ECLI:NL:GHARL:2017:7793

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
6 september 2017
Zaaknummer
17/00003
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontvankelijkheid van beroep tegen naheffingsaanslag omzetbelasting

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2017 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 november 2016. De rechtbank had het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet aannemelijk was dat het beroepschrift tijdig ter post was bezorgd. De Inspecteur had eerder een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd en het bezwaar van belanghebbende ongegrond verklaard.

Tijdens de zitting op 5 juli 2017 heeft de gemachtigde van belanghebbende verklaard dat hij het beroepschrift op 18 maart 2016 in de brievenbus had gedeponeerd. De rechtbank had echter de datum van het poststempel op de envelop als uitgangspunt genomen en geconcludeerd dat het beroepschrift te laat was ingediend. Het Hof heeft de argumenten van de gemachtigde in overweging genomen en vastgesteld dat de gemachtigde aannemelijk heeft gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.

Het Hof heeft daarom de uitspraak van de rechtbank vernietigd, het beroep ontvankelijk verklaard en de zaak terugverwezen naar de rechtbank voor een inhoudelijke behandeling. Tevens is bepaald dat de Inspecteur de proceskosten van belanghebbende moet vergoeden. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen hebben de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Arnhem
nummer 17/00003
uitspraakdatum: 5 september 2017
Uitspraak van de derde meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X] B.V.te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 24 november 2016, nummer AWB 16/1873, in het geding tussen belanghebbende en
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/Kantoor Enschede(hierna: de Inspecteur)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Aan belanghebbende is een naheffingsaanslag omzetbelasting opgelegd. Bij beschikking is heffingsrente berekend.
1.2.
De Inspecteur heeft bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraken in beroep gekomen bij de rechtbank Gelderland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De Inspecteur heeft op 5 februari 2016 de bestreden uitspraken op bezwaar gedaan.
2.2.
De gemachtigde van belanghebbende heeft tegen de uitspraken op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. Op de envelop, die tot de gedingstukken behoort, staat een leesbaar poststempel met de datum 21 maart 2016. Op de envelop staat ook een ontvangststempel met de datum 22 maart 2016.
2.3.
De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet aannemelijk acht dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.

3.Geschil

3.1.
In geschil is de ontvankelijkheid van het beroep.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De dagtekening van de uitspraken op bezwaar is (vrijdag) 5 februari 2016. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het geschrift na die datum is verzonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is daarmee aangevangen op (zaterdag) 6 februari 2016. Vrijdag 18 maart 2016 was derhalve de laatste dag waarop tijdig beroep kon worden ingesteld. Op de envelop is een leesbare poststempel geplaatst met de datum 21 maart 2016.
4.2.
Terpostbezorging vindt plaats op het moment waarop een poststuk in de brievenbus wordt gedeponeerd dan wel op het moment waarop het op een postvestiging wordt aangeboden. De omstandigheid dat een poststuk op een bepaalde datum door het postvervoerbedrijf is afgestempeld, sluit niet uit dat dit stuk op een eerdere datum ter post is bezorgd. Dat neemt niet weg dat het datumstempel van het postvervoerbedrijf veelal het enige vaststaande gegeven is met betrekking tot het tijdstip van terpostbezorging. In verband daarmee moet in gevallen waarin op de envelop een leesbaar poststempel is geplaatst, als bewijsrechtelijk uitgangspunt worden genomen dat terpostbezorging heeft plaatsgevonden op de dag waarop het desbetreffende poststuk door het postvervoerbedrijf is afgestempeld. Voor afwijking van dit uitgangspunt bestaat aanleiding indien de rechter aannemelijk acht dat het poststuk ter post is bezorgd vóór de datum van afstempeling door het postvervoerbedrijf. De bewijslast hiervoor ligt bij de partij die stelt dat zij het poststuk vóór die datum ter post heeft bezorgd (vergelijk HR 28 januari 2011, nr. 10/02285, ECLI:NL:HR:2011:BP2138).
4.3.
De gemachtigde van belanghebbende heeft in dit kader aangevoerd dat hij het beroepschrift op 18 maart 2016 en dus tijdig ter post heeft bezorgd. Ter zitting van het Hof heeft de gemachtigde verklaard dat hij werkzaam is op een kantoor dat hij met zijn echtgenote drijft, dat hij zijn brieven altijd zelf naar de brievenbus brengt en dat hij het beroepschrift op vrijdag 18 maart 2016 in de brievenbus in Oosterwolde heeft gedeponeerd. De gemachtigde verwijst naar zijn urenspecificatie, die tot de gedingstukken behoort, en waarin staat dat hij op 18 maart 2016 0,6 uur heeft besteed aan het (pro forma) beroepschrift. Dat is de enige datum waarop de gemachtigde aan dit beroepschrift heeft gewerkt. De gemachtigde heeft er niet op gelet wanneer de eerstvolgende lichting van de brievenbus zou zijn. De gemachtigde vermoedt dat de brievenbus net gelicht was. De gemachtigde heeft voorts onweersproken verklaard dat de brievenbus niet in het weekeinde wordt gelicht.
4.4.
Belanghebbende heeft met de overgelegde urenspecificatie en zijn verklaring ter zitting van het Hof aannemelijk gemaakt dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. De Rechtbank heeft het beroep ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof zal, conform de wens van belanghebbende, de zaak terugwijzen naar de Rechtbank voor een inhoudelijke behandeling van het geschil.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep gegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Nu het Hof het hoger beroep gegrond verklaart, bepaalt het Hof dat de griffier aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt.
Het Hof stelt de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van het hoger beroep heeft moeten maken overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op € 495 voor de kosten in hoger beroep (2 punten (hogerberoepschrift en bijwonen zitting)  wegingsfactor 0,5  € 495 (bedrag 2017)).

6.Beslissing

Het Hof:
– vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
– verklaart het bij de Rechtbank ingestelde beroep ontvankelijk,
– wijst de zaak terug naar de Rechtbank,
– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 495,
– gelast dat de griffier aan belanghebbende het betaalde griffierecht vergoedt, te weten € 501 in verband met het hoger beroep bij het Hof.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. van Dongen, voorzitter, mr. A.J.H. van Suilen en mr. A.I. van Amsterdam, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.
De beslissing is op 5 september 2017 in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(A. Vellema) (A. van Dongen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op: 6 september 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH DEN HAAG.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.