ECLI:NL:GHARL:2017:7540

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
29 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
200.177.795
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige informatieverstrekking door gemeenteambtenaar over bouwmogelijkheden perceel

In deze zaak gaat het om de onrechtmatige informatieverstrekking door een gemeenteambtenaar aan een particulier, [X], over de bouwmogelijkheden van een perceel. [X] overweegt in 2009 een perceel te kopen en vraagt informatie aan bij de gemeente Rijssen-Holten. Tijdens een gesprek op 24 september 2009 met de ambtenaar wordt hem verteld dat het bouwplan in strijd is met het bestemmingsplan en dat een verzoek om wijziging van het bestemmingsplan weinig kans van slagen heeft. Op basis van deze informatie besluit [X] het plan te laten varen. Later blijkt dat het perceel is verkocht aan de zoon van een andere ambtenaar, die daarop drie woningen laat bouwen. Het hof oordeelt dat de informatie die [X] heeft ontvangen, gezien de stelligheid van de ambtenaar, als onrechtmatige daad aan de gemeente kan worden toegerekend.

De rechtbank had eerder al geoordeeld dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door [X] onjuist te informeren over de maximale bestemmingsmogelijkheden op het perceel. De gemeente is in hoger beroep gegaan en heeft zeven grieven ingediend. Het hof heeft de zaak naar de rol verwezen om de gemeente in de gelegenheid te stellen aanvullende documenten in te dienen die relevant zijn voor de beoordeling van de zaak. De beslissing van het hof is dat de gemeente de in het arrest genoemde documenten moet overleggen, waarna [X] de gelegenheid krijgt om hierop te reageren. De verdere beslissing is aangehouden.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.177.795
(zaaknummer rechtbank Overijssel C/08/150548)
arrest van 29 augustus 2017
in de zaak van
de publiekrechtelijke rechtspersoon
Gemeente Rijssen-Holten,
zetelende te Rijssen,
appellante,
in eerste aanleg: gedaagde
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. J.A. Mohuddy,
tegen:
[geïntimeerde],
wonende te [plaatsnaam] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [X] ,
advocaat: mr. F. Kolkman.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van 7 mei 2014 en 17 juni 2015 die de rechtbank Overijssel, team kanton- en handelsrecht, locatie Almelo, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
■ de dagvaarding in hoger beroep d.d. 10 september 2015,
■ de memorie van grieven (met producties),
■ de memorie van antwoord (met producties).
2.2
Vervolgens hebben partijen de stukken voor het wijzen van arrest aan het hof overgelegd en heeft het hof arrest bepaald.
2.3
De Gemeente vordert in het hoger beroep samengevat dat het hof het vonnis van de rechtbank van 17 juni 2015 vernietigt en de vordering van [X] alsnog afwijst, met veroordeling van [X] in de kosten van het geding in beide instanties.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 1.1 tot en met 1.5 van het bestreden vonnis, die hierna worden weergegeven.
3.2
[X] heeft in 2009 een gesprek aangevraagd bij de gemeente Rijssen-Holten. Het gesprek heeft plaatsgevonden op 24 september 2009 met de heer [de ambtenaar] , ambtenaar van de Afdeling Wonen en Ondernemen van deze gemeente (hierna ook: [de ambtenaar] ). Het onderwerp van gesprek was de bouwmogelijkheden op het [het perceel] , hierna: het perceel). Het perceel met woning stond op dat moment te koop.
3.3
Tijdens dit gesprek heeft [de ambtenaar] gezegd dat op het perceel niet meer dan één woning gebouwd mocht worden.
3.4
In december 2009 heeft een collega van [de ambtenaar] , [ambtenaar 2] (geen familie van eiser; hierna te noemen: [ambtenaar 2] ) uitgezocht dat op het perceel wel meer dan één woning gebouwd kon worden. Het perceel is vervolgens op 14 december 2009 aangekocht. Door bouwbedrijf Ter Harmsel is in april 2010, ten behoeve van de zoon van [ambtenaar 2] , een bouwvergunning aangevraagd voor de bouw van drie woningen op het perceel. Deze bouwvergunning is op 21 juni 2010 verleend.
3.5
Bij brief van 10 juni 2010 heeft [X] [de ambtenaar] om zijn zienswijze over deze situatie gevraagd. In zijn reactie van 26 juli 2010 heeft [de ambtenaar] [X] laten weten dat er in dit geval sprake was van een opeenstapeling van besluiten en dat in het interne raadpleegsysteem het bestemmingsplan “Herziening Kern 1970” als het geldende planologische regime naar voren kwam. Het blijkt echter dat aan dit bestemmingsplan deels goedkeuring was onthouden, zodat teruggevallen moest worden op het oude bestemmingsplan “Kern”. Dit was echter op zijn beurt deels ingetrokken, waardoor er voor het betreffende perceel geen planologisch regime gold. Dit laatste was door [de ambtenaar] echter niet onderkend en dat is inderdaad niet goed gegaan. Hij biedt hiervoor zijn excuses aan.
3.6
Bij brief van 7 maart 2011 heeft [X] de gemeente aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade als gevolg van onjuiste informatieverstrekking. De schade is bij brieven van 3 april 2012 en 20 juli 2012 nader onderbouwd.

4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

4.1
[X] heeft in eerste aanleg gevorderd, samengevat weergegeven, dat voor recht wordt verklaard dat de gemeente jegens hem toerekenbaar is tekortgeschoten, dan wel onrechtmatig heeft gehandeld, door hem onjuist te informeren omtrent de maximale bestemmingsmogelijkheden op het perceel [het perceel] en dat de gemeente wordt veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en in de kosten van het geding.
4.2
De rechtbank heeft bij vonnis van 17 juni 2015 voor recht verklaard dat de gemeente onrechtmatig heeft gehandeld door [X] onjuist te informeren omtrent de maximale bestemmingsmogelijkheden op het perceel [het perceel] en de gemeente veroordeeld tot schadevergoeding nader op te maken bij staat en tot betaling van de proceskosten.

5.De beoordeling van de grieven en de vordering

5.1
Deze zaak gaat over de informatieverstrekking door gemeenteambtenaar [de ambtenaar] aan [X] tijdens een tevoren door [X] aangevraagd gesprek op 24 september 2009 over de bebouwingsmogelijkheden van het perceel. Ten tijde van het gesprek stond er op het perceel één huis. De planologische situatie was toen als volgt. Voor het perceel had gedurende enige tijd het bestemmingsplan “Kern” uit 1971 gegolden, maar dit bestemmingsplan was voor onder meer het perceel in 1976 ingetrokken, wat te maken had met een aanvankelijk voorgenomen reconstructie van het kruispunt [het perceel] , welk voornemen later is verlaten. In het bestemmingsplan “Herziening Kern ‘70” uit 1978 is aan het blok, waarin het perceel is gelegen, de bestemming “Woningbouw E- en GW” toegekend. De Gemeente verdedigt met een beroep op de door haar als productie 7 bij memorie van grieven overgelegde pagina’s uit het bestemmingsplan dat het perceel buiten de grenzen van deze bestemming ligt, [X] voert aan de hand van de door hem als producties 3, 4, 5 en 7 bij memorie van antwoord overgelegde documenten aan dat het perceel binnen de grenzen van deze bestemming ligt. Gedeputeerde Staten van Overijssel - hierna: GS - hebben bij besluit van 27 februari 1979 aan een plandeel goedkeuring onthouden, in het besluit omschreven als
“DE OP DE PLANKAART MET RODE OMRANDING AANGEGEVEN BESTEMMING “WONINGBOUW E” GELEGEN AAN DE [het perceel] ”. Het oordeel van GS kwam erop neer dat er geen aanleiding was, nu de reconstructie van het kruispunt/verbreding van de [straat] niet doorging, de teruggerooide bouwblokken aan de [straat] te handhaven, en dat deze bouwblokken aan de bestaande bebouwing moeten worden aangepast. De gemeente heeft echter voor het door GS bedoelde gebied geen nieuw bestemmingsplan vastgesteld, met als gevolg dat er voor dit gebied in 2009 geen bestemmingsplan van kracht was.
5.2
Na een aanvankelijk nog andersluidend standpunt van haar advocaat (vgl. de inleidende dagvaarding onder 11 met productie 8) is de gemeente er in eerste aanleg met [X] vanuit gegaan dat het perceel binnen de rode omranding, zoals bedoeld in het besluit van GS, was gelegen. Dat impliceerde dat op het perceel geen bestemmingsplan van kracht was en dat de bebouwingsmogelijkheden slechts waren begrensd door de bouwverordening, het Bouwbesluit en welstandseisen. Dat leidde weer tot de conclusie dat [de ambtenaar] tijdens het gesprek van 24 september 2009 aan [X] onjuiste informatie heeft verstrekt over de maximale bebouwingsmogelijkheden op het perceel. In eerste aanleg is het debat gegaan over de vraag of de verstrekking van deze onjuiste informatie moest worden gekwalificeerd als een onrechtmatige daad van de gemeente. De rechtbank heeft geoordeeld dat inderdaad sprake was van een onrechtmatige daad. De gemeente is hiertegen in hoger beroep gekomen onder aanvoering van 7 grieven.
5.3
De gemeente heeft onder grief 3 als nieuw verweer aangevoerd dat de informatieverstrekking van [de ambtenaar] toch niet onjuist was, omdat het perceel buiten de grenzen van de bestemming “Woningbouw E” lag en bovendien buiten het met door GS rode omranding aangegeven gebied lag, zodat op het perceel geen appartementencomplex of meerdere woningen konden worden gebouwd. De gemeente heeft in nr. 30 een verbeelding van - volgens haar - de kaart die behoort bij het besluit van GS van 27 februari 1979 overgelegd, waaruit zou blijken dat het perceel nagenoeg geheel buiten de bestemming “ en Wonen E” en buiten de rode omranding ligt. Bij memorie van antwoord heeft [X] aangevoerd dat de gemeente een onjuiste kaart heeft overgelegd en dat uit de door hem overgelegde kleurenkopieën van de plankaart en van de kaart behorende bij het besluit van GS volgt dat het perceel zowel binnen de bestemming “Woningbouw E” ligt als binnen het roodomrande gebied, waaraan goedkeuring is onthouden.
5.4
Omdat de gemeente hierop nog niet heeft kunnen reageren, zal het hof de zaak naar de rol verwijzen voor het nemen van een akte door de gemeente. Het hof nodigt de gemeente uit bij haar reactie door een notaris gewaarmerkte kopieën te voegen van het gehele bestemmingsplan “Kern” uit 1971, het intrekkingsbesluit van 26 november 1976, het goedkeuringsbesluit daarvan van GS van 15 maart 1977, het gehele bestemmingsplan “Herziening Kern ‘76” en het goedkeuringsbesluit van GS van 27 februari 1979, telkens inclusief alle kaarten. Het hof wenst op deze volledige manier te worden geïnformeerd, omdat mede door het wisselende standpunt van de gemeente de zaak onduidelijk is geworden. [X] krijgt de gelegenheid op de akte te reageren bij antwoordakte. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
verwijst de zaak naar de rol van 10 oktober 2017 om de gemeente in de gelegenheid te stellen de in 5.4 genoemde documenten in het geding te brengen. [X] krijgt de gelegenheid daarop bij antwoordakte te reageren;
iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.A. van Rossum, L.F. Wiggers-Rust en F.J. de Vries, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2017.