeld:
"(…)
In de morgen voor het onderzoek zijn door de deskundige krakende geluiden waargenomen. De klacht van het kraken en het knallen van de dakconstructie, door ontlading van de opgebouwde spanningen van de dakplaten, wordt veroorzaakt door:
- een vrij grote overspanning van 1,95 m van de dakplaten, type Unidek HD 2,5 G. Deze overspanning is voor de toegepaste dakplaten toelaatbaar.
- Uit een indicatieve berekening is gebleken dat de midden gording waarschijnlijk te licht is. Hierdoor ontstaat er een grotere doorbuiging waardoor bij wind geluidsoverlast wordt veroorzaakt.
- In de diverse dakplaten zijn dakramen geplaatst van het type Velux GGL M04. De dakplaten rondom de dakvensters moeten worden ondersteund door houten ravelingen. Deze zijn niet aanwezig waardoor de dakplaten aanmerkelijk zijn verzwakt. Door bezonning dan wel opwarming en/of afkoeling zullen deze dakplaten meer in beweging komen. Door de bewegingen ontstaan spanningen in de langsnaden en op de opleggingen en ontlaad zich plotseling en is hoorbaar aan knallende geluiden. Dit kan als zeer hinderlijk ervaren worden. Volgens de voorschriften van de fabrikant zijn daksparingen in de dakplaten van 300 mm x 300 mm maximaal toelaatbaar, zonder ondersteuning van de dakplaten door een raveling.
- Rondom het gemetselde schoorsteenkanaal aan de rechterkopgevel is een triplex aftimmering aangebracht tot strak tegen de onderzijde van de dakplaten. Door werking van de dakplaten kunnen hieruit geluiden ontstaan.
- De aansluiting op de verdiepingsvloer is afgewerkt met een aftimmeringsstrook en is in het midden van de overspanning tussen de dakspanten aangebracht tot vrij strak tegen de onderzijde van de dakplaten. Door werking van de dakplaten kunnen geluiden ontstaan.
(…)
De volgende punten zijn niet voldaan aan de destijds voorgeschreven verwerkingsvoorschriften en/of goed en deugdelijk vakmanschap:
- Het aanbrengen van een voldoende zware midden gording en nokgording tussen de stalen spanten.
- Het aanbrengen van een glijviltstrook over de stalen spanten.
- Rondom de dakvensters een houten raveling aanbrengen tegen de onderzijde van de dakplaten.
(…)
De kosten voor het uitvoeren van de aanpassings- en herstelwerkzaamheden bedragen:
- Het verzwaren van de midden- en nokgording: kosten circa € 750,--.
- Het aanbrengen van een glijviltstrook over de bovenzijde van de stalen spanten. Hiervoor de bestaande bevestigers van de dakplaten op de midden gording losmaken, de dakplaten van binnenuit iets oplichten, stroken glijvilt aanbrengen tussen de dakplaten en de bovenflens van de stalen spanten; kosten circa € 1.750,--.
- Het verwijderen en inkorten van de triplex omtimmering van de schoorsteen: kosten circa
€ 200,--.
- Het maken van de raveling rondom de dakramen: kosten circa € 2.100,--.
De genoemde bedragen zijn exclusief BTW.
(…)"
3.1
In opdracht van [appellanten] c.s. heeft Noordelijk Akoestisch Adviesburo BV (verder: NAA) in de persoon van [J] op 5 augustus 2015 rapport uitgebracht van op de zolder van de gekochte woning gedane geluidsmetingen. In het rapport is vermeld:
"Gedurende de nacht van 29 op 30 juni 2015 zijn geluidsmetingen uitgevoerd in de woning [a-straat] 107 te [G] . (…)
Gecorrigeerd voor de genormeerde nagalmtijd van 0.5 s zijn tijdens de beperkte meetperiodes voor de zolder 248 geluidpieken vastgesteld (>35 dB(A) en stijgsnelheid>15 dB/s) die zijn toe te schrijven aan het gekraak van de dakconstructie.
(…)
Zo komen de geluidpieken in clusters voor, terwijl af en toe een enkele (harde) piek wordt waargenomen. Gezien de grote verschillen (tot ruim 50 dB) tussen de geluidpieken en het heersende achtergrondgeluid, is het waarschijnlijk dat dit tot schrikreacties zal leiden."
3.11
In opdracht van [geïntimeerden] c.s. heeft het GeluidBuro ( [K] ) een beoordeling uitgevoerd van het rapport van NAA en daarover op 8 juni 2016 gerapporteerd. In dat rapport is onder meer opgenomen:
"De beoordeling van piekgeluiden op basis van stijgsnelheden is bedoeld voor spoorwegemplacementen. (…)
Zoals gesteld zijn de meetresultaten duidelijk. Er ontstaan piekgeluiden in de dakconstructie ten gevolge van de krimp en zetting als gevolg van temperatuurverschillen na bezonning van het dak.
Juridisch gesproken is er geen wettelijk toetsingskader voorhanden.
De metingen geven daarbij een extreme situatie weer. NAA geeft geen toelichting op een mogelijk aantal nachten per jaar dat deze (extreme) situatie zich voordoet."

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1.
[appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg, kort samengevat, gevorderd [geïntimeerden] c.s. hoofdelijk, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te veroordelen om aan [appellanten] c.s. tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 22.566,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag, te rekenen vanaf de datum van de inleidende dagvaarding tot de dag der algehele voldoening met veroordeling van [geïntimeerden] c.s. in de kosten van het geding.
4.2.
De kantonrechter heeft bij vonnis van 19 december 2014 de vordering van [appellanten] c.s. afgewezen met veroordeling van [appellanten] c.s. in de aan de zijde van [geïntimeerden] c.s. gevallen proceskosten met rente en nakosten.
5.
De beoordeling van de grieven en de vordering
5.1
[appellanten] c.s. hebben drie grieven ontwikkeld tegen het vonnis waarvan beroep. Die grieven beogen het geschil in volle omvang ter beoordeling voor te leggen aan het hof en lenen zich daarom voor gezamenlijke behandeling.
5.2
Centraal in deze zaak staat de vraag of sprake is van zodanige kraak- en/of knalgeluiden - veroorzaakt door uitzetting en krimp van de dakconstructie bij zonbelasting - dat het normale gebruik van de door [appellanten] c.s. van [geïntimeerden] c.s. gekochte recreatiewoning daardoor wordt belemmerd. De bewijslast dat hiervan sprake is rust op [appellanten] c.s.
Klachtplicht
5.3
[geïntimeerden] c.s. hebben in eerste aanleg het verweer gevoerd dat [appellanten] c.s. de klachten te laat hebben gemeld (en daarmee hun klachtplicht hebben geschonden). Dat verweer is geen onderdeel van de grieven maar kan, gelet op de devolutieve werking van het appel, niettemin aan de orde komen. Omdat, zoals hierna zal blijken, nader onderzoek van de zaak nodig is komt het efficiënt voor het verweer nu vast te behandelen. In het geval van een niet-consumentenkoop, dient de vraag of de kennisgeving binnen bekwame tijd is geschied te worden beantwoord onder afweging van alle betrokken belangen en met inachtneming van alle relevante omstandigheden, waaronder het antwoord op de vraag of de verkoper nadeel lijdt door het tijdsverloop totdat is geklaagd. Een vaste termijn kan daarbij niet worden gehanteerd, ook niet als uitgangspunt. De stelplicht en bewijslast met betrekking tot de feiten die een beroep op de artikelen 6:89 of 7:23 BW kunnen dragen, rusten in beginsel op de schuldenaar (verkoper), omdat het door hem gevoerde verweer dat niet tijdig is geklaagd, een bevrijdend verweer is. Het ligt dan ook op zijn weg voldoende feiten en omstandigheden te stellen en, zo nodig, te bewijzen, waaruit kan volgen op welk moment de schuldeiser (koper) heeft ontdekt of bij een redelijkerwijs van hem te vergen onderzoek had behoren te ontdekken dat de verrichte prestatie (de afgeleverde zaak) niet aan de overeenkomst beantwoordt, alsmede dat het tijdsverloop vanaf dat moment tot aan het moment waarop de schuldeiser geklaagd heeft, zo lang is geweest, dat in het licht van de hiervoor bedoelde maatstaven niet kan worden gesproken van een tijdige klacht als bedoeld in de artikelen 6:89 of 7:23 lid 1 BW.
5.4
[appellanten] c.s. hebben tijdens de comparitie in eerste aanleg verklaard dat zij al vrij snel nadat zij in de woning aanwezig waren geluiden hebben gehoord, maar dat zij die geluiden aanvankelijk niet konden lokaliseren en daarom hebben besloten het volgende jaar af te wachten, als [appellant1] gepensioneerd zou zijn. In aanmerking nemend dat (a) sprake is van een recreatiewoning die niet permanent wordt bewoond en dat het hof het plausibel acht dat het niet eenvoudig was om de herkomst van de door [appellanten] c.s. gehoorde geluiden vast te stellen, (b) de aanwezigheid en herkomst van de door [appellanten] c.s. gehoorde geluiden nog steeds zijn vast te stellen (zodat [geïntimeerden] c.s. niet in hun bewijspositie worden geschaad en in zoverre geen sprake is van nadeel) en (c) niet aannemelijk is geworden dat [geïntimeerden] c.s. om andere redenen nadeel hebben geleden door de late melding van de klachten, geldt in het licht van de hiervoor geformuleerde uitgangspunten dat geen sprake is van schending van de klachtplicht door [appellanten] c.s.
Onderzoeksplicht [appellanten] c.s.
5.5
Naast het verweer inzake de klachtplicht hebben [geïntimeerden] c.s. nog aangevoerd dat [appellanten] c.s. voorafgaand aan de koop onderzoek hadden dienen te verrichten. In artikel 5.3 van de koopovereenkomst is immers opgenomen: "Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst." [geïntimeerden] c.s. hebben betoogd dat [appellanten] c.s. ingevolge de koopovereenkomst het recht hadden de woning, voorafgaande aan de levering, binnen en buiten te inspecteren. Onderzoek had dus verricht kunnen en moeten worden. Het gestelde gebrek zou dan aan het licht gekomen kunnen zijn. Dat onderzoek is echter nagelaten.
5.6
Het antwoord op de vraag of op [appellanten] c.s. de plicht rustte de woning te onderzoeken is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. De woning in kwestie is gebouwd in 1970 en van een nieuwe dakconstructie voorzien in 2004/2005. De koop vond plaats in april 2010. Het gebrek waar deze procedure over gaat betreft die nieuwe dakconstructie. Ten tijde van de koop was die constructie dus nog slechts 5 à 6 jaar oud. Dat is nog zo nieuw dat [appellanten] c.s. redelijkerwijs niet tot onderzoek naar de dakconstructie behoefden over te gaan. Daarvoor is mede redengevend dat zijdens [geïntimeerden] c.s. geen bijzonderheden zijn gemeld over die constructie. Van belang is voorts dat [appellanten] c.s. geen bijzondere eisen stelden aan de te kopen woning; de enige eis was dat deze geschikt was als recreatiewoning. Het verweer slaagt dus niet.
Kraak- en knalgeluiden: aanwezigheid na aankoop en oorzaak
5.7
De aanwezigheid van kraak- en/of knalgeluiden vindt steun in het rapport van NAA. Daarin wordt immers vermeld dat op 30 juni 2015 voor de zolder 248 geluidpieken zijn vastgesteld (>35 dB(A) en stijgsnelheid
>15 dB/s) die zijn toe te schrijven aan het gekraak van de dakconstructie. Het naar aanleiding van het NAA-rapport opgemaakte rapport van het Geluidburo weerspreekt deze conclusie niet. [geïntimeerden] c.s. zelf verklaren (memorie van antwoord sub 33) dat [appellanten] c.s. "middels het rapport van NAA tot op zekere hoogte de twijfel" hebben "weggenomen aan het bestaan van de geluiden".
5.8
In het rapport van BDA Groep is als oorzaak van de kraak- en/of knalgeluiden opgenomen:
"Door bezonning dan wel opwarming en/of afkoeling zullen deze dakplaten meer in beweging komen. Door de bewegingen ontstaan spanningen in de langsnaden en op de opleggingen en ontlaad zich plotseling en is hoorbaar aan knallende geluiden."
Die conclusie komt overeen met de conclusie van bureau Landstra en is door [geïntimeerden] c.s. verder ook niet voldoende gemotiveerd bestreden.
5.9
Behoudens door [geïntimeerden] c.s. te leveren tegenbewijs staat op grond hiervan wel vast dat het dak duidelijk hoorbare geluiden maakt met als oorzaak door bezonning dan wel temperatuurverschillen ontstane bewegingen in de dakplaten en daardoor veroorzaakte spanningen in de dakconstructie. Eveneens blijkt daaruit dat het, onder zonbelasting, optreden van die spanningen veroorzaakt wordt door gebreken in de dakconstructie. Nu niets is gesteld over of gebleken van na de verkoop in 2010 aangebrachte wijzigingen in de dakconstructie kan, eveneens behoudens door [geïntimeerden] c.s. te leveren tegenbewijs, worden aangenomen dat die gebreken al bij de verkoop aanwezig waren.
Normaal gebruik
5.1
In de verkoopbrochure is de zolder omschreven als een "slaapzolder". Daarmee maakt die zolder deel uit van het voor bewoning bestemde en geschikte deel van de woning. Het vóórkomen van duidelijk hoorbare en hinderlijke geluiden van het dak, zoals geconstateerd door NAA, veroorzaakt door gebreken in de dakconstructie, zoals vastgesteld door de BDA Groep, kan, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, een gebrek vormen dat een normaal gebruik van de woning belemmert.
Comparitie van partijen
5.11
Het hof heeft alvorens nader te beslissen behoefte aan nadere inlichtingen van partijen, terwijl het ook de mogelijkheden van een schikking wil onderzoeken. Daarbij zal onder meer de vraag naar (de noodzaak van) nadere bewijslevering en de wijze waarop die eventueel zou dienen plaats te vinden aan de orde komen.
5.12
Het lijkt dienstig in dit stadium vast een opmerking te maken over de gevorderde schadevergoeding voor het geval [geïntimeerden] c.s. het gevergde tegenbewijs niet zouden bijbrengen.
5.13
De door de rechtbank benoemde deskundige (de BDA Groep) heeft niet slechts onderzoek gedaan naar de oorzaak van de kraak- en knalgeluiden, maar ook naar de met herstel van dat gebrek gemoeide kosten. Als oorzaak is benoemd de, als gevolg van bezonning ontstane, spanningen in de dakconstructie. Herstel van dat gebrek kan volgens het rapport plaatsvinden door de volgende maatregelen:
1. Het aanbrengen van een glijviltstrook over de bovenzijde van de stalen spanten. De kosten daarvan zijn geraamd op € 1.750,-.
2. Verzwaring van de middengording. Kosten: € 750,-.
3. Inkorten van de triplex aftimmering van het schoorsteenkanaal tegen de onderzijde van de dakplaten. Kosten: € 200,-.
4. Aansluiting van de verdiepingsvloer tegen de onderzijde van de dakplaten. Kosten: niet opgegeven (pm).
5. Aanbrengen van ontbrekende ravelingen aan de dakvensters. Kosten: € 2.100,-.
Alle bedragen zijn exclusief BTW.
5.14
De BDA Groep schat de totale herstelkosten aldus op een bedrag van € 4.800,- + pm, exclusief btw. Vooralsnog lijkt het erop dat met deze herstelmaatregelen de klachten afdoende verholpen zullen zijn tegen de door de BDA Groep geschatte kosten. Ter comparitie in eerste aanleg hebben [appellanten] c.s. nog wel gesteld dat deze werkzaamheden door hun aannemer niet voor dit bedrag gedaan kunnen worden, maar een concrete, aanvullende, calculatie is niet overgelegd. Het vervangen van de dakplaten, zoals door Landstra genoemd, komt het hof vooralsnog als een onnodig zware ingreep voor.
5.15
De omvang van de aldus voorlopig geraamde kosten is zodanig dat een schikking tussen partijen tot de mogelijkheden lijkt te behoren, waardoor nadere bewijsvoering en/of nader onderzoek niet noodzakelijk zullen zijn. Indien partijen de weg van de schikking willen inslaan staat het hen uiteraard vrij, ter voorkoming van verdere (proces)kosten te pogen reeds voorafgaand aan na te melden comparitie van partijen overeenstemming te bereiken.

6.De slotsom

6.1
Teneinde van partijen nadere inlichtingen te verkrijgen en een schikking te beproeven zal een comparitie van partijen worden bepaald.
6.2
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.

7.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bepaalt dat partijen in persoon (dat wil zeggen: indien zij niet allen ter terechtzitting verschijnen, vertegenwoordigd door in ieder geval één van de vijf appellanten respectievelijk vijf geïntimeerden, welke vertegenwoordiger dan van de zaak op de hoogte is, tot het geven van de verlangde inlichtingen in staat is en tot het aangaan van een schikking bevoegd is) samen met hun advocaten zullen verschijnen voor de meervoudige kamer van het hof die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden op een nader te bepalen dag en tijdstip, om inlichtingen te geven als onder 6.1 vermeld en opdat kan worden onderzocht of partijen het op een of meer punten met elkaar eens kunnen worden;
bepaalt dat partijen de verhinderdagen van partijen en hun advocaten in de maanden november 2017 tot en met juni 2018 zullen opgeven op de
roldatum 10 oktober 2017, waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door het hof zullen worden vastgesteld;
bepaalt dat indien een partij bij gelegenheid van de comparitie van partijen nog een proceshandeling wenst te verrichten of producties in het geding wenst te brengen, deze partij ervoor dient te zorgen dat het hof en de wederpartij uiterlijk twee weken voor de dag van de zitting een afschrift van de te verrichten proceshandeling of de in het geding te brengen producties hebben ontvangen;
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mr. W.P.M. ter Berg, mr. D.J. Keur en mr. O.E. Mulder en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
19 september 2017.