ECLI:NL:GHARL:2017:7710

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
5 september 2017
Publicatiedatum
5 september 2017
Zaaknummer
200.208.877
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Benoeming van een mentor in het kader van mentorschap en de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene

In deze zaak gaat het om de benoeming van een mentor voor een meerderjarige betrokkene die als gevolg van haar geestelijke en lichamelijke toestand niet in staat is haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. De moeder van de betrokkene heeft in hoger beroep verzocht om haar benoeming tot mentor, in plaats van de eerder benoemde mentor, [belanghebbende 2]. De kantonrechter had in eerste aanleg een mentorschap ingesteld en [belanghebbende 2] benoemd, maar de moeder en de betrokkene zijn van mening dat deze beslissing onterecht is, gezien de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene voor haar moeder als mentor. Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de betrokkene verklaard dat zij het liefst haar persoonlijke aangelegenheden met haar moeder bespreekt en dat zij al jarenlang voor haar zorgt. De vader van de betrokkene heeft verweer gevoerd en betoogd dat de moeder niet de juiste persoon is om als mentor op te treden, maar het hof heeft geconcludeerd dat er geen gegronde redenen zijn om de voorkeur van de betrokkene voor haar moeder niet te respecteren. Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd voor zover deze [belanghebbende 2] tot mentor benoemde en de moeder benoemd tot mentor, terwijl de overige onderdelen van de beschikking zijn bekrachtigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.208.877
(zaaknummer rechtbank Gelderland 5389576)
beschikking van 5 september 2017
inzake
[verzoekster 1], verder te noemen: de moeder
en
[verzoekster 2], verder te noemen: de betrokkene,
beiden wonende te [woonplaats verzoeksters] ,
verzoeksters in hoger beroep,
advocaat: mr. J.G. Kalk te Doetinchem,
en
[verweerder],
wonende te [woonplaats verweerder] ,
verweerder in hoger beroep, verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. G.W. Wullink te Doetinchem.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende 1],
wonende te [woonplaats belanghebbende 1] ,
verder te noemen: de zus,
en
[belanghebbende 2] ,
kantoorhoudende te [plaats] ,
verder te noemen: de mentor.

1.Het geding in eerste aanleg

Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, team bewind en erfrecht) van 20 december 2016, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (verder: de bestreden beschikking).

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het beroepschrift met producties, ingekomen op 2 februari 2017;
  • het verweerschrift;
  • een journaalbericht van mr. Wullink van 26 juni 2017 met een bijlage en
  • een journaalbericht van mr. Kalk van 30 juni 2017 met bijlagen.
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 6 juli 2017 plaatsgevonden. De moeder en de betrokkene zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaat. De vader is in persoon verscheen. Zijn advocaat is niet verschenen. De zus is evenmin verschenen. Voorts is de mentor verschenen.

3.De vaststaande feiten

3.1
De betrokkene is geboren op [geboortedatum] .
3.2
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 21 september 2016, heeft de moeder verzocht een bewind in te stellen over de goederen van de betrokkene en een mentorschap in te stellen ten behoeve van de betrokkene.
3.3
bij beschikking van 18 november 2016 heeft de kantonrechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen met ingang van [datum] een bewind ingesteld over de goederen die (zullen) toebehoren aan de betrokkene, wegens haar geestelijke of lichamelijke toestand, en de moeder tot bewindvoerder benoemd.
3.4
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter een mentorschap ten behoeve van de betrokkene ingesteld en de mentor benoemd.

4.De omvang van het geschil

4.1
In geschil is de persoon van de mentor.
4.2
De moeder en de betrokkene zijn met één grief in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Zij verzoeken het hof die beschikking te vernietigen voor zover daarbij [belanghebbende 2] tot mentor is benoemd en opnieuw beschikkende in zijn plaats te benoemen de moeder, subsidiair de moeder en de zus.
4.3
De vader heeft verweer gevoerd. Hij verzoekt het hof het verzoek van de moeder en de betrokkene af te wijzen en de bestreden beschikking te bekrachtigen.

5.De motivering van de beslissing

5.1
Ingevolge artikel 1:450 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de kantonrechter, indien een meerderjarige als gevolg van zijn geestelijke of lichamelijke toestand tijdelijk of duurzaam niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen, een mentorschap instellen.
Op grond van 1:452 lid 3 BW volgt de rechter bij de benoeming van de mentor de uitdrukkelijke voorkeur van de betrokkene, tenzij gegronde redenen zich tegen zodanige benoeming verzetten. Tenzij lid 2 is toegepast wordt, indien de betrokkene is gehuwd, een geregistreerd partnerschap is aangegaan of anderszins een levenspartner heeft, bij voorkeur de echtgenoot, geregistreerd partner, dan wel een andere levensgezel tot mentor benoemd. Is het voorgaande niet van toepassing, dan wordt bij voorkeur een van zijn ouders, kinderen, broers of zusters tot mentor benoemd.
5.2
De moeder en de betrokkene stellen dat de kantonrechter ten onrechte [belanghebbende 2] in plaats van de moeder tot mentor heeft benoemd. Zij voeren daartoe het volgende aan.
Sinds de verbreking van de relatie van de moeder en de vader in 2008 vormt de moeder met de betrokkene en de zus een gezin en is er niet of nauwelijks contact geweest tussen de betrokkene en de vader. De betrokkene is geboren met een lichamelijke en licht verstandelijke beperking. Zij is afhankelijk van een rolstoel of rollator en zij moet om de drie uur gekatheteriseerd worden. De moeder verzorgt haar. Naar verwachting zal de betrokkene na de zomer een werkervaringsplek/stageplek krijgen.
In de bestreden beschikking is de kantonrechter ten onrechte voorbijgegaan aan de uitdrukkelijke wens van de betrokkene om de moeder tot mentor te benoemen en ontbreekt een duidelijke motivering. Er zijn geen gegronde redenen die zich tegen de benoeming van de moeder tot mentor verzetten: zij is altijd het aanspreekpunt voor de betrokkene geweest en kent haar als geen ander. Ook vanwege de hoge kosten die de mentor in rekening brengt, ruim € 1.300,- per jaar, is het niet in het belang van de betrokkene dat [belanghebbende 2] mentor is.
De moeder is bereid het mentorschap op zich te nemen en als er reden is om een tweede mentor te benoemen, dan verzoekt zij de zus als zodanig te benoemen. De zus is ook bereid die taak op zich te nemen.
5.3
De vader voert aan dat de kantonrechter een juiste beslissing heeft genomen om niet de moeder, maar [belanghebbende 2] tot mentor te benoemen. De betrokkene is in verband met haar zwakbegaafdheid niet goed in staat haar belangen van niet-vermogensrechtelijke aard zelf behoorlijk waar te nemen. Zij wordt regelmatig overschat omdat zij verbaal redelijk sterk is. Het is in het belang van de betrokkene dat genoemde belangen naar behoren worden waargenomen en de moeder is daarvoor niet de juiste persoon. De zorg van de vader is dat de moeder de betrokkene teveel beperkt in haar zelfstandigheid en zelfredzaamheid waardoor zij geen sociaal leven heeft en veel thuis verblijft terwijl oplossingen voor de lichamelijke situatie van de betrokkene voorhanden zijn. Ook de zus acht de vader in verband met haar jeugdige leeftijd en beperkte levenservaring, niet geschikt om als mentor te worden benoemd.
Voor de kosten van de mentor is wellicht een voorziening in de vorm van bijzondere bijstand mogelijk, aldus de vader.
5.4
Uit de stukken en het verhandelde ter zitting is het hof het volgende gebleken.
De betrokkene heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep desgevraagd verklaard dat de contacten die tot nu toe met de huidige mentor hebben plaatsgevonden weliswaar goed zijn verlopen, maar dat het haar uitdrukkelijke wens is dat het mentorschap wordt overgedragen aan de moeder, met wie zij het meest vertrouwd is en met wie zij het liefst persoonlijke, niet-vermogensrechtelijke aangelegenheden bespreekt. De betrokkene heeft voorts verklaard dat de moeder tot haar tevredenheid al gedurende [tijd] jaar voor haar zorgt, dat zij dergelijke aangelegenheden altijd eerst met de moeder bespreekt en dat zij vervolgens samen beslissen.
Bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft de vader desgevraagd verklaard dat hij inziet dat de moeder zich met de beste bedoelingen naar vermogen inspant om al het mogelijke voor de betrokkene te doen.
De mentor heeft bij gelegenheid van de mondelinge behandeling in hoger beroep verklaard dat de moeder zich meer dan gemiddeld inspant voor de betrokkene en dat hij geen aanleiding ziet om te vermoeden dat de moeder niet in het belang van de betrokkene handelt of zal handelen.
5.5
Het hof acht het in het belang van de betrokkene dat, conform haar uitdrukkelijke wens, de moeder zal worden benoemd tot mentor. Er zijn geen redenen om te twijfelen aan de goede bedoelingen van de moeder en de stellingen van de vader dat het niet in het belang van de betrokkene is dat de moeder tot mentor wordt benoemd, worden weersproken door de betrokkene zelf, door de moeder en door de mentor. Ook overigens is gesteld noch gebleken dat er gegronde redenen bestaan die zich tegen de benoeming van de moeder tot mentor over de betrokkene verzetten. Nu daarmee het primaire verzoek van de moeder in hoger beroep zal worden toegewezen, behoeft haar subsidiaire verzoek geen bespreking meer. Het hof zal beslissen zoals hierna zal worden vermeld.

6.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
vernietigt de beschikking van de kantonrechter (rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen) van 20 december 2016 voor zover daarbij [belanghebbende 2] tot mentor is benoemd en in zoverre opnieuw beschikkende:
benoemt de moeder tot mentor;
bekrachtigt de bestreden beschikking voor het overige;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.B. de Groot, E.H. Schulten en T. ter Brugge, bijgestaan door G.E.M. Bours als griffier, en is op 5 september 2017 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.