Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
- het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 februari 2017;
- het verweerschrift;
- een journaalbericht van mr. Wullink van 26 juni 2017 met een bijlage en
- een journaalbericht van mr. Kalk van 30 juni 2017 met bijlagen.
3.De vaststaande feiten
4.De omvang van het geschil
5.De motivering van de beslissing
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Tenzij lid 2 is toegepast wordt, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
Sinds de verbreking van de relatie van de moeder en de vader in 2008 vormt de moeder met de betrokkene en de zus een gezin en is er niet of nauwelijks contact geweest tussen de betrokkene en de vader. De betrokkene is geboren met een lichamelijke en licht verstandelijke beperking. Zij is afhankelijk van een rolstoel of rollator en zij moet om de drie uur gekatheteriseerd worden. De moeder verzorgt haar. Naar verwachting zal de betrokkene na de zomer een werkervaringsplek/stageplek krijgen.
In de bestreden beschikking is de kantonrechter ten onrechte voorbijgegaan aan de uitdrukkelijke wens van de betrokkene om de moeder tot mentor te benoemen en ontbreekt een duidelijke motivering. Er zijn geen gegronde redenen die zich tegen de benoeming van de moeder tot mentor verzetten: zij is altijd het aanspreekpunt voor de betrokkene geweest en kent haar als geen ander. Ook vanwege de hoge kosten die de mentor in rekening brengt, ruim € 1.300,- per jaar, is het niet in het belang van de betrokkene dat [belanghebbende 2] mentor is.
Voor de kosten van de mentor is wellicht een voorziening in de vorm van bijzondere bijstand mogelijk, aldus de vader.
De betrokkene heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd verklaard dat de contacten die tot nu toe met de huidige mentor hebben plaatsgevonden weliswaar goed zijn verlopen, maar dat het haar uitdrukkelijke wens is dat het mentorschap wordt overgedragen aan de moeder, met wie zij het meest vertrouwd is en met wie zij het liefst persoonlijke, niet-vermogensrechtelijke aangelegenheden bespreekt. De betrokkene heeft voorts verklaard dat de moeder tot haar tevredenheid al gedurende [tijd] jaar voor haar zorgt, dat zij dergelijke aangelegenheden altijd eerst met de moeder bespreekt en dat zij vervolgens samen beslissen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader desgevraagd verklaard dat hij inziet dat de moeder zich met de beste bedoelingen naar vermogen inspant om al het mogelijke voor de betrokkene te doen.
De mentor heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat de moeder zich meer dan gemiddeld inspant voor de betrokkene en dat hij geen aanleiding ziet om te vermoeden dat de moeder niet in het belang van de betrokkene handelt of zal handelen.