In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 1 september 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de kantonrechter van de rechtbank Den Haag. De zaak betreft een administratieve sanctie van € 390,- die aan de betrokkene was opgelegd voor het niet afsluiten en in stand houden van de vereiste verzekering voor een motorrijtuig, in strijd met artikel 30 van de Wet aansprakelijkheidsverzekering motorrijtuigen (WAM). De betrokkene, eigenaar van een klassieke motor, gaf toe dat het voertuig op de datum van de overtreding niet verzekerd was, maar stelde dat hij dit was vergeten na de aanschaf en overschrijving van het voertuig. Hij had het voertuig direct na ontvangst van de brief van de RDW laten schorsen.
Het hof constateerde dat er sprake was van een gewijzigd inzicht bij het openbaar ministerie over de verhouding tussen de hoogte van het sanctiebedrag en de ernst van de gedraging. De advocaat-generaal had voorgesteld om het sanctiebedrag te matigen, vooral omdat de betrokkene met het onverzekerde voertuig niet aan het verkeer had deelgenomen. Het hof ging akkoord met dit voorstel en besloot de sanctie te verlagen naar € 195,-. Het hof vernietigde de beslissing van de kantonrechter en verklaarde het beroep tegen de beslissing van de officier van justitie gegrond. Tevens werd bepaald dat het teveel betaalde bedrag door de advocaat-generaal aan de betrokkene moest worden gerestitueerd.
Deze uitspraak benadrukt de zorgplicht van kentekenhouders om een verzekering af te sluiten en de mogelijkheid van matiging van sancties in bijzondere omstandigheden, zoals het niet deelnemen aan het verkeer met een onverzekerd voertuig.