Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van twee minderjarige kinderen, [kind 1] en [kind 2]. De vader, verzoeker in hoger beroep, had de kinderrechter in de rechtbank Overijssel verzocht om de ondertoezichtstelling op te heffen, die eerder was ingesteld op 8 december 2016. De kinderrechter had op 15 mei 2017 de ondertoezichtstelling opgeheven, maar de gecertificeerde instelling (GI) verzocht het hof om deze beslissing te herzien.
Tijdens de mondelinge behandeling op 25 augustus 2017 werd duidelijk dat de ouders van de kinderen, die van 2006 tot 2012 met elkaar waren getrouwd, al geruime tijd geen contact meer hadden. De kinderen stonden ingeschreven bij de moeder en hadden geen contact met hun vader. Het hof constateerde dat de ouders niet met elkaar communiceerden en dat er sprake was van wantrouwen en onbegrip. De GI had zich in de ondertoezichtstelling gericht op het herstel van de omgang tussen de vader en de kinderen, maar had geen mogelijkheden gezien om dit te realiseren.
Het hof oordeelde dat de ernstige ontwikkelingsbedreiging van de kinderen niet alleen voortkwam uit het ontbreken van contact met hun vader, maar ook uit de problematische gezinssituatie. Het hof besloot de beschikking van de kinderrechter te vernietigen en het verzoek van de GI tot opheffing van de ondertoezichtstelling af te wijzen. Het hof benadrukte dat er intensief gewerkt moest worden aan systeemtherapie om de communicatie en samenwerking binnen het gezin te verbeteren.