ECLI:NL:GHARL:2017:7523

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 augustus 2017
Publicatiedatum
30 augustus 2017
Zaaknummer
16/01427
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Teruggaaf van overdrachtsbelasting na vervulling ontbindende voorwaarde

In deze zaak gaat het om de teruggaaf van overdrachtsbelasting na de vervulling van een ontbindende voorwaarde. De belanghebbende, [X] B.V., had op 8 oktober 2014 een verzoek om teruggaaf van € 24.040 aan overdrachtsbelasting ingediend, nadat de Inspecteur de teruggaaf had geweigerd. De rechtbank Noord-Nederland had het beroep van de belanghebbende gegrond verklaard en de Inspecteur opgedragen de teruggave te verlenen. De Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.

De zaak draait om de vraag of de Inspecteur terecht de teruggaaf heeft geweigerd. De Inspecteur stelde dat de ontbinding van de koopovereenkomst alleen recht geeft op teruggaaf als koper en verkoper door die ontbinding juridisch en feitelijk in dezelfde positie komen als voor de levering. De belanghebbende betwistte dit en stelde dat de betaalde bedragen niet als vooruitbetaling op de koopprijs kunnen worden aangemerkt.

Het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden oordeelde dat de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens was hersteld door de vervulling van de ontbindende voorwaarde. De Inspecteur had het verzoek om teruggaaf moeten honoreren, omdat de eigendom van de onroerende zaak weer bij de verkoper was gekomen en de overeengekomen betalingen geen betrekking hadden op de verkrijging. Het hoger beroep van de Inspecteur werd ongegrond verklaard, en de uitspraak van de rechtbank werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 16/01427
uitspraakdatum:
30 augustus 2017
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
de
inspecteurvan de
Belastingdienst/MKB/kantoor Leeuwarden(hierna: de Inspecteur)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 3 november 2016, nummer LEE 16/2048, ECLI:NL:RBNNE:2016:5691, in het geding tussen de Inspecteur en
[X] B.V.,gevestigd te
[Z](hierna: belanghebbende)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Belanghebbende heeft op 8 oktober 2014 op grond van artikel 19 van de Wet op belastingen van rechtsverkeer (hierna: de Wet) een verzoek om teruggaaf van € 24.040 aan overdrachtsbelasting ingediend. Bij beschikking van 19 mei 2015 heeft de Inspecteur de teruggaaf geweigerd.
1.2.
De Inspecteur heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, de uitspraak van de Inspecteur en de beschikking vernietigd en de teruggave gelast van overdrachtsbelasting tot een bedrag van € 24.040.
1.4.
De Inspecteur heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld.
1.5.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 21 juni 2017. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
Bij akte van levering van 14 februari 2012, verleden voor kandidaat-notaris mr. [A] te [B] , heeft belanghebbende de boerenbehuizing met verdere opstallen, erf en land, staande en gelegen aan de [a-straat] 17 te [C] , kadastraal bekend gemeente Beilen, sectie [Y] , nummer [0000] , groot tweeënzeventig are en tweeëndertig centiare (72.32 a) (A), alsmede een perceel cultuurgrond gelegen aan de [a-straat] te [C] , kadastraal bekend gemeente Beilen, sectie [Y] , nummer [0001] , groot een hectare, eenenzestig are en eenenzeventig centiare (01.61.71 ha) (B) (hierna: de onroerende zaak), verkregen.
2.2.
De akte van levering is ingeschreven ten kantore van de Dienst voor het Kadaster en de Openbare Registers op 15 februari 2012. In de akte van levering is onder andere het volgende bepaald:
„(…)
E. KOOPPRIJS
(…)
BETAALDATUM
- Koper zal de koopprijs aan verkoper voldoen uiterlijk één maand nadat voor het gekochte in een onherroepelijk niet meer voor bezwaar, beroep en/of schorsing vatbaar bestemmingsplan de bestemming "bedrijventerrein" is vastgelegd, doch niet eerder dan nadat de bruikleenovereenkomst tussen verkoper en koper als in Hoofdstuk F onder 4.b. is omschreven is geëindigd (hierna ook te nomen: de betaaldatum). (…)
(…)
- Koper is voorts aan verkoper verschuldigd een bedrag van twee duizend euro (€ 2.000) per maand, voor iedere na heden verstreken maand tot de betaaldatum. De aldus door koper aan verkoper uitgekeerde bedragen worden in mindering gebracht op de door koper op de betaaldatum aan verkoper verschuldigde koopprijs. Ingeval van het in vervulling gaan van één van de onder G genoemde ontbindende voorwaarden, heeft koper geen recht restitutie van hetgeen hij aan verkoper heeft uitbetaald.
(…)
F. OVERIGE KOOP- EN LEVERINGSBEPALINGEN
(…)
4.Aanvaarding
Het verkochte is ten tijde van de aflevering in gebruik bij verkoper. Koper verleent aan verkoper het uitsluitend persoonlijk recht om vanaf het moment van de ondertekening van de akte van levering van het gekochte, het gekochte om niet - daarom zonder dat enige (geldelijke) tegenprestatie hoe dan ook verschuldigd zal zijn - te (blijven) gebruiken overeenkomstig de huidige bestemming en op dezelfde wijze als nu gebeurt, hierna verder genoemd: 'de bruikleenovereenkomst'. Met betrekking tot dit gebruiksrecht gelden de volgende bepalingen:
a. (…)
(…)
e De gewassen
De gewassen van het land en de oogst komen toe aan verkoper zonder enige verrekening met koper. (…)
(…)
G. ONTBINDENDE VOORWAARDEN
1.Ontbindende voorwaarden
Deze levering vindt plaats onder de ontbindende voorwaarde dat koper niet op de betaaldatum de koopprijs en het verder door hem verschuldigde heeft voldaan op de wijze als hiervoor aangegeven en verder in aanvulling op de koopovereenkomst als één of meer van de navolgende (rechts)feiten zich voordoen:
a. (…)
(…)
e. De hiervoor onder E. bedoelde onherroepelijke wijziging van de bestemming is niet voor één januari tweeduizend vijftien verkregen. De ontbindende voorwaarde treedt reeds in werking zodra komt vast te staan dat de gewenste onherroepelijke wijziging van het bestemmingsplan voor één januari tweeduizend vijftien niet meer mogelijk is. (…)
(…)
2.Terugkeer eigendom
Als een ontbindende voorwaarde wordt vervuld, keert de eigendom van het gekochte van rechtswege terug in het vermogen van verkoper. (…)
(…)
H. HYPOTHEEKSTELLING
Tot zekerheid voor de nakoming van alle verplichtingen welke uit deze akte voor koper jegens verkoper voortvloeien en voor de voldoening van al hetgeen koper terzake van de koopovereenkomst nu of te eniger tijd verschuldigd zal zijn aan verkoper, hetzij aan boeten, schadevergoedingen, renten en kosten, hetzij aan dwangsommen opgelegd door de rechter, wordt door koper aan verkoper, die zulks aanvaardt, recht van hypotheek verleend op het gekochte alsmede op de daaraan na heden aan te brengen veranderingen of toevoegingen en op al hetgeen voor het gekochte in de plaats treedt, tot een bedrag, grooteen miljoen euro (€ 1.000.000), onder volgende bepalingen: (…)
(…)”.
2.3.
Ter zake van deze levering is € 17.000 aan overdrachtsbelasting op aangifte voldaan. Met dagtekening 10 december 2012 is aan belanghebbende wegens een aanpassing van de splitsing van de koopsom een naheffingsaanslag in de overdrachtsbelasting van € 7.040 opgelegd. Ter zake van de levering is per saldo € 24.040 aan overdrachtsbelasting voldaan.
2.4.
In een akte „constatering na vervulling ontbindende voorwaarde” van 7 oktober 2014, verleden voor notaris mr. [D] te [B] , is onder andere het volgende opgenomen:
„(…)
IN VERVULLING GAAN ONTBINDENDE VOORWAARDE
Partijen constateren dat de onder G.1.e. vermelde ontbindende voorwaarde in vervulling is gegaan. De eigendom van het gekochte komt vanaf één oktober tweeduizend veertien weer toe aan verkoper. (…)
FISCALE VERKLARING
Namens verkoper wordt een beroep gedaan op de vrijstelling van overdrachtsbelasting als bedoeld in artikel 15 lid 1 letter r van de Wet Belastingen Rechtsverkeer, zodat mitsdien de verschuldigde overdrachtsbelasting nihil bedraagt.
TERUGGAVE VAN OVERDRACHTSBELASTING
Door koper wordt onder verwijzing naar het bepaalde in artikel 19 van de Wet Belastingen Rechtsverkeer verzocht de door hem terzake de levering van het gekochte betaalde overdrachtsbelasting ten bedrage van vier en twintig duizend veertig euro (€ 24.040) aangezien door de vervulling van de ontbindende voorwaarde de toestand van vóór de verkrijging door koper feitelijk als rechtens wordt hersteld.”.
2.5.
Gedurende een periode van 20 maanden is door belanghebbende aan verkoper een bedrag van € 2.000 per maand, in totaal derhalve € 40.000, voldaan op basis van hetgeen in de akte van levering is bepaald onder het hoofd: „E. Koopprijs”.
2.6.
Na de vervulling van de ontbindende voorwaarde is door de verkoper het bedrag van € 40.000 niet aan belanghebbende gerestitueerd.
2.7.
Bij brief van 8 oktober 2014 is namens belanghebbende op grond van het bepaalde in artikel 19 van de Wet verzocht om teruggaaf te verlenen voor het destijds aan overdrachtsbelasting voldane bedrag van € 24.040. De Inspecteur heeft bij beschikking van 19 mei 2015 besloten niet aan het verzoek om teruggaaf tegemoet te komen.

3.Geschil

3.1.
In geschil is of de Inspecteur terecht de teruggaaf van de voldane overdrachtsbelasting heeft geweigerd, welke vraag door de Inspecteur bevestigend en door belanghebbende ontkennend wordt beantwoord.
3.2.
De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat in geval van ontbinding van de koopovereenkomst teruggaaf uitsluitend dient te worden verleend indien koper en verkoper door die ontbinding juridisch en feitelijk in dezelfde positie komen als voor de levering van de onroerende zaak, hetgeen meebrengt dat de koopsom geheel wordt terugbetaald, waarvan in het onderhavige geval geen sprake was. Op de koopsom was immers, aldus de Inspecteur, € 40.000 vooruitbetaald, welk bedrag niet is gerestitueerd.
3.3.
Belanghebbende stelt dat de betaalde vergoeding niet als vooruitbetaling op de koopprijs kan worden aangemerkt. Koper en verkoper zijn door de ontbinding in dezelfde positie gekomen als voor de levering van de onroerende zaak.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
Ingevolge het bepaalde in artikel 19, eerste lid, aanhef en onderdeel a, van de Wet wordt op verzoek teruggaaf van de belasting verleend, indien de toestand van vóór de verkrijging zowel feitelijk als rechtens wordt hersteld als gevolg van de vervulling van een ontbindende voorwaarde.
4.2.
Door het intreden van de ontbindende voorwaarde is de eigendom van de onroerende zaak per 1 oktober 2014 weer bij de verkoper komen te berusten. Het gebruik was na de levering in 2012 bij de verkoper gebleven. De overeengekomen koopsom van € 1.000.000 was bij die levering niet betaald, en behoefde derhalve niet op grond van het intreden van de ontbindende voorwaarde te worden gerestitueerd. In zoverre is de toestand van voor de verkrijging zowel feitelijk als rechtens hersteld. De Inspecteur is echter van mening dat voor de toepassing van artikel 19 van de Wet sprake dient te zijn van een volledig herstel, en dat die in het onderhavige geval niet is opgetreden, aangezien een bedrag van € 40.000 op de koopsom was vooruitbetaald, welk bedrag door belanghebbende niet aan de verkoper behoefde te worden terugbetaald en ook niet is terugbetaald.
4.3.
Partijen bij de overeenkomst zijn blijkens de akte van levering overeengekomen dat belanghebbende aan de verkoper € 2.000 per maand zou betalen, en dat de aldus uitgekeerde bedragen in mindering zouden worden gebracht op de op de betaaldatum verschuldigde koopprijs. Zij zijn daarbij tevens overeengekomen dat belanghebbende geen recht had op restitutie van die bedragen in geval van intreden van de ontbindende voorwaarde. Zij hebben aldus een regeling getroffen voor twee onderscheiden situaties: die waarin de ontbindende voorwaarde niet zou intreden en de door de koper betaalde bedragen in mindering strekten op de koopsom, en die waarin de ontbindende voorwaarde wel zou intreden en die bedragen niet in mindering konden strekken op de koopsom. Laatstvermelde situatie heeft zich voorgedaan.
4.4.
Noch uit de stukken van het geding, noch uit de gedingstukken, noch uit het verhandelde ter zitting is precies duidelijk geworden wat aan de overeengekomen betalingen ten grondslag heeft gelegen. Belanghebbende heeft gesteld dat het de uitkomst is geweest van onderhandelingen en dat het erom ging de positie van belanghebbende als koper veilig te stellen. Wat daarvan zij, de betalingen hadden voor het geval van intreden van de ontbindende voorwaarde, dat zich heeft gerealiseerd, geen betrekking op de verkrijging aangezien alsdan de verkrijging juist ongedaan werd gemaakt.
4.5.
De beide bepalingen in de akte van levering kunnen in redelijkheid niet anders worden gelezen dan als een vastlegging van enerzijds de betaling van de koopsom van € 1.000.000 en anderzijds een afzonderlijk overeengekomen betaling door belanghebbende van een bedrag van € 2.000 per maand voor het geval de ontbindende voorwaarde zou intreden. Die betaling kon in geval van intreden van de ontbindende voorwaarde geen betrekking hebben op de verkrijging, en derhalve geen onderdeel uitmaken van de tegenprestatie daarvoor.
4.6.
Het vorenstaande brengt mee dat moet worden geoordeeld dat de toestand van voor de verkrijging zowel feitelijk als rechtens is hersteld door de vervulling van de ontbindende voorwaarde. De Inspecteur had daarom het verzoek om teruggaaf moeten honoreren.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

5.1
Van de Inspecteur zal een griffierecht worden geheven van € 503.
5.2
Niet gesteld of gebleken is dat belanghebbende voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten heeft gemaakt.

6.Beslissing

Het Hof:
– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank en
– bepaalt dat van de Inspecteur op het moment dat deze uitspraak onherroepelijk is komen vast te staan een griffierecht zal worden geheven van € 503.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.W. baron van Knobelsdorff, voorzitter, mr. P. van der Wal en mr. E. Polak, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is op
30 augustus 2017in het openbaar uitgesproken.
De griffier, De voorzitter,
(K. de Jong-Braaksma) (J.W. van Knobelsdorff)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 31 augustus 2017
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.