ECLI:NL:GHARL:2017:7547
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Afwijzing verzoek tot ontslag van instantie in faillissementsprocedure met betrekking tot proceskosten en samenhang tussen conventie en reconventie
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over een verzoek tot ontslag van instantie. De appellant, die op 20 december 2016 in staat van faillissement was verklaard, had een procedure in conventie aangespannen, terwijl de geïntimeerde vorderingen in reconventie had ingesteld. De procedure in reconventie was geschorst op grond van artikel 29 van de Faillissementswet (Fw), terwijl de procedure in conventie op verzoek van de geïntimeerde was geschorst op grond van artikel 27 Fw. De curator had aangegeven de procedure niet te willen overnemen, wat leidde tot het verzoek van de geïntimeerde tot ontslag van instantie.
Het hof heeft in zijn beoordeling de belangen van beide partijen afgewogen. De geïntimeerde had belang bij het ontslag van instantie om te voorkomen dat hij de proceskosten niet op de appellant kon verhalen indien hij in het gelijk werd gesteld. Aan de andere kant had de appellant belang bij een beslissing in hoger beroep om te voorkomen dat het vonnis in eerste aanleg, waarbij zijn vordering was afgewezen, in kracht van gewijsde zou gaan. Het hof oordeelde dat de appellant voldoende zekerheid had gesteld voor de proceskosten, waardoor de belangenafweging in zijn voordeel uitviel.
Daarnaast oordeelde het hof dat toewijzing van het verzoek tot ontslag van instantie in strijd zou komen met de eisen van een goede procesorde, gezien de nauwe samenhang tussen de vorderingen in conventie en reconventie. Het hof wees het verzoek tot ontslag van instantie af en hield verdere beslissingen aan, met de mogelijkheid voor partijen om zich uit te laten over de voortgang van de procedure. Het arrest is gewezen door de rechters F.J.P. Lock, P.L.R. Wefers Bettink en A.E.B. ter Heide.