ECLI:NL:GHARL:2017:8239
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Hoger beroep inzake pensioenverevening na echtscheiding met afstand van recht en rechtsverwerking
In deze zaak gaat het om een hoger beroep betreffende de verevening van pensioenrechten na echtscheiding tussen de vrouw (appellante) en de man (geïntimeerde). Partijen zijn op 20 december 1972 gehuwd en zijn op 17 oktober 2001 gescheiden. In het echtscheidingsconvenant is afgesproken dat de pensioenrechten zouden worden verevend. De vrouw heeft in 2007 aan de man laten weten dat zij geen alimentatie meer wenste te ontvangen, maar heeft geen expliciete afstand van haar recht op pensioenverevening gedaan. In 2014 heeft de vrouw aanspraak gemaakt op haar deel van het pensioen, maar de man betwistte dit en voerde aan dat de vrouw afstand had gedaan van haar recht op pensioenverevening.
De rechtbank Midden-Nederland heeft de vorderingen van de vrouw afgewezen, maar in hoger beroep heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden geoordeeld dat de vrouw niet afstand heeft gedaan van haar recht op pensioenverevening. Het hof oordeelt dat de man onvoldoende bewijs heeft geleverd voor zijn stelling dat de vrouw afstand heeft gedaan van haar recht. Het hof wijst de vorderingen van de vrouw toe, inclusief de wettelijke rente, en veroordeelt de man tot het verstrekken van informatie aan de vrouw over de opgebouwde pensioenaanspraken en tot betaling van de achterstallige pensioentermijnen. De man wordt ook veroordeeld tot het betalen van een dwangsom bij niet-naleving van de uitspraak.