In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 29 augustus 2017 uitspraak gedaan in hoger beroep over de instelling van een mentorschap voor betrokkene. De kantonrechter had eerder op 4 november 2016 een mentorschap ingesteld op verzoek van de dochters van betrokkene, [belanghebbende 1] en [belanghebbende 2]. Betrokkene, die bijgestaan werd door haar advocaat mr. J.J. van Ewijk, heeft echter in hoger beroep drie grieven ingediend en verzocht om de beschikking van de kantonrechter te vernietigen en het mentorschap op te heffen.
Het hof heeft vastgesteld dat betrokkene, ondanks haar spraakproblemen, in staat is haar belangen zelf waar te nemen en haar mening kenbaar te maken. Tijdens de mondelinge behandeling op 8 augustus 2017 is gebleken dat betrokkene in goede samenwerking met haar partner [belanghebbende 3] en de bewindvoerder haar leven leidt. De dochters van betrokkene zijn niet verschenen tijdens de behandeling en hebben geen intensieve band met haar, wat het hof als een belangrijke factor heeft meegewogen in de beslissing.
Het hof heeft geconcludeerd dat niet aan de wettelijke criteria voor het instellen van een mentorschap is voldaan. De grieven van betrokkene zijn gegrond bevonden, en het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en het verzoek tot instelling van een mentorschap afgewezen. Deze uitspraak benadrukt het belang van de autonomie van de betrokkene en de noodzaak om zorgvuldig te kijken naar de feitelijke situatie van de betrokkenen.